-
Engelands historie van religieuze verdeeldheidOntwaakt! 1985 | 22 juni
-
-
Engelands historie van religieuze verdeeldheid
Door Ontwaakt!-correspondent in Groot-Brittannië
Gedurende vele jaren is er door religieuze organisaties in Engeland gesproken over eenheid. Ze willen daarmee niet zeggen dat er ook maar een groepering zou moeten ophouden te bestaan, maar men streeft naar een „samengaan zonder in elkaar op te gaan”. Elk zou de kenmerkende manier van aanbidding en eredienst van de andere groeperingen moeten erkennen. Onlangs zijn er twee van dergelijke oecumenische pogingen geweest: een tussen de Anglicaanse en de Rooms-Katholieke Kerk; de andere tussen de Anglicaanse Kerk en bepaalde zogeheten Vrije Kerken. De volgende twee artikelen zullen bijdragen tot een analyse van de kansen voor religieuze eenheid in Engeland.
RELIGIEUZE verdeeldheid is in Engeland vanaf het vroegste begin aan de dag getreden. Hoe het christendom Engeland in de tweede eeuw bereikt heeft, is niet bekend. Later ontwikkelden zich twee onderscheiden kerken — de Keltische, die onafhankelijk was, en de Roomse, onder pauselijk bestuur.
Verscheidene eeuwen lang vond er geen ernstige botsing plaats, voornamelijk omdat de twee kerken in verschillende delen van het land geconcentreerd waren. Tegen de zevende eeuw echter kwamen ze door hun zendingsactiviteiten met elkaar in conflict. De geschillen gingen over liturgische kwesties, over de datum van Pasen en dat soort dingen, en niet zozeer over leerstellingen.
In 663 G.T. nodigde de koning van Northumbria beide zijden uit tot de onder zijn voorzitterschap gehouden synode van Whitby. Hoewel hij zelf de Keltische tradities was toegedaan, koos hij de zijde van Rome, waarmee de synode instemde. In bijna heel Engeland verdween hiermee al spoedig de Keltische invloed uit de godsdienst. Rome had gezegevierd. Bijna 900 jaar lang bleef ze de dominerende kerk, in die tijd voortdurend haar religieuze macht en ook haar politieke invloed versterkend. Haar groeiende arrogantie veroorzaakte bittere wrevel bij de heersers en ontevredenheid onder het volk.
De breuk met Rome
De vijandschap tussen Kerk en Staat kwam in de 16de eeuw tijdens de regering van Hendrik VIII tot een hoogtepunt. Catharina van Aragón had hem geen mannelijke erfgenaam geschonken die in leven was gebleven, en daarom was het hem alles waard om van haar te kunnen scheiden en met Anna Boleyn te trouwen. De paus weigerde het huwelijk via een speciale dispensatie te ontbinden, hoewel dit toentertijd een vrij algemeen gebruik was. Klaarblijkelijk waren het politieke factoren die de paus in deze kwestie deden weigeren. Hendrik liet toen het parlement een aantal wetsvoorstellen aannemen waardoor alle banden met Rome werden verbroken en hijzelf het hoofd van de Kerk in Engeland werd. Zo verkreeg de kerk in Engeland in 1534 onafhankelijkheid.
Na de dood van Hendrik werd zijn negenjarige zoon Eduard koning. Er werd een regentschapsraad benoemd die zou regeren totdat hij de meerderjarigheid zou bereiken. Het was een groep van hervormers die vastbesloten waren om afgoderij en bijgeloof uit de religieuze eredienst te verwijderen. Maar Eduard stierf zes jaar later en werd opgevolgd door Maria, Hendriks dochter bij zijn eerste vrouw. Als devoot katholiek was Maria vastbesloten de Anglicaanse Kerk terug te brengen in de schoot van Rome. In 1554 werden de tegen Rome gerichte wetten herroepen. De band met Rome werd een jaar later volledig hersteld. Daarop volgde de wrede vervolging van onberouwvolle protestanten, waarvan er zo’n 300 op de brandstapel kwamen.
Maria regeerde echter slechts vijf jaar. Haar halfzuster Elizabeth volgde haar op en Elizabeth besloot Hendriks koers voort te zetten. Binnen een jaar herstelden twee wetten de wetgeving die gedurende Maria’s regering was herroepen. De tegenzet van de paus was Elizabeth te excommuniceren. Vervolgens trachtte hij met de hulp van de Spaanse Armada Engeland binnen te vallen, maar de poging liep op een rampzalige mislukking uit. Dit alles bracht weer een wrede vervolging over de ’weigeraars’, zoals de katholieken werden genoemd die de anglicaanse diensten weigerden te bezoeken. Ongeveer 250 van hen werden ter dood gebracht.
Interne afscheidingen
De Anglicaanse Kerk was weer van Rome bevrijd, maar daarmee nog niet uit de problemen. Interne verdeeldheid stak de kop op. Enerzijds wilden de anglicanen of ’hoogkerkelijken’ vasthouden aan de roomse rituelen die ondanks de breuk met Rome onveranderd waren gebleven. Anderzijds beschouwden de puriteiten of ’laagkerkelijken’ zulke rituelen als bijgeloof, onschriftuurlijk en afgodisch. Sommigen onder hen hadden er zo’n sterke afkeer van dat zij hun geboorteland verlieten en uitzeilden naar de „Nieuwe Wereld”. De eersten vertrokken op 16 september 1620 aan boord van de Mayflower.
In 1642 barstte een burgeroorlog los die drie jaar zou duren. Er aanspraak op makend krachtens goddelijk recht te regeren, had Karel I het parlement ontbonden en regeerde hij als alleenheerser. Hij werd door de anglicanen ondersteund. Aan de andere kant stonden het parlement en de puriteinen onder de succesvolle leiding van Oliver Cromwell. In 1649 onthoofdden zij Karel en werd de natie een gemenebest met aan het hoofd een rijksvoogd. Gedurende de volgende tien jaar bracht het parlement een scheiding aan tussen de Anglicaanse Kerk en de staat en men verving de anglicaanse vorm van aanbidding door het streng-eenvoudige calvinistische presbyterianisme. Wat er na de oorlog nog aan kerken en kloosters overeind stond, werd gesloten of afgebroken.
Cromwell verbood de anglicaanse en roomse liturgie maar stond verder vrijheid van aanbidding toe. Zo kwamen vele sekten op, waarvan de meeste na een korte opbloei weer verdwenen. Enkele groeiden echter uit tot nu nog bestaande religieuze organisaties, waaronder de baptisten, de quakers en de congregationalisten. In 1738 kwam daar nog het door John Wesley gegrondveste methodisme bij.
De puriteinen met hun presbyterianisme raakten spoedig bij het volk uit de gunst omdat de mensen hun streng-eenvoudige vorm van aanbidding moe werden. In 1660, niet lang na Cromwells dood, kreeg Karel II de uitnodiging om terug te komen uit ballingschap en de troon te bestijgen. Hij en de anglicanen ondernamen behoedzame maar besliste stappen en binnen twee jaar hadden zij het parlement overreed om de Anglicaanse Kerk opnieuw tot staatskerk uit te roepen. Uiteindelijk kregen in 1829 de rooms-katholieken hun volledige burgerrechten terug.
Zo was dus de bijna drie eeuwen durende periode van 1534 tot 1829 een woelige tijd van religieuze conflicten en verdeeldheid. Het was een tijd van versplintering waarin verscheidene religieuze denominaties werden gevormd. De volgende anderhalve eeuw tot op heden verliep betrekkelijk rustig aangezien elke kerk haar eigen weg ging. In de loop van de 20ste eeuw echter begon men serieus over eenwording te praten. Wat is er gebeurd?
-
-
Zullen de kerken in Engeland zich verenigen?Ontwaakt! 1985 | 22 juni
-
-
Zullen de kerken in Engeland zich verenigen?
TOEN de Anglicaanse Kerk zich afscheidde van Rome, was ze slechts een nationale kerk, terwijl de Kerk van Rome een internationale status had. De expansie van het Britse rijk zou de Anglicaanse Kerk echter naar vele delen der wereld voeren. Tegenwoordig kan men in meer dan 20 landen dochterkerken aantreffen. Alle zijn zelfstandig maar toch met de moederkerk verbonden doordat ze deel uitmaken van de „Anglicaanse Kerkgemeenschap”. Zo kreeg ook de Anglicaanse Kerk een internationale status — een pluspunt in onderhandelingen met het Vaticaan.
In betrekkelijk recente tijd heeft de Katholieke Kerk drie dogma’s afgekondigd die de barrière tussen haarzelf en de protestantse kerken hebben verhoogd. Deze zijn: de onbevlekte ontvangenis (zondeloosheid) van Maria (1854), de lichamelijke ten-hemel-opneming van Maria (1950) en de leerstellige onfeilbaarheid van de paus (1870). Inderdaad struikelblokken die eenheid met andere religies in de weg staan!
Toenaderingspogingen tussen anglicanen en katholieken
De paus en de aartsbisschop van Canterbury, die algemeen erkend wordt als het geestelijk hoofd van de Anglicaanse Kerk, werden het in 1966 eens over de formatie van de Internationale Anglicaans-Rooms-Katholieke Commissie. Vanaf 1970 besteedde deze twaalf jaar aan een onderzoek van de moeilijkheden die eenheid in de weg staan, en het aanbevelen van mogelijke oplossingen. De Commissie, samengesteld uit tien geleerden uit elke religie, schonk vooral aandacht aan drie controversiële kwesties: gezag (met inbegrip van primaatschap en onfeilbaarheid van de paus); de katholieke viering van de eucharistie; en de geordineerde geestelijkheid.
Hoe werd het Commissierapport door de twee kerken ontvangen? Geen van beide wees het onmiddellijk van de hand. Men verwacht feitelijk dat beide kerken er jaren voor nodig zullen hebben om een officieel antwoord te formuleren. Maar een redactioneel artikel in de Londense Times voorspelde dat „een werkelijke eenheid tussen de twee [Rome en Canterbury] zeker nog een generatie op zich zal laten wachten”. Zaken die de weg blokkeren zijn onder andere anticonceptie, gehuwde geestelijken, de onfeilbaarheid en bevoegdheden van de paus, de verering van Maria, en de ordinatie van de anglicaanse geestelijkheid, die op het eerste Vaticaanse Concilie in 1896 door Leo XIII „volkomen ongeldig en van geen enkele betekenis” werd verklaard.
Toen paus Johannes Paulus II in de zomer van 1982 Engeland bezocht, werd hij het met de aartsbisschop van Canterbury eens over de oprichting van een nieuwe internationale commissie voor verdere bestudering van de mogelijke stappen in de richting van eenheid.
Toenaderingspogingen tussen de Anglicaanse Kerk en de Vrije Kerken
In de tussentijd heeft de Anglicaanse Kerk ook besprekingen over eenheid gevoerd met drie van de Vrije, of non-conformistische, Kerken — de Methodist, Moravian en United Reformed Church. Deze laatste ontstond in 1972 uit een versmelting van congregationalisten en presbyterianen uit Engeland en Wales.
Ernstige obstakels staan de eenwording in de weg. De Anglicaanse Kerk is tegen vrouwelijke geestelijken gekant terwijl de Vrije Kerken die reeds hebben. Anderzijds moeten de Vrije Kerken niets hebben van de episcopale structuur van de Anglicaanse Kerk. Niettemin besloot elk van de Vrije Kerken ten gunste van eenheid. Doch de Anglicaanse Kerk besloot, na in juli 1982 over de voorstellen te hebben gedebatteerd, zich niet met de Vrije Kerken te verenigen.
De Vrije Kerken waren bitter teleurgesteld. De secretaris van de United Reformed Church gaf als commentaar: „Ik geloof dat andere Kerken zich eerst nog eens zullen bedenken alvorens zich met de Anglicaanse Kerk in te laten.” De secretaris van de methodistische conferentie zei dat het naar zijn mening zeer twijfelachtig was of binnen deze generatie nog enig plan voor eenheid een kans zou maken.
Anglicaanse voorstanders van oecumene waren eveneens teleurgesteld. Na jaren van werk bleef de eenheid toch buiten bereik. Deze tegenslagen werden door anderen echter toegejuicht omdat ze de kerk hadden gered van oecumenische verwikkelingen die haar eigen missie zouden vertroebelen. Deze zienswijze ondersteunend schrijft The Economist: „De Anglicaanse Kerk heeft nu een lange periode voor zich waarin ze vrij is om zich voornamelijk met haar eigen opdracht bezig te houden. . . . De Anglicaanse Kerk zit met het probleem hoe ze degenen kan bedienen die wat over geloof willen weten terwijl ze zelf niet zeker weet wat ze gelooft.”
In een tijdsspanne van enkele maanden waren dus twee belangrijke pogingen tot het bereiken van religieuze eenheid in Engeland vastgelopen.
De motieven voor het zoeken naar eenheid
Waarom stellen de religies van de christenheid er belang in zich te verenigen? Kardinaal Hume zei op een conferentie van katholieke bisschoppen in Rome dat „er geen twijfel over kan bestaan dat een belangrijk obstakel voor de doeltreffende prediking van het Evangelie van Jezus Christus wordt gevormd door het schandaal van de verdeeldheid onder zijn volgelingen. . . . Vooral gedurende deze eeuw hebben christenen in toenemende mate ervaren hoe hun onderlinge verdeeldheid hen frustreert en ongeduldig maakt”.
Enkele jaren geleden zei de anglicaanse bisschop Charles Brent over de noodzaak van religieuze eenheid: „Het is welhaast absurd om te trachten de grote naties van het Verre Oosten binnen de Kerk van Christus te brengen tenzij wij als een eenheid naar buiten kunnen treden.”
Anderen denken dat er een ander motief ten grondslag ligt aan het zoeken naar eenheid. Russell Lewis schreef in de Daily Mail: „Ik heb de indruk dat het streven naar eenheid in werkelijkheid helemaal niet zo’n beweging vanuit het volk is, maar iets dat op touw is gezet door een gewild modieuze elite van bisschoppen en lagere geestelijken die denken dat het de daling in hun aantal toehoorders zal tegengaan. Het is treffend hoe de grote drang tot eenheid samenviel met de sterke daling van het kerkbezoek, beginnend in de jaren zestig in de grootste protestantse kerken en in de jaren zeventig onder de katholieken.”
Wat de motieven voor het streven naar eenheid ook mogen zijn, de religieuze verdeeldheid die jarenlang in Engeland heeft geheerst, is strijdig met Paulus’ duidelijke vermaning aan christenen: „Wees allen eensgezind en vermijd partijvorming; leef in harmonie door hetzelfde te denken en te voelen.” — 1 Korinthiërs 1:10, Groot Nieuws Bijbel.
Wat gebeurt er nu?
Hoewel zij zich zeer goed bewust zijn van de religieuze verdeeldheid om hen heen en de tegenslagen die zij hebben ondervonden, gaan de voorstanders van oecumene door met hun verzoeningspogingen. Voor hen is eenheid een in de verre toekomst liggende vrome verwachting. Voor het ogenblik schijnen zij genoegen te nemen met samenwerking en wederzijds respect. Men spreekt over „samengaan zonder in elkaar op te gaan” zoals de beide voorzitters van de Internationale Anglicaans-Rooms-Katholieke Commissie het beschreven.
In dezelfde trant zei de aartsbisschop van Canterbury tot de vertegenwoordigers van verscheidene religies: „Ik verheug mij over onze onderscheidenheid. Het zou een droeve dag zijn als wij allemaal zouden moeten versmelten tot een of andere grijze uniformiteit.” De eenheid die zij binnen afzienbare tijd denken te bereiken, is dus volstrekt geen ware eenheid, geen terugkeer naar het pure christendom van de eerste eeuw, geen terugkeer naar de bijbel.
Welk standpunt nemen de tienduizenden getuigen van Jehovah in Engeland in deze kwestie van eenheid in? Zij hebben, niet alleen in Engeland maar over de hele aarde en onder mensen van alle rassen en nationaliteiten, een indrukwekkende harmonie en eenheid bereikt. Deze eenheid wordt niet verscheurd door schermutselingen over leerstellingen, de naleving ervan of intern bestuur. Ze wordt niet verbroken wanneer naties zich in oorlog begeven, want Jehovah’s Getuigen blijven strikt neutraal en houden hun christelijke broederschap intact.
De in Milwaukee (VS) verschijnende Sentinel schreef over de Getuigen: „Hun overeenstemming geldt niet slechts de onbeduidende dingen in het leven, maar juist die dingen waar het op aankomt — gedragsregels, trouw aan beginselen, aanbidding van God.”
Commentaar gevend op de wijze waarop zo’n eenheid wordt bereikt, schreef een Britse krant: „Achter alles wat een Getuige doet, schuilt een schriftuurlijke reden. Ja, hun ene fundamentele leerstelling is dat zij de bijbel als . . . waar erkennen.”
De Getuigen nodigen u uit de deugdelijkheid van deze bewering te onderzoeken. Waarom zou u daar niet eens met hen over spreken wanneer zij de volgende keer bij u aanbellen?
[Illustraties op blz. 17]
De historische ontmoeting in 1982 van paus Johannes Paulus en de aartsbisschop van Canterbury, Robert Runcie
[Verantwoording]
UPI/BETTMANN NEWSPHOTOS
-
-
’Elke dag opnieuw 274 voortijdige sterfgevallen’Ontwaakt! 1985 | 22 juni
-
-
’Elke dag opnieuw 274 voortijdige sterfgevallen’
Onder die kop berichtte de in Toronto (Canada) uitgegeven Journal onlangs dat het Brits Medisch Genootschap een campagne was begonnen tegen de advertentiemethoden van de tabaksindustrie. Het artikel citeerde de secretaris van het genootschap, Dr. John Havard, die zei: „De tabaksindustrie betaalt miljoenen aan experts op het gebied van reclame, public relations en verkoopbevordering om haar te helpen de verkoop te stimuleren van een produkt waarvan wij weten — en zij net zo goed dienen te weten — dat het rechtstreeks verantwoordelijk is voor chronische kwalen, ziekten en de dood.
Reclame, het sponsoren van sport en kunst, wedstrijden, kleding die de merknaam draagt en vakanties maken alle deel uit van de poging van die industrie om hun consumenten voor te spiegelen dat roken zeer aantrekkelijk, gezond en begerenswaardig is.
Diezelfde consumenten zijn onze patiënten, en wij kennen de waarheid — roken veroorzaakt verschrikkelijke ziekten en zo veel onnodige sterfgevallen dat het aantal van 100.000 voortijdige sterfgevallen per jaar het bevattingsvermogen bijna te boven gaat.
Tabaksfirma’s zijn verantwoordelijk voor het leggen van een indrukwekkend, wereldomvattend ’rookgordijn’ door een industrie die de medische feiten glashard negeert.”
-