Hoe thans afvalligheid te vermijden
1. Hoe zullen beschuldigingen van leugen en verdraaiing vermeden worden, en welke vragen worden er hier gesteld?
OM AFVALLIGHEID te vermijden, moeten wij afvalligen mijden. Dit kunnen wij pas wanneer wij hen kunnen onderscheiden. Beter nog, wij moeten hen zich zelf laten openbaren, want dan zullen verklaringen van onze zijde over de geestelijke toestand van de orthodoxe religiën der christenheid niet als vooroordeel, verdraaiing der feiten of leugens betiteld worden. Laten de religieuze leiders van deze stelsels eens over dit onderwerp spreken en de geestelijke waarde van deze instellingen eens naar waarde schatten. Laten wij de door Jezus aangegeven beoordelingsbasis gebruiken: „Uit uw eigen mond oordeel ik u, goddeloze slaaf.” Laten wij ons dus door Jezus’ regel laten leiden: „Door uw woorden zult gij worden gerechtvaardigd, en door uw woorden zult gij worden veroordeeld.” Zullen zij door de woorden uit hun eigen mond gerechtvaardigd worden doordat zal blijken dat zij gelijk zijn aan de getrouwe minderheid in Israël, of zullen zij er door veroordeeld worden omdat zij overeenkomen met de afvallige meerderheid van die voorbeeldige natie? Welke rol spelen de orthodoxe religiën der christenheid in de hedendaagse vervulling van de door het Israël uit de oudheid opgevoerde drama’s? — Luk. 19:22; Matth. 12:37, NW.
2, 3. Welke fouten kleven er volgens twee geestelijken aan het geestelijke voedsel in de christenheid, en hebben er reeds eerder dergelijke toestanden bestaan?
2 Verschaffen zij voedzaam geestelijk voedsel? Dr. Pettingill zei: „De religieuze onderwijzingen die thans worden opgediend, zijn een vloek en geen zegen. Het meeste er van is valse religie, die de leringen van Christus negeert.”a Bisschop Pardue klaagde: „De kwaadaardige ziekte waaraan onze orthodoxe Amerikaanse stromingen leiden, is het gevolg van de invretende zuren van ongeloof, waarmee onze overtuigingen zover zijn aangelengd, dat veel van onze religie slechts een kwestie van gewoonte en traditie is geworden. Eensdeels is de vernietigende hogere kritiek op de bijbel zo universeel geworden dat velen van ons, moderne bedienaren van het evangelie, ternauwernood weten wat wij geloven, terwijl wij anderzijds dermate de verstandelijke cultus en gemeenplaatsen aanbidden, dat wij niet langer in bovennatuurlijke machten durven te geloven.”b
3 In Jesaja’s tijd werden de religieleiders berispt omdat zij Jehovah’s door wijn gesymboliseerde waarheid met water aanlengden, en omdat, alhoewel zij met hun mond tot God kwamen en hem met hun lippen eerden, ’hun hart ver af is; want hun religie is een bespotting, louter van buiten geleerde overleveringen.’ In Paulus’ dagen waren er die ’het woord Gods vervalsten’ en intellectuele cultussen hemelhoog verhieven, zodat hij hen aan Jehovah’s waarschuwing herinnerde: „Ik zal de wijsheid der wijzen doen vergaan, en ik zal de intelligentie van de intellectuelen negeren.” Daarop vroeg Paulus: „Heeft God de wijsheid der wereld niet dwaas gemaakt?” De geestelijken vervalsen Gods Woord thans met deze wereldse wijsheid en ze zijn zo van eerbied en vrees voor de intellectuelen dezer wereld vervuld, dat zij zich geen openlijke voorstanders van de bijbelse leer over bovennatuurlijke machten durven te tonen. Waarlijk, „vrees voor mensen spant een strik, maar wie op den HERE [Jehovah] vertrouwt, is onaantastbaar.” — Jes. 29:13, Mo; 2 Kor. 4:2; 1 Kor. 1:19, 20, NW; Spr. 29:25; Jes. 1:22, NBG.
4. Wat geeft een bedienaar van het evangelie toe, en hoe ontstaat er zulk een toestand?
4 Nadat een vooraanstaande bedienaar van het evangelie vijfendertig jaar in een kerk had gepreekt, zei hij: „Ik verlies mijn greep op mijn kerk en mijn mensen trekken zich er gewoon niets van aan. Weet u wat er verkeerd aan mijn kerk is? Mijn mensen mogen me graag, maar zij hebben God niet lief.”c Er is eens opgemerkt dat wanneer de bedienaar van het evangelie het ware licht van Jehovah weerkaatst, hij liefde voor God wakker roept en het kerkelijke leven niet in verval zal geraken, maar dat wanneer hij menselijke wijsheid weerkaatst, bewondering voor en verering van schepselen het resultaat zal zijn. Jezus waarschuwde de zich zelf aanprijzende Farizeeën: „Wat hoog is onder mensen is iets walgelijks in Gods ogen.” Paulus waarschuwde voor hen die „de waarheid van God hebben verwisseld voor de leugen en de schepping hebben vereerd en er heilige dienst voor hebben verricht in plaats van voor Hem die schiep.” — Luk. 16:15; Rom. 1:25, NW.
5. In welk opzicht is de gebruikelijke, orthodoxe opleiding van hedendaagse bedienaren van het evangelie een mislukking, en met wat in Jezus’ tijd komt dit overeen?
5 Waarom blijven zovele hedendaagse bedienaren van het evangelie in gebreke het voedzame geestelijke voedsel dat ons Jehovah doet liefhebben, te verschaffen? Een schrijver in The Christian Century wijtte dit aan hun opleiding: „Waarom gebeurt het zo vaak dat iemand die vurig of zelfs van een brandende overtuiging bezield, een theologische hogeschool gaat bezoeken, er koel of zelfs koud vandaan komt? Op sommige grotere en meer intellectuele theologische hogescholen begint een ontstellend gedeelte der mannen (naar men mij heeft verteld, meer dan een vierde) niet eens met de bediening van het evangelie. Is dit alles nodig om de ongeschikten uit te ziften, de mannen die niet voldoen aan de intellectuele eisen kwijt te raken? Of is het voor een groot gedeelte te wijten aan een geestelijk gebrek van de zijde der hogeschool? . . . Ik ben verontrust over de invloed welke hogescholen op zo velen hunner hebben.”d Vele mensen zeggen dat Jehovah’s getuigen eigenlijk aan theologische hogescholen dienden te studeren om zich voor de bediening van het evangelie te bekwamen. Waarom zou men er echter naar toe gaan om er met zijn brandende ijver voor Jehovah een koude douche te krijgen? Zelfs lauwheid is al een reden om iemand uit de dienst van de evangeliebediening te zetten: „Ik ken uw daden, dat gij noch koud noch heet zijt. Ik wilde dat gij koud waart of anders heet. Daarom, omdat gij lauw zijt en noch heet noch koud, zal ik u uit mijn mond spuwen.” Christus noch zijn apostelen en discipelen bezochten de officiële religieuze scholen van hun tijd, doch zij waren als bedienaren van het evangelie een groot succes; de schriftgeleerden, Farizeeën en Sadduceeën studeerden er wel, maar zij waren een grandioze mislukking. — Openb. 3:15, 16, NW.
6. Wat heeft men toegegeven ten aanzien van het vervallen tot ontrouw en geestelijke ziekte?
6 Hedendaagse bedienaren van het evangelie geven toe dat zij falen, zij erkennen dat hun religies van het ware christendom zijn afgedwaald. Dr. Robert J. McCracken verklaarde dat christenen „er terdege rekening mee moeten houden dat een groot gedeelte van de 680.000.000 christenen in de wereld niet veel meer dan in naam christelijk is, en soms niet eens weet wat het christendom inhoudt, maar vaker lusteloos en onverschillig is, zodat hun religie een aangelegenheid van het tweede plan is.”e De alom heersende geestelijke ziekte bewoog het gebedscomité van de „All Scotland Crusade” er toe op wijd en zijd verspreidde gebedskaarten het volgende te zetten: „Laten wij bidden dat de kerk zich het eerst bekeert. Dat ons als christenen getoond mag worden hoe verschrikkelijk verkeerd wij God hebben voorgesteld, dat wij mensen van zijn wegen hebben afgekeerd en onze kinderen beroofd hebben van de erfenis van vreugde welke zij hadden kunnen ontvangen. Dat wij mogen beseffen hoever het leven waarmee wij ons tevreden hebben gesteld, beneden het peil van Gods beloften staat. Dat wij het gebedsloze, vreugdeloze en zwakke leven dat wij hebben geleefd de rug mogen toekeren en ons schamen voor de verschrompelde, geestloze boodschap welke wij maar al te vaak gepredikt hebben.”f
7. Hoe hebben orthodoxe religieuze leiders de bijbel in Jezus’ tijd en thans krachteloos gemaakt?
7 In Jezus’ dagen was de geestkracht van het volk ondermijnd doordat zij geestelijk honger leden. De filosofieën en overleveringen waarmee zij gevoed waren, gaven geen kracht en maakten het Woord Gods krachteloos, zoals Jezus zei: „Gij [hebt] het woord Gods door uw overlevering krachteloos gemaakt. Gij huichelaars, Jesaja heeft passend over u geprofeteerd, toen hij zei: ’Dit volk eert mij met hun lippen, hun hart is evenwel ver van mij verwijderd. Tevergeefs blijven zij mij achting betonen, omdat zij mensengeboden als leerstellingen onderwijzen.’” Paulus gaf de volgende waarschuwing: „Past op: misschien wil iemand u ten prooi wegdragen door de filosofie en ijdele misleiding overeenkomstig menselijke overlevering, overeenkomstig de elementaire dingen der wereld en niet overeenkomstig Christus” (Matth. 15:6-9; Kol. 2:8, NW). Sommige heidense leerstellingen, overleveringen en wetenschappelijke filosofieën worden evenals vroeger onderwezen, hetgeen ook thans dezelfde gevolgen heeft, namelijk, dat de bijbel door het slijk wordt gehaald. Zo stond er in de baptistische Watchman-Examiner: „De christelijke kerk heeft het vaak nagelaten de mensen een openbaring van God te geven en wel door hen in de plaats daarvan evolutie, een toegeschroeid geweten en een verzwakte en ondoelmatige bijbel te geven. De christelijke kerk heeft God vergeten en . . . een grote menigte mensen voortgebracht die de bijbel verwerpt.”g
8. Waaruit blijkt dat de huidige religieuze opleving in Amerika en verschillende andere landen waardeloos is?
8 Hoe staat het dan met de huidige religieuze opleving in Amerika, en andere landen? Een vertegenwoordiger van de Presbyteriaanse Kerk in Amerika ontdeed deze opleving aldus van haar luister: „De zogenaamde opleving welke Amerika beroert, is geen werkelijke opleving en ze is niet van blijvende aard. De meeste mensen schijnen God te willen hebben zoals men ’s nachts een warme kruik wil hebben — ten einde over een tijdelijk ongemak heen te komen.” Hij voegde er aan toe: „De statistieken onthullen dat de natie steeds christelijker wordt. De nieuwskolommen onthullen dat de natie steeds heidenser wordt.”h Jezus’ woorden zijn thans nog evenzeer van toepassing als toen hij ze uitsprak: „Elke goede boom [brengt] goede vruchten voort, maar elke rotte boom brengt slechte vruchten voort. Waarlijk, aan hun vruchten zult gij die mensen herkennen.” Jezus zei hen die er over dachten christenen te worden, de kosten te berekenen, maar thans is het algemeen de gewoonte na te gaan wat voor voordeel men er bij heeft. Wat win ik er mee? Zal ik er vrede des geestes en zielerust door krijgen of zal het me succes in mijn zaken brengen? Een psychiater in de kleren van een bedienaar van het evangelie is nog lang geen echte bedienaar van het evangelie. Ware christenen zijn er niet zo druk mee bezig de mensen voor dit leven geschikt te maken, dat zij er geen tijd meer voor overhouden om hen aan dat van de hierop volgende wereld, voor het werkelijke leven in Jehovah’s nieuwe wereld, aan te passen. — Matth. 7:17, 20; 1 Tim. 6:17-19, NW.
DE AFVAL TOT WERELDSGEZINDHEID
9, 10. In hoeverre heeft de wereld in het verleden en thans de religieaanhangers overwonnen?
9 De religiën der christenheid zijn geestelijk ziek geworden van het verkeerde geestelijke voedsel en daarom kunnen zij tegen de wereld niet standhouden. Zij vervallen tot wereldsgezindheid, knopen intieme betrekkingen met de wereld aan en worden daardoor haar gevangene. Zij kunnen haar invloed niet weerstaan. Evenals de vóór Christus’ komst naar de aarde levende joden zich van de ware aanbidding afwendden en in nauw contact met de heidense natiën stonden, en evenals de joden uit Christus’ tijd hem verwierpen en riepen, „Wij hebben geen koning dan Cesar!” staan de hedendaagse orthodoxe religiën in nauw contact met deze wereld. Dit wordt door haar leiders zelf toegegeven.
10 Jezus zei dat hij de wereld had overwonnen, maar de meerderheid die thans beweert hem te volgen, is juist door háár overwonnen. Dit valt met evenveel woorden op te maken uit hetgeen The Christian Century schrijft: „De buitenwereld denkt dat religie in de eerste en de laatste plaats een vertroostende en comfortabele aangelegenheid is. Het twintigste-eeuwse christendom heeft zijn overtuigende toon verloren. Voor de meesten onzer betekent het geen kruis, geen onthouding, geen onderwerping van het vlees in het belang van de geest. Wanneer de mensen naar de kerk en haar programma kijken, krijgen zij niet de indruk dat het christendom een geloof voor helden is of dat het betekent een ’gevaarlijk leven te leiden.’ . . . De christenen uit de eerste eeuw kregen die indruk echter over het algemeen wel. Toen betekende en kostte het iets een christen te zijn. Niemand die tussen 30 en 313 n. Chr. leefde, dacht dat het christendom een comfortabele religie was. Het was een geloof voor helden.”i Hoe kan iemand die door de wereld is overwonnen, een kind Gods zijn? „Alles wat uit God geboren is, overwint de wereld. En dit is de overwinning waarmede de wereld is overwonnen, ons geloof.” Daar geloof echter het resultaat is van het horen der bijbelse waarheid, kunnen de geestelijk zieken, die zich niet met de bijbelse waarheid voeden, geen overwinnend geloof hebben. — 1 Joh. 5:4; Rom. 10:14, 17; Hebr. 11:1, NW.
11. Hoe heeft een geestelijke de beschroomdheid en de vrees welke de orthodoxe religie voor de wereld heeft, beschreven, en welke verkeerde opvatting omtrent Christus bestreed hij?
11 Dr. McCracken merkte op hoe schuchter degenen waren die in de genoeglijke sleur der orthodoxie zaten, hoe zij er voor zorgden nooit tegen de populaire winden in te gaan: „Wanneer wij in de kerk slechts minder door gewoontes gebonden, minder stevig aan overleveringen verankerd en minder bevreesd voor vernieuwingen waren! Het zou prachtig zijn wanneer wij eens uit de sleur zouden kunnen komen, de gemeenplaatsen zouden kunnen afdanken, met enkele grijze overleveringen zouden kunnen breken en laten wij zeggen eens iets onverwachts zouden kunnen doen, sommige mensen een schok geven in plaats van hen in slaap te sussen, wanneer wij voor de fluit eens een trompet zouden kunnen nemen. . . . Wij passen er tegenwoordig wel voor op om een standpunt in te nemen, tenzij wij weten uit welke hoek de wind waait.”j Een andere bedienaar van het evangelie drukte zich nog scherper uit: „Er zit weinig fut in de religie van onze tijd. Ze geeft ternauwernood iemand aanstoot. Ze is gewoonlijk veel te timide wil haar invloed buiten haar eigen onmiddellijke omgeving merkbaar zijn. Bij de meeste openbare geschilpunten is ze uitermate bezorgd om de staat en de grote wereld toch maar vooral tevreden te stellen en te gerieven. . . . Daarom kunnen vlak onder haar eigen ogen allerlei soorten van onrecht, verdrukking en immoraliteit welig tieren. Zeer veel mensen stellen zich de Meester voor als een zachte, vriendelijke ziel die overal waar hij ging milde zegeningen uitsprak. . . . Hij wendde zich daarentegen op zijn tochten uitermate aanstootgevend tot allerlei soorten en in allerlei omstandigheden verkerende mensen — zijn familieleden, de discipelen, de schriftgeleerden en Farizeeën en de mensen met onvervreemdbare rechten, zoals de geldwisselaars in de tempel.”k
12. Uit welke schriftuurplaats blijkt dat wereldsgezindheid gelijk staat met ontrouw?
12 Jezus verklaarde: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld.” De discipel Jakobus zei dat een der vereisten van de reine en onbesmette aanbidding is „zich zelf vlekkeloos van de wereld bewaren” en hij sprak een scherp oordeel uit over de christenen die onwettige betrekkingen met haar onderhielden: „Overspeleressen, weet gij niet dat de vriendschap met de wereld vijandschap met God is? Al wie derhalve een vriend der wereld wil zijn, stelt zich tot een vijand van God.” Waarom? Omdat ’de gehele wereld in de macht van de goddeloze ligt’ en men, wanneer men er deel van uitmaakt, zich in Satans macht bevindt. — Joh. 18:36; Jak. 1:27; 4:4; 1 Joh. 5:19, NW.
13. Welke bijbelse waarschuwing tegen het materialisme wordt er vermeld?
13 Christenen worden gewaarschuwd de verleidelijke glinstering van het wereldse materialisme te weerstaan: „Hebt de wereld niet lief noch dat wat in de wereld is. Indien iemand de wereld liefheeft, is de liefde van de Vader niet in hem; omdat alles in de wereld — de begeerte van het vlees en de begeerte der ogen en het opzichtig geuren met iemands bezittingen — niet voortspruit uit de Vader, maar voortspruit uit de wereld. De wereld gaat bovendien voorbij en ook haar begeerte, maar wie de wil van God doet, blijft tot in eeuwigheid.” Niet alleen de grote massa der zogenaamde christenen is bezweken voor het wereldse geschitter, maar ook vele religieuze leiders. Harold C. Case, president van de Boston-universiteit, waarschuwde de geestelijken aldus: „Het traktement krijgt vaak meer aandacht dan de bijbel en de wedijver voor een gunstige positie schijnt soms aanlokkelijker dan het meewerken tot of in vervulling doen gaan van de met het Koninkrijk Gods op aarde verbonden toestanden. . . . In sommige gevallen verliezen bedienaren van het evangelie hun doel uit het oog door een overmatige belangstelling voor salarissen, posities en promoties aan de dag te leggen.”l — 1 Joh. 2:15-17, NW.
14. Werd dit materialisme onder geestelijken in Israëls geschiedenis voorschaduwd?
14 Welk een overeenkomst vertonen zij met de een voorbeeld vormende religieuze leiders van het Israël uit de oudheid! In Jesaja’s tijd werd verondersteld dat zij Jehovah’s wachters waren die waarschuwden voor de gevaren van geestelijke laksheid, en dat zij als goede waakhonden zouden blaffen. Vanwege het hebzuchtige materialisme bleven zij daarin echter in gebreke en schreef Jesaja over hen: „De wachters zijn blind, zij allen hebben geen kennis, zij zijn allen stomme honden, die niet kunnen blaffen; dromend liggen zij neer, zij hebben de sluimering lief. En deze honden zijn vraatzuchtig, zij kennen geen verzadiging; zij zijn herders, die niet weten acht te geven, zij wenden zich allen naar hun eigen weg, ieder naar zijn gewin, niemand uitgezonderd.” De profeet Micha schatte hen op hun juiste waarde: „De hoofden spreken er recht voor geschenken, en de priesters geven er onderricht om loon, en de profeten plegen er waarzeggerij voor geld, en daarbij steunen zij op den HERE [Jehovah] en zeggen: Is de HERE [Jehovah] niet in ons midden? Ons zal geen kwaad overkomen!” Is het niet zo dat de tot ontrouw vervallende materialistische religie-aanhangers ondanks al hun openlijk toegegeven zonden, toch nog steeds beweren dat Jehovah met hen is en hen zal beschermen? Toen Jezus zei, „Gij kunt geen slaven van God en van rijkdommen zijn,” begonnen de ’Farizeeën, die geldzuchtig waren, hem te beschimpen.’ — Jes. 56:10, 11; Micha 3:11, NBG; Luk. 16:13, 14, NW.
„O, HADDEN WIJ MAAR EEN JESAJA OF EEN SINT PAULUS!”
15. Waaraan ontbreekt het in de christenheid, waarom, en wanneer bestond er een soortgelijke toestand?
15 Nadat Dr. John Sutherland Bonnell dit rijkelijke offeren op het altaar van het materialisme had toegegeven, bevestigde hij met de volgende woorden dat er een geestelijke hongersnood heerste: „Wat wij nodig hebben, is, dat er een krachtige adem Gods door de natie blaast.”m Professor Ehrensperger van de Boston-universiteit klaagde op een bijeenkomst van de Methodistische Studentenbond over dit gebrek: „Wij hebben onze religie vereenzelvigd met de machten dezer wereld, en er zijn geen ware profeten om onze ondergang aan te kondigen, om ons wakker te schudden zodat wij ons van onze zonden bewust worden, en om ons te steken zodat wij tot ons zelf zullen komen eer wij elkaar vernietigen.” Religie, zei hij, is „een naam, een instelling geworden, niet de ervaring van ons leven. Wij hebben geen profeten — er zijn helemaal geen profeten meer.”n Zij geven toe dat zij in hun stelsels geen profeten meer hebben. Zij erkennen dat er hongersnood voorkomt zoals in Israël en Juda, namelijk „geen honger naar brood, en geen dorst naar water, maar om de woorden des HEREN [van Jehovah] te horen” (Amos 8:11, NBG). Zij zijn zelf de oorzaak van deze hongersnood, want zij hebben Gods Woord krachteloos gemaakt door zich tot overleveringen, filosofie, psychologie, evolutie en heidendom te wenden. Jehovah’s woorden tot hen die zich in Jeremia’s tijd zijn volk noemden, zijn zeer van toepassing op de hedendaagse religiën der christenheid: „Mijn volk heeft twee boze daden bedreven: Mij, de bron van levend water, hebben zij verlaten, om zichzelf bakken uit te houwen, gebroken bakken, die geen water houden.”
16. Waarom houden de religiën der christenheid niet van de bijbelse waarheid, en hoe komt hun houding overeen met die van hun prototypen in Jesaja’s tijd?
16 Zoals voorzegd is, zullen zij ’de gezonde leer niet verdragen, maar zij zullen overeenkomstig hun eigen begeerten leraars voor zich bijeenbrengen om hun oren te laten strelen.’ In Jehovah’s profetische boodschappen is vaak sprake van rampspoeden en „beide oren van iemand die er van hoort, zullen tuiten.” De christenheid wil echter dat haar oren gestreeld worden, niet dat ze tuiten; daarom zeggen zij evenals hun prototypen uit Jesaja’s tijd „tot de zieners . . .: Ziet niet; en tot de profeten: Voorspelt ons geen waarheid; maar zegt ons enkel, wat aangenaam is, en voorspelt ons, wat ons kan strelen. Wijkt af van de weg, buigt af van het pad; laat ons met rust, en verveelt ons niet met Israëls Heilige!” De hedendaagse religieuze leiders geven er de voorkeur aan door aangename woorden tevreden gesteld te worden in plaats van door juiste woorden van hun stuk gebracht te zijn; zij zijn er zo beangst voor nog iets over Jehovah, de God Israëls, te horen, dat zij zijn naam uit hun bijbelvertalingen schrappen. — 2 Tim. 4:3; 2 Kon. 21:12, NW; Jes. 30:10, 11, PC.
17, 18. Waarom riep Truman iets op dramatische wijze uit, maar waarom is dit niet nodig?
17 Zo riep president Truman, nadat hij had gezegd dat de katholieke, protestantse en joodse kerken in Amerika zich moesten verenigen om een wakker-schuddende kracht te vormen welke een geestelijk ontwaken zou kunnen bewerkstelligen — nodig geacht om de door de atoomenergie gerezen problemen op te lossen — eens dramatisch uit: „O, hadden wij maar een Jesaja of een sint Paulus om een zieke wereld zich weer bewust te laten worden van haar morele verantwoordelijkheden!”o Deze woorden klinken heel aardig, maar het staat te bezien of zij ooit uit het hart zijn voortgekomen. Toen Jezus eens een gelijkenis uitsprak, gaf hij te kennen dat het onnodig was dat er iemand uit de doden opstond om de levenden te waarschuwen, „Zij hebben Mozes en de Profeten; laten zij naar hen luisteren,” en „Indien zij niet naar Mozes en de Profeten luisteren, zullen zij evenmin worden overreed indien iemand uit de doden opstaat.” — Luk. 16:29, 31, NW.
18 De wereld heeft de in de bijbel opgetekende woorden van Jesaja en Paulus en wanneer deze mannen op aarde zouden terugkeren, zouden zij hun boodschap niet veranderen om de oren te strelen. Jesaja was er een voorstander van dat de zwaarden in ploegscharen worden omgesmeed en dat men geen oorlog meer leert, en Paulus legde er de nadruk op dat de in de christelijke strijd gebruikte wapens niet vleselijk zijn, maar Truman gaf er bevel toe dat er op twee steden atoombommen zouden worden afgeworpen. Hij sloeg geen acht op de in de bijbel opgetekende woorden van Jesaja en Paulus. Zou hij dit wel hebben gedaan wanneer deze twee mannen waren teruggekomen en ze jegens hem persoonlijk herhaald zouden hebben? — Jes. 2:4; 2 Kor. 10:4.
19. In welk opzicht zijn er thans profeten, en wie dienen als zodanig?
19 Ja, er zijn thans profeten die Jehovah’s waarschuwing laten weerklinken om de luistergragen wakker te schudden en tot een besef van hun zonden te brengen, om de geestelijk zieken weer van hun morele verantwoordelijkheden te doordringen. Niet dat er thans profeten zijn in de betekenis van vroeger, maar er zijn mensen die de in de bijbel opgetekende profetieën betreffende onze tijd bekendmaken, die vertellen wat de toekomst de thans levenden zal brengen. Zij tonen tevens hoe de profetische drama’s uit de oudheid thans in vervulling gaan; zo bijvoorbeeld hoe de tot ontrouw vervallende christenheid nauwkeurig werd voorschaduwd door het afvallige Israël uit de oudheid. Jehovah’s getuigen maken deze profetische boodschappen thans bekend. Zij verwijzen ijverig naar Gods Woord, houden dit hoog, prediken er uit, passen het toe op het hedendaagse leven en trachten ook anderen hiertoe te brengen. Zij vormen in de natiën een getrouwe minderheidsklasse, welke overeenkomt met de getrouwen van het Israël uit de oudheid die weigerden met de afvallige massa en de orthodoxe religieuze leiders ontrouw te worden.
20. Hoe laat de behandeling van deze hedendaagse getuigen zich met vroegere toestanden vergelijken?
20 Evenals in het Israël uit de oudheid vervolgen de tot ontrouw vervallende massa’s deze hedendaagse minderheid van ware getuigen van Jehovah. Natuurlijk noemen de orthodoxe religiën hen valse getuigen en weigeren zij hen te erkennen, terwijl ze de vervolgde profeten uit de oudheid wel ware getuigen noemen. Zo is het altijd al met afvalligen die nog steeds beweren Jehovah te dienen, geweest. Zij erkennen de vervolgden uit lang vervlogen tijden als ware getuigen, maar nimmer degenen die in hun tijd leven. Zij vervolgen de tijdgenoten die hun afval aan de kaak stellen; zij bejubelen degenen uit de oudheid die dit bij andere afvalligen deden. Zij die leefden toen Jeremia profeteerde, verwierpen hem, maar erkenden Mozes. Zij die Jezus verwierpen en doodden, erkenden zowel Mozes als Jeremia. Zij hebben de getrouwen van voor hun tijd altijd als profeten erkend, maar hun tijdgenoten die hen met een ontmaskerende boodschap verontrustten, erkenden zij niet. Toch zei Jezus dat op grond van hun gedrag jegens de ware profeten en getuigen uit hun tijd, al het vergoten bloed der rechtvaardigen over hen zou komen. Thans is het precies eender. Evenals de Farizeeën de graven der vroegere profeten versierden, maar de profeten uit hun tijd verwierpen, dient de christenheid de profeten uit bijbelse tijden met de lippen, maar vervolgt ze de hedendaagse getuigen van Jehovah. Jezus zei hun dat hij het hun als hem aangedaan zal aanrekenen. — Matth. 25:40, 45.
21. Wie geven de toon aan wat ijver en groei betreft, en wie zijn in verval?
21 Er zijn echter zelfs enkele geestelijken die toegeven dat niet de orthodoxe religiën met hun prachtige kerken, grote achtenswaardigheid en predikers die hun opleiding aan theologische hogescholen en seminaria hebben genoten, worden gezegend, maar de minder achtenswaardige, die ijver voor Jehovah hebben en dichter bij het oorspronkelijke zuivere christendom staan. Elton Trueblood schreef in de Presbyterian Life: „Wanneer wij ons om de christelijke ondernemingsgeest bekommeren, moeten wij er op reële wijze rekening mee houden dat wanneer wij de christelijke religiën eens nauwkeurig met elkaar vergelijken, de christelijke organisatie die sociaal het minst in aanzien is, de kortste geschiedenis heeft, in de minst achtenswaardige buurten vertegenwoordigd is en door de minst opgeleide bedienaren geleid wordt, niet alleen in aantal, maar ook in ijver, toewijding en verhoudingsgewijs wat geven betreft, met kop en schouders boven de anderen uitsteekt. . . . Kleine maar krachtige groepjes getuigen van Jehovah komen bijeen in hun bescheiden zalen, Koninkrijkszalen genoemd. . . . Er valt niet aan te twijfelen dat deze krachtige en niet respectabele sekten, welke thans zo’n intense bloei in ons land beleven, in vele opzichten veel dichter bij het oorspronkelijke christendom staan dan die welke de conventionele stromingen der christenheid vertegenwoordigen. Wij zeggen dat wij een langere traditie hebben, maar hierin kunnen wij het wel eens bij het verkeerde eind hebben. Misschien vertegenwoordigen zij datgene wat werkelijk oud in de christelijke getuige is . . . Wij zijn reeds in verval.”p
22, 23. (a) Hoe denken verschillende groepen over de aan de paal genagelde Christus? (b) Welke klasse personen kiest Jehovah over het algemeen uit, en waarom?
22 In de dagen van de apostel Paulus zagen de joden naar speciale tekenen uit en streefden de Grieken naar wereldse wijsheid. Voor de joden was het rantsoen Christus een steen des aanstoots en het klonk de natiën als dwaasheid in de oren over Hem als rantsoen te spreken. Niet de wereldse wijzen aanvaardden Christus in Paulus’ dagen, en evenmin zijn de hedendaagse zeer achtenswaardige kerken met voorgangers die in de hogere kritiek zijn geschoold, Zijn onverdeelde voorstanders als Loskoper en Koning. Evenals in Paulus’ tijd neemt in het algemeen de klasse „die sociaal het minst in aanzien is” datgene wat de wereld als dwaas en zwak verwerpt, aan:
23 „Want de joden vragen om tekenen en de Grieken zien uit naar wijsheid; doch wij prediken Christus, die aan een paal is genageld, voor de joden een oorzaak tot vallen maar voor de natiën dwaasheid; voor hen echter die de geroepenen zijn, zowel joden als Grieken, Christus, de kracht Gods en de wijsheid Gods. Want iets dwaas van God is wijzer dan mensen, en iets zwaks van God is sterker dan mensen. Want gij ziet, broeders, wie uwer hij geroepen heeft, dat niet vele wijzen in vleselijk opzicht werden geroepen, niet vele machtigen, niet vele edelen; doch God verkoos het dwaze der wereld, opdat hij de wijzen zou kunnen beschamen, en God verkoos het zwakke der wereld, opdat hij het sterke zou kunnen beschamen; en God verkoos het onedele der wereld en datgene waarop wordt neergezien, dat wat niets is, opdat hij wat iets is, teniet zou kunnen doen, zodat geen vlees voor het aangezicht van God zou kunnen roemen. Aan hem is het echter te danken dat gij in eendracht met Christus Jezus zijt, die ons wijsheid van God is geworden, ook rechtvaardigheid en heiliging en verlossing door rantsoen; opdat het moge zijn zoals er staat geschreven: ’Hij die roemt, roeme in Jehovah.’” — 1 Kor. 1:22-31, NW.
MIJDT HEN DIE TOT ONTROUW VERVALLEN, EN LEEFT!
24. Wie moeten door degenen die niet afvallig willen worden, gemeden worden?
24 „Wordt niet misleid. Slechte omgang verderft nuttige gewoonten” (1 Kor. 15:33, NW). Het Israël uit de oudheid was er voor gewaarschuwd dat het zich niet met de demonische natiën rondom hen moest inlaten. Het deed dat echter wel en werd besmet. Israël voedde zich met valse leerstellingen en zonk weg in een moeras van zonde. Slechts een getrouw overblijfsel verzette zich daartegen en stond pal. Heden ten dage is het precies zo, want wat er toen gebeurde was profetisch voor wat er thans voorvalt. Het merendeel der mensen voedt zich met geestelijk voedsel dat in bijbelse tijden geen voeding kon verschaffen en thans evenmin. De meesten worden geestelijk dus zwakker en vallen af. Er is echter een kleine minderheid welke aan Jehovah’s waarheid vasthoudt, die ondanks vervolging geestelijk krachtig en rechtschapen blijft. Zij die niet tot ontrouw willen vervallen, moeten hen die dit wel doen, mijden, want zulk een slechte omgang met hen zou nuttige gewoonten van ware aanbidding verderven. Goede omgang zal er echter toe bijdragen dat de nuttige gewoonten gehandhaafd blijven. Wordt niet misleid.
25. Over welke vragen moet u eens diep nadenken?
25 De volledige vervulling van de door het Israël uit de oudheid opgevoerde profetische drama’s vindt thans plaats en zal voortduren totdat de tot ontrouw vervallende meerderheid volledig vernietigd en de getrouwe, vast beraden minderheid behouden zal zijn, om dan voor altijd voort te leven. Dit zal absoluut gebeuren. Het is dus niet de vraag of die vervulling zal geschieden of niet, maar, Waar past u in dit vervullingsbeeld? Zult u bij de goddeloze meerderheid worden gerekend en vernietigd worden, of bij de getrouwe minderheid die bevrijd zal worden? Zult u acht slaan op de waarschuwende lessen der oude profetische drama’s en het geestelijk verzwakkende voedsel dat de religiën der christenheid u voorzetten, mijden, het leerstellige voedsel dat voordien reeds is gebruikt en zo velen ziek heeft gemaakt, als ongeschikt afwijzen? Zult u het religieuze contact dat u met de afvalligen heeft, verbreken en u aansluiten bij de getrouwen? Zult u zich voeden met de reine waarheden uit Jehovah’s Woord om de geestelijke kracht te behouden nodig om vast te staan in uw rechtschapenheid jegens Jehovah God? Bedenk wel dat u op de een of andere wijze betrokken zult zijn bij de vervulling der oude profetische drama’s, hetzij ten goede of ten kwade, tot uw behoud of tot uw vernietiging. Waarom er niet naar gestreefd een goede rol in de vervulling van deze drama’s te spelen?
VERWIJSBRONNEN
a New York Times van 10 oktober 1949.
b New York Times van 7 augustus 1950.
c Een bericht in If This Be Religion van F.K. Stamm.
d Een artikel van Samuel Shoemaker in The Christian Century van 29 april 1953.
e New York Times van 13 juli 1955.
f Scottish Daily Mail van 1 februari 1955.
g Watchman-Examiner van 4 oktober 1951.
h Dr. Charles Templeton, secretaris van de evangelisatieafdeling van de presbyteriaanse kerk in Amerika, zoals opgenomen in de Greensboro Record van 18 mei 1955.
i The Christian Century van 27 februari 1952.
j New York Times van 30 mei 1955.
k New York Times van 9 juli 1951.
l Daily Times Herald van 3 februari 1954.
m Oregon Journal van 21 mei 1952.
n Washington Post (D.C.) van 3 januari 1954.
o Minneapolis Daily Times van 6 maart 1946.
p Presbyterian Life van 20 januari 1951.