-
Het onderscheid tussen Gods gemeente en zijn koninkrijkDe Wachttoren 1965 | 1 juli
-
-
leden van de gemeente de nakomelingen of „de zonen van het koninkrijk” genoemd, doch er wordt nimmer over hen gesproken als over de zonen van de gemeente. De uitdrukking „Koninkrijk” omvat daarom veel meer dan „gemeente”. In feite is Jehovah zelf de bron van het Koninkrijk, daar er van hem wordt gezegd dat hij ’het koninkrijk geeft’. Bovendien heeft een koninkrijk niet slechts een koninklijke familie, doch eveneens onderdanen en een domein. — Matth. 13:38; Openb. 11:17; Dan. 4:17, 25, NW.
Terwijl de gemeente van God met Pinksteren begon, wijst de vervulling van de bijbelse profetieën bovendien uit dat Gods koninkrijk in 1914 is begonnen, nadat Jezus, die met „een zeker mens van edele geboorte” wordt vergeleken, zijn koninkrijk ontving en terugkeerde. Negentienhonderd jaar lang heeft de christelijke gemeente, die al die tijd op aarde aanwezig was, derhalve om de komst van Gods koninkrijk gebeden. Zij die ongeduldig werden en vóór Gods bestemde tijd verlangden te regeren, dwaalden ernstig en verloren hun hemelse hoop. Er bevonden zich in Paulus’ dagen zulke mensen in Korinthe en zij werden door die apostel streng berispt. Als wij lezen dat God „ons [degenen van de christelijke gemeente] [heeft] overgezet in het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde”, kan dit daarom alleen betekenen dat hun trouw als onderdanen is overgezet, niet dat zij zullen regeren terwijl zij nog op aarde zijn. — Luk. 19:12; 1 Kor. 4:8; Kol. 1:13, NW.
Wij hebben verder opgemerkt dat er in vroeger tijden vele gemeenten van christenen waren, evenals thans het geval is, doch er is altijd slechts één Koninkrijk. Gedurende de gehele tijd van Pinksteren af waren zij die werden geroepen om leden van het lichaam van Christus te zijn, de christelijke gemeente, doch er kon over hen niet worden gesproken als over een koninkrijk. Daarenboven bestaat de christelijke gemeente of ekklesia uit personen die van de aarde en met betrekking tot de aarde zijn geroepen, ze is daarom in de eerste plaats de christelijke gemeente hier op aarde. Het Koninkrijk echter is in eerste instantie hemels en het zal vanuit de hemel regeren, ofschoon het zijn zegeningen tot de aarde zal uitstrekken.
Wij mogen niet over het hoofd zien dat het lidmaatschap van de christelijke gemeente voorafgaat aan het lidmaatschap van Gods koninkrijk. Men wordt een lid van de gemeente van God door zekere stappen te doen — de stappen van kennis, geloof, berouw, bekering en opdracht — en doordat God hem vervolgens wijdt en door zijn heilige geest verwekt tot een hemelse hoop. Het lidmaatschap van het koninkrijk Gods volgt echter slechts na bewezen getrouwheid: „Wij moeten door veel verdrukkingen heen het koninkrijk Gods binnengaan.” En, tot slot, de christelijke gemeente op aarde zal op zekere dag ophouden te bestaan, wanneer haar laatste leden zijn gestorven en in de eerste opstanding uit de doden zijn opgewekt. Het koninkrijk Gods zal echter nimmer eindigen. — Hand. 14:22, NW; Jes. 9:6 7; Luk. 1:33, NW.
Op deze wijze is ons duidelijk onder de aandacht gebracht wat Gods gemeente, de ekklesia of zij die zijn geroepen, en wat Gods koninkrijk, de basileia, is. En hoewel deze twee met elkaar in verband staan, blijkt er toch in vele opzichten onderscheid tussen gemaakt te moeten worden.
-
-
’Mooie diensten’, maar wat zij nodig hebben, is Gods WoordDe Wachttoren 1965 | 1 juli
-
-
’Mooie diensten’, maar wat zij nodig hebben, is Gods Woord
● In Church and Home van 1 juli 1964, een tijdschrift dat door de Evangelical United Brethren Church wordt uitgegeven, werd een brief opgenomen waarin het volgende stond te lezen: „Velen van onze leiders en sommigen van onze mensen schijnen de mening te zijn toegedaan dat de oplossing voor de daling van ons ledental eenvoudig in een fusie met de Methodistenkerk gezocht moet worden. Een combinatie van twee dode kerken zal ons geen van beide helpen doch voor de begrafenis alleen maar een groter graf nodig maken. Wat wij nodig hebben, is niet méér programma’s, comités en etentjes, . . . Wij allen moeten nodig Gods Woord meer bestuderen. . . . Vele van onze diensten zijn mooi, maar dat zijn begrafenissen ook.”
-