Waarom zij betwijfelen of God bestaat
Steeds meer mensen doen dit tegenwoordig. Zijn de redenen op grond waarvan zij concluderen dat God niet bestaat, deugdelijk?
IN DE uitgave van 24 februari 1962 van Ave Maria merkt de katholieke kardinaal R. Cushing op: „Voor het eerst in de geschiedenis der mensheid is het atheïsme in opmars; en de Kerk is niet bij machte de voortgang van de antichrist te voorkomen.” Het atheïsme verbreidt zich snel over de gehele wereld. De gedachte dat er geen God bestaat, heeft niet alleen een groot gedeelte van de meer dan een miljard mensen die door het communisme worden geregeerd, overspoeld, doch het heeft op verbazingwekkende wijze het denken van mensen in niet-communistische landen aangetast.
Doch waarom trekken tegenwoordig zoveel mensen het bestaan van God in twijfel? Waarom is het atheïsme thans in opmars en is de kerk niet in staat die te stuiten? Wat is voor dit ongekende ongeloof verantwoordelijk?
HET GELOOF IN HET BESTAAN VAN GOD
De filosoof C. N. Bittle schreef in zijn boek God and His Creatures: „Er is nog nooit een volk ontdekt dat in de strikte betekenis van het woord ’atheïstisch’ is. Enkelingen kunnen atheïst zijn; doch een volk, nimmer. Dit universele geloof is een enorm feit.” Er zijn krachtige bewijzen dat de mens oorspronkelijk werd geschapen met de aangeboren neiging het bestaan van God te erkennen.
Ten einde het zoeken van de mens om iets over God te weten te komen, te bevredigen, heeft de Schepper de mens een geïnspireerd verslag over zich zelf verschaft. In dit verslag verklaart God ook de oorsprong van de mens, de reden waarom er ziekte en dood bestaan en welke hoop er voor de toekomst is. De verzameling van deze geïnspireerde geschriften staat thans algemeen bekend als de bijbel of Heilige Schrift. — 2 Tim. 3:16, NW.
De Schrift is in harmonie met ’s mensen aangeboren neiging het bestaan van God te erkennen en geeft voedsel aan deze neiging. De prachtige sterrenhemel, de schitterende aarde en de met verstand begaafde mens worden in de bijbel aan het werk van Gods handen toegeschreven. Er staat: ’God schiep de hemel en de aarde’, en ook: „God schiep den mens.” Ja, het bewijs dat de Schrift levert, de natuurlijke ingeving van het menselijke verstand en de wet en orde welke het universum besturen, getuigen alle van het feit dat God bestaat. — Gen. 1:1, 27.
WAT VALT ER TE ZEGGEN OVER HET LIJDEN VAN DE MENSHEID?
Velen trekken echter het bestaan van God in twijfel wegens het weergaloze lijden dat de mensheid op aarde ondergaat. Dit werd aangetoond door een gepensioneerde anglicaanse zendelinge-arts, Marian Sherman, die verleden najaar zei: „Verreweg de belangrijkste reden waarom ik een atheïste werd, is het verschrikkelijke lijden van Indiase vrouwen die nooit iets hadden gedaan om dit te verdienen. Hoe zou een al-liefhebbende God dit kunnen toelaten? En wij hebben twee afschuwelijke wereldoorlogen gehad. Het is volkomen zinloos.”
Niet weinigen redeneren aldus. Een liefdevolle God, vinden zij, zou geen menselijk lijden toelaten; en aangezien er lijden bestaat, zo concluderen zij, kan er geen God van liefde zijn. Is deze gevolgtrekking gerechtvaardigd?
Neen, dat is ze niet. Het bestaan van kwaad en het lijden dat dit de mensheid heeft gebracht, wil nog niet zeggen dat er geen God van liefde bestaat. Een dergelijke zienswijze ziet totaal de verantwoordelijkheid van de mens over het hoofd. Ze lijkt op een patiënt die de instructies van een dokter negeert en dan het bestaan van de dokter ontkent omdat hij pijn lijdt; of op een machinist die weigert de raad van de fabrikant op te volgen, en dan, als zijn instrumenten niet goed werken, het bestaan van de fabrikant ontkent. In zulke gevallen zou het dwaas zijn het bestaan van een mededogende arts of een bekwame fabrikant in twijfel te trekken. De mens zelf is de schuld van het lijden en de moeilijkheden.
Zo is het ook met de huidige mensheid gesteld. De geïnspireerde Schrift toont aan dat Jehovah God het eerste mensenpaar volmaakt schiep, met het vooruitzicht van leven in een aards paradijs zo lang zij leefden. Deze voorziening was een bewijs van Gods liefde. Toen de mensen echter weigerden de instructies van God op te volgen, ondervonden zij daarvan de gevolgen. Dit betekent niet dat er geen liefdevolle God bestaat. God had hen van tevoren gewaarschuwd wat er zou gebeuren; de mens, niet God, was dus verantwoordelijk voor lijden, ziekte en de dood die eruit voortvloeiden. — Gen. 1:27, 28; Deut. 32:4, 5; Pred. 7:29.
Het is waar dat het niet liefdevol zou zijn toe te staan dat dit lijden eindeloos zou voortduren. En dit lag ook niet in Gods bedoeling. Het kwaad en het lijden van de mensheid werden alleen toegestaan wegens de strijdvraag die in de hof van Eden werd opgeworpen. Een van Gods geestelijke schepselen, die in de bijbel als Satan de Duivel wordt geïdentificeerd, bracht het eerste mensenpaar, Adam en Eva, ertoe God ongehoorzaam te zijn. Hierdoor werd in twijfel getrokken dat God als Schepper het recht heeft als een voorwaarde voor leven gehoorzaamheid te eisen, terwijl hij de mens schijnbaar niet heeft geschapen met het vermogen loyaal aan God te blijven.
God heeft daarom een bepaalde tijdsduur ter zijde gesteld om deze strijdvraag, of mensen onder beproevingen getrouw kunnen blijven, op te lossen. Deze tijdsduur is thans zo ongeveer verstreken. Heel spoedig zullen Satan en alle menselijk lijden waarvoor hij verantwoordelijk is geweest, worden weggevaagd. De liefdevolle Schepper zal de gehoorzame mensheid deze verademing verschaffen door haar een rechtvaardige nieuwe ordening binnen te leiden. — 2 Petr. 3:13; Openb. 12:12, NW.
DE VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE RELIGIE
De kerken der christenheid hebben de mensen niet duidelijk gemaakt waarom kwaad en lijden een tijd lang op aarde werden toegelaten. Zij hebben veeleer leugens over God verteld door hem af te schilderen als een meedogenloze maniak die menselijke schepselen in de een of andere onderaardse poel van vuur in leven houdt, waar zij tot in alle eeuwigheid in folterende pijnen worden gekookt en geroosterd. Door zulke leerstellingen hebben velen zich van God afgewend.
Vele moderne theologen en geestelijken trachten zelfs op goede voet te komen met het atheïsme. „In het afgelopen decennium heb ik meer en meer gepreekt over de waarden van het atheïsme en agnosticisme”, schreef de anglicaanse bisschop J. A. Pike. „Er dient een grote hoeveelheid agnosticisme in ware religie te zijn”, beweerde hij.a En het tijdschrift Time van 9 juni 1961 merkte op dat „Paul Tillich, Amerika’s eminentste theoloog, over God spreekt als ’Het [Goddelijke] Zelf Zijnde’ of ’Uiterste Realiteit’. Volgens een artikel dat als titel droeg: „Is moderne theologie atheïstisch?”, verschenen in het protestantse blad The Christian Century, ’redt deze karakterisering Tillich echter van de beschuldiging van atheïsme’. Is deze soort van theologie, die zich op de rand van het atheïsme bevindt, niet voldoende om een massa mensen te doen betwijfelen of God wel bestaat?
Het is daarom duidelijk dat de kerken, in plaats van geloof in God op te bouwen, er verantwoordelijk voor zijn dat miljoenen zich tot het atheïstische communisme wenden. Hun tegenstrijdige leringen, religieuze vervolgingen, oorlogszuchtigheid en hun pogingen om in de gunst van de rijken en invloedrijken te komen, hebben velen ertoe bewogen te redeneren dat, als de kerken God vertegenwoordigen, er geen God kan zijn. Vele verantwoordelijke kerkmensen geven de schuld van de religie toe.
„Ik weet dat wíj, alleen wij christenen, verantwoordelijk zijn voor het communisme”, bekende de rector van een Europese theologische school. „Bedenk dat de communisten eens christenen waren. Als zij niet in een rechtvaardige God geloven, wiens schuld is dat dan?”b En het hoofd van de faculteit van de Union Theological Seminary in de stad New York erkende: „Het communistische atheïsme op zich zelf is een veroordeling van de kerken, . . . welke gewoonlijk ornamenten van de status quo waren, ongeacht hoe onrechtvaardig die ook was.”c
Het falen van de kerken om Christus na te bootsen en nauwkeurige kennis betreffende God te verschaffen, heeft de weg voor het atheïsme vrijgemaakt.
DE VOORUITGANG VAN HET ATHEÏSME
Honderden miljoenen mensen in communistische landen wordt systematisch geleerd dat God niet bestaat, en het onderwijs in deze leer wordt opgevoerd. „Het atheïsme zal intensiever worden onderwezen in opleidingscentra en in speciale cursussen voor onderwijzers, artsen en journalisten”, vermeldde het tijdschrift Time onlangs. Dit voortdurende onderwijsprogramma, speciaal voor de jeugd, heeft velen ertoe gebracht het bestaan van God in twijfel te trekken.
Dikwijls bereikt deze propaganda het Westen in nieuwsberichten. Bijvoorbeeld: „’De bijbel zegt dat de Schepper de joden manna zond’, zei premier Chroesjtsjow. ’Ik weet niet of dat waar is, ik heb het niet zien gebeuren. Ik weet niet of het manna van eerste klas kwaliteit was en of de joden er voldoende van kregen. Om dit te weten te komen, hebben wij Gagarin naar boven gestuurd om er een kijkje te nemen. Gagarin berichtte echter dat hij niets anders zag dan leegte. Dus stuurden wij Walentina Teresjkowa en vertelden haar dat als zij manna vond, zij zich er een maaltijd van moest bereiden, maar zij vond niets. Wij kunnen dus niet hopen manna uit de hemel te krijgen. Dat betekent dat wij op onze hardwerkende handen moeten vertrouwen.’” — New York Times van 7 april 1964.
Wat dwaas om op die basis het bestaan van God in twijfel te trekken! Doch deze mensen gaven het geloof in God niet pas op na uitstapjes in de ruimte. Het geloof in God wordt bij de jeugd in door het communisme beheerste landen veeleer ondermijnd doordat onderwijzers en opvoeders voortdurend herhalen dat er geen God bestaat. Anderen trekken het bestaan van God in twijfel door het zien van menselijk leed zonder hierop een bevredigend schriftuurlijk antwoord te krijgen. En weer anderen worden van God afgetrokken door de tegenstrijdige leringen van atheïstisch getinte religieuze leiders.
Er bestaat echter minstens één factor die nog belangrijker is en die ervoor verantwoordelijk is dat zovelen betwijfelen of God wel bestaat, namelijk, dat ze de leugen dat er geen God is, graag wíllen geloven. Gods rechtvaardige wet is een onbehagelijke beperking. Zij wensen vrij te zijn om hun eigen zelfzuchtige weg te volgen, zonder dat hun geweten gaat knagen doordat zij verantwoordelijk worden gesteld voor het houden van Gods wet. Omdat zij derhalve „de liefde voor de waarheid niet hebben aanvaard . . . laat God dus een werking van dwaling tot hen gaan, zodat zij geloof gaan hechten aan de leugen”. — 2 Thess. 2:10, 11, NW.
Iemand die wijs is en rechtvaardigheid liefheeft, zal zich echter nimmer van God laten afkeren. Hij zal regelmatig de bijbel bestuderen en God gaan liefhebben om de schitterende voorzieningen welke Hij heeft getroffen voor leven in een rechtvaardige nieuwe ordening. Waarlijk, alleen „de dwaas zegt in zijn hart: Er is geen God”. — Ps. 14:1.
[Voetnoten]
a The Christian Century van 21 december 1960.
b Harper’s Magazine van augustus 1960.
c Het tijdschrift Time van 10 november 1961.