Zendelingen van Gods regerende koninkrijk
1. In welke hoedanigheid werden deze christenen die Gilead hadden doorlopen, uitgezonden, maar hoe worden zij in vele plaatsen door vijanden genoemd?
NADAT jullie je diploma hebben ontvangen, zullen jullie, christelijke mannen en vrouwen, worden uitgezonden om een zending ten uitvoer te brengen. Dat is de reden waarom jullie allemaal zendelingen zijn, want een zendeling is goed beschouwd, iemand die wordt uitgezonden om een zending ten uitvoer te brengen. Met een zending wordt een werk bedoeld waarvan een persoon zich als een afgevaardigde of gezant moet kwijten en dat de reden voor het uitzenden van deze persoon vormt. Gewoonlijk verstaat men onder een zendeling iemand die wordt uitgezonden om zijn religieuze overtuiging in een heidens land of een pas bevolkte streek te verbreiden. Tengevolge hiervan heeft het woord zendeling ook de betekenis gekregen van iemand die louter een propagandist is. In vele landen worden de afgestudeerden van de Wachttoren Bijbelschool Gilead door de vijanden dan ook propagandisten in plaats van christelijke zendelingen genoemd.
2. Waarom deden deze afgestudeerde studenten er goed aan de zending die zij te vervullen zouden krijgen, in gedachten te houden, en waarom zouden wij niet graag het soort van zendelingen zijn over wie keizer Wilhelm II eens heeft gesproken?
2 Jullie doen er goed aan de zending die jullie te vervullen krijgen, altijd in gedachten te houden. Alleen dan zullen jullie je van andere soorten van zendelingen onderscheiden. Er zijn namelijk zendelingen en zendelingen. Toen de Duitse keizer Wilhelm II een kleine tien jaar voordat hij zijn rijk in de eerste Wereldoorlog stortte als woordvoerder voor het gehele Duitse volk, zijn onderdanen, op 22 maart 1905 te Bremen een lezing hield, zei hij: „God heeft ons geroepen om de wereld beschaving bij te brengen. Wij zijn de zendelingen van de menselijke vooruitgang. . . . Wij zijn het zout der aarde.”a Zijn wij deze Duitse imperialistische „zendelingen van de menselijke vooruitgang” thans echter dank verschuldigd? Hebben zij de beschaving van deze wereld op een dusdanige wijze bevorderd dat iemand er voordeel van heeft getrokken? Hebben zij hun kracht als het „zout der aarde” behouden, of zijn zij deze kwijtgeraakt en hebben zij de aarde geruïneerd in plaats van bewaard? Wat de eerste Wereldoorlog met zijn nasleep ons heeft gebracht, vormt het beste antwoord. Geen enkel verstandig mens behoeft zich in welke natie ook tegenover dat soort van zendelingen van menselijke, materialistische vooruitgang, verplicht te gevoelen. Wij willen toch niet zulke zendelingen zijn, nietwaar?
3. Hoe heeft men misbruik van zendelingen gemaakt, en hoe hebben heidenen erop gewezen dat hun handelwijze niet met hun prediking overeenstemt?
3 In het verleden hebben zendelingen uit Engeland en andere landen, gebieden geopend waar zij het vertrouwen en de gunst van de bewoners wonnen. Hierna werd er echter misbruik van hun aanwezigheid op deze vooruitgeschoven posten gemaakt doordat men hen als agenten en werktuigen van commerciële ondernemingen en exploitatie van de inlanders gebruikte. Deze zendelingen verloren de leringen van de bijbel uit het oog of hebben nimmer de bijbel of zijn maatstaf voor een christelijke levenswijze begrepen en gewaardeerd. Oprechte bewoners bemerkten al spoedig welk een verschil er bestond tussen de handelwijze der zendelingen en datgene wat de bijbel leerde. Op bladzijde 72 van het boek The Battle of Armageddon, dat in 1897 door C.T. Russell werd geschreven, wordt verteld hoe sommige heidenen zendelingen de bijbel der christenen voorhielden en zeiden: „Jullie gedragingen komen niet met de leringen van jullie heilige boek overeen.” Van een Voorindische Brahmaan wordt verhaald dat hij aan een zendeling schreef: „Wij ontdekken hoe jullie zijn. Jullie zijn niet zo goed als jullie Boek. Indien jullie slechts zo goed als jullie Boek waren, zouden jullie India binnen vijf jaar veroveren.”
4. Welke handelwijze dienen zendelingen niet te volgen, en hoe kunnen zij een blaam op hun christelijke levensdoel werpen?
4 Dit helpt ons in te zien hoe verkeerd het is wanneer een zendeling, van welke zogenaamde christelijke religie dan ook, de wereldsgezindheid van zijn geboorteland naar het vreemde land of gebied dat gekerstend moet worden, meeneemt. Het is eveneens verkeerd zich aan eventuele slechte, immorele praktijken die in het zendingsgebied tot de goede zeden worden gerekend maar niet in overeenstemming zijn met de leer van de bijbel of van de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen, schuldig te maken. Een zendeling werpt een blaam op zijn christelijke levensdoel wanneer hij zich als een werktuig van commerciële instellingen die de inlanders willen exploiteren, laat gebruiken — of hij dit nu opzettelijk, schipperend of te goeder trouw doet. Hij gaat niet naar een vreemd land om voordeel te trekken van commerciële mogelijkheden die hij plotseling ontdekt of om zijn door God geschonken taak in de steek te laten ten einde de een of andere zelfzuchtige onderneming door middel waarvan hij materieel gewin kan boeken, op touw te zetten. Zou hij dit doen, dan is hij niet langer een christelijke zendeling en was de opleiding die hij heeft ontvangen niet aan hem besteed. Hij zou een grote teleurstelling vormen voor degenen die hem hadden uitgezonden.
5. Wat werd er nadat onlangs een beroemde Amerikaanse zendeling in India was gestorven, eervol in de New York Times over hem vermeld?
5 Niet lang geleden (15 juni 1958) bevatte de voorpagina van de New York Times een artikel getiteld „Wat is een zendeling?” Er werd van een bekende zendeling in India, die de week daarvoor was gestorven, gezegd dat hij „een van onze meest bijzondere en succesvolle zendelingen in India” was. „Hij werd zowel door de bevolking van India als door de Engelsen en Amerikanen gerespecteerd en bemind. Hij had het vertrouwen van vorsten gewonnen en was een heilige voor de nederige dorpsbewoners. Hindoes, moslims, parsi’s, Djats, jaïna’s en christenen mochten hem allen even graag. Mohandas K. Gandhi waardeerde zijn werk ten zeerste en van overal uit India kwam men naar zijn werk kijken.” Hebben jullie, zendelingen, al eens eerder van deze zendeling gehoord, of weten jullie wie deze beroemde Amerikaanse zendeling in India was?
6. Waarom werd hij volgens het artikel in de Times daar zo algemeen geëerd, geraadpleegd en bemind?
6 Hoe kwam het eigenlijk dat hij door mensen die er allerlei geloofsovertuigingen op na hielden en tot verschillende nationaliteiten behoorden, zo geëerd, gerespecteerd, geraadpleegd en bemind werd? Het artikel in de Times antwoordt hierop: „Op de landbouwhogeschool daar te Allahabad leerde hij Indiërs [wat? uit de bijbel? Neen, maar] verschillende dingen over een betere ploegtechniek en wisselbouw, toonde aan hoe belangrijk het was om bij het fokken van [levende] have selectief te werk te gaan, gaf zich geheel en al in de strijd tegen de honger en onderwees jonge mensen hoe zij hun levensstandaard konden verhogen en hun omgeving konden veranderen. Hij onderwees door het voorbeeld te geven in plaats van door verschillende voorschriften uit te vaardigen. Hij toonde begrip voor religieuze geloofsovertuigingen die van de zijne verschilden en respecteerde deze. Men vertrouwde hem.” Geen woord over het navolgen van Jezus Christus, die van plaats tot plaats reisde en de mensen zowel in het openbaar als in hun huis over geestelijke dingen vertelde waardoor men tot een christen wordt gemaakt en wordt geholpen in Gods snel naderbij komende nieuwe wereld leven te ontvangen.
7. Wat werd er in de Times over de behoefte aan zulke zendelingen gezegd, maar wie kan dergelijke zendelingen niet gebruiken en verschaft geen opleiding om aan zulk een behoefte te voldoen?
7 Het artikel in de Times besluit: „Wij hebben meer van dat soort van zendelingen nodig. Het is niet gemakkelijk hen te vinden, maar de gedachtenis aan dr. H——— zal een voortdurende uitdaging vormen.” Welnu, wie heeft „meer van dat soort van zendelingen” nodig? Niet de Watch Tower Bible & Tract Society! Niet de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen! Het moet worden toegegeven dat velen van jullie die nu als zendelingen een diploma ontvangen, na schooltijd op het terrein van de Koninkrijksboerderij waarop de Wachttoren Bijbelschool Gilead is gevestigd, bessen moesten plukken of andere werkzaamheden op het land moesten verrichten of in de koestal moesten helpen. Hebben jullie op de Bijbelschool Gilead echter een opleiding ontvangen om in jullie zendingsgebied landbouwkundig werk te verrichten of zuivelonderwijs te geven omdat er meer „van dat soort van zendelingen” nodig zijn? Och, zelfs de Russische communisten kunnen in hun economische offensief tegen het Westen mensen die dat soort van onderwijs geven als zendelingen van het communisme naar onderontwikkelde gebieden zenden, zoals zij trouwens reeds doen.
8. Hoe hebben communisten getoond niet in staat te zijn het werk te doen waarvoor Gilead-zendelingen waren opgeleid, en hoe zijn deze zendelingen die van Gilead zijn afgestudeerd, de moeilijk te vinden zendelingen?
8 Kunnen deze Russische zendelingen van het communisme, die economische programma’s ten uitvoer brengen, echter het werk doen waarvoor jullie speciaal op Gilead zijn opgeleid? Sommige communistische spionnen hebben dit op huichelachtige wijze geprobeerd ten einde zo de ondergrondse organisatie van Jehovah’s getuigen achter het IJzeren Gordijn binnen te dringen; doordat deze spionnen en verraders hun ware identiteit niet konden verbergen, is dit echter op een fiasco uitgelopen. Beschouwen jullie, zendelingen, de zendeling van de christenheid die in India beroemdheid verwierf voor wat hij in materialistisch opzicht heeft gedaan, als een „voortdurende uitdaging” aan jullie adres om evenzo te handelen? In plaats dat hij een „uitdaging” vormt, beschouwen jullie zijn nagedachtenis als een waarschuwing voor wat jullie dienen te vermijden om jullie in de bijbel omschreven zending gewetensvol ten uitvoer te kunnen brengen. In werkelijkheid zijn JULLIE de zendelingen die ’niet gemakkelijk zijn te vinden’ want jullie hebben huis en vaderland verlaten om in Gilead een intensieve scholing te ontvangen ten einde door het Wachttorengenootschap naar elke plaats in deze grote wereld gezonden te kunnen worden waar het het noodzakelijkst is ’discipelen van mensen uit alle natiën te maken, hen dopende in de naam van de Vader, de Zoon en de heilige geest, en onderwijst hun al wat ik [Jezus] u heb geboden, na te komen.’ — Matth. 28:19, 20.
9. Wat is de letterlijke betekenis van het woord dat met „zendeling” is vertaald, en van zendelingen als wie hebben wij er meer nodig?
9 Jullie weten waarin de werkelijke zending van iemand die in de ware zin des woords een christelijke zendeling is, bestaat. Jullie weten dat dit woord dat (in sommige moderne vertalingen) met zendeling is vertaald, letterlijk „evangelist” betekent, iemand die in het bezit is van het evangelie of het goede nieuws, zoals de discipel Filippus en de zeer bereisde apostel Paulus. De nagedachtenis van Filippus en Paulus vormt voor jullie een „voortdurende uitdaging” ten aanzien van wat een zendeling dient te zijn. Wij hebben meer zendelingen zoals zij nodig, en wij zijn zeer verheugd dat wij JULLIE hebben gevonden en dat jullie jezelf hebben gegeven en het onderwijs en de opleiding op Gilead hebben genoten om evenals Filippus en Paulus, en evenals Timotheüs — aan wie Paulus in zijn laatste boodschap de opdracht gaf: „Verricht zendingswerk, volbreng uw bediening ten volle” — zendelingen te zijn. — 2 Tim. 4:5.
10. In welk opzicht wordt de christelijke zendeling niet uitgezonden om een economisch hulpprogramma ten uitvoer te brengen?
10 De christelijke zendeling wordt niet uitgezonden om in verschillende onderontwikkelde of slecht bedeelde landen een economisch hulpprogramma uit te voeren. Aan ons is de taak het belangrijkere religieuze hulpprogramma, dat in Gods heilige Woord wordt beschreven, ten uitvoer te brengen en in alle natiën de op schapen gelijkende personen te onderwijzen wat Jezus in zijn bergrede leerde, namelijk, er mee op te houden voor zichzelf schatten op de aarde weg te leggen of overdreven bezorgd te zijn over materiële behoeften met betrekking tot wat men zal drinken en welke kleren men zal dragen, maar erop te vertrouwen dat de hemelse Vader in deze behoefte zal voorzien terwijl men ’eerst het koninkrijk en zijn rechtvaardigheid zoekt’ (Matth. 6:19-33). Onze zendelingen doen dit onderwijzingswerk opdat de mensen het eeuwige leven mogen beërven. Om de bevolking van een land te kunnen begrijpen en opdat deze de zendelingen zal kunnen verstaan, trachten zij hierbij de in het land gesproken taal te spreken.
11. Wat werd er in de New York Times gezegd over het nut dat het afwerpt wanneer men bij de uitvoering van een bepaald werk de taal der inlandse bevolking bezigt?
11 Men gaat steeds meer beseffen dat het veel betere resultaten afwerpt wanneer men bij een bepaald werk de taal van de landsbevolking spreekt. Een Amerikaanse redacteur opperde het denkbeeld dat, wil het Amerikaanse economische hulpprogramma de communistische uitdaging in de economische hulpverleningsoorlog met succes kunnen beantwoorden, deze hulpverlening met communistische vaardigheid moet worden uitgevoerd door hierbij de taal van de bevolking aldaar te bezigen en tot hun levensstandaard af te dalen. Vervolgens merkte de redacteur op: „Waarom kunnen wij bijvoorbeeld geen ingenieurs naar Birma sturen die Birmees kunnen spreken en die evenals de sowjet-ingenieurs genegen zijn op gelijke voet met het Birmese volk te leven? Moeten de Amerikanen altijd in ’gouden getto’s’ wonen waardoor zij afgunst en haat teweegbrengen?” — New York Times van 7 juli 1958.
12. In welk opzicht handelen de afgestudeerden van Gilead niet minder verstandig dan de „zonen van dit samenstel van dingen”?
12 Wanneer men op deze wijze te werk gaat, handelt men verstandig en zullen de verlangde gevolgen niet uitblijven. Nadat Jezus een bepaalde gelijkenis had gegeven waarin hij aantoonde hoe men bedachtzaam en voorbereid dient te handelen, voegde hij hieraan toe: „De zonen van dit samenstel van dingen zijn in praktisch opzicht verstandiger jegens hun geslacht dan de zonen des lichts” (Luk. 16:8). De afgestudeerden van de Wachttoren Bijbelschool Gilead laten de kinderen van dit materialistische samenstel van dingen echter niet verstandiger handelen bij het nastreven van hun materialistische doeleinden dan de zonen des lichts wanneer deze hun christelijke doel, namelijk de bijeenvergadering van alle „andere schapen” van Jehovah’s Juiste Herder, Jezus Christus, uit alle natiën trachten te verwezenlijken. De Gilead-studenten leggen òf eerst op de Bijbelschool Gilead zelf een goed fundament voor het beheersen van de taal welke in het zendingsgebied waaraan zij zijn toegewezen, wordt gesproken, òf zij oefenen zich onmiddellijk nadat zij in hun gebied zijn aangekomen zeer intensief in het gebruik van de nieuwe taal. Hoewel zij bij het ten uitvoer brengen van hun inspannende werk inderdaad graag in een gerieflijk maar bescheiden huis wonen, leiden zij daar geen gemakkelijk leventje en laten zij de mensen niet naar hen of hun Koninkrijkszalen komen om de Koninkrijksboodschap van redding te horen.
13. (a) In welke mate zullen Gilead-zendelingen zich anders instellen om op voet van gelijkheid met de bevolking van een land te kunnen omgaan? (b) Welke invloed oefent de door de zendeling gepredikte bijbelse waarheid op de gelovige ingezetene uit, en wat heeft de gegeven opleiding tot gevolg?
13 In lijnrechte tegenstelling hiermee zullen jullie, zendelingen, de mensen in hun eigen huis opzoeken en op voet van gelijkheid met hen omgaan ten einde hen met de bijbelse waarheid te bereiken en van de belangrijkheid hiervan te doordringen. Jullie zullen je niet door het moderne comfort dat jullie op Gilead hebben genoten of misschien in zekere mate in jullie zendingshuis zullen bezitten, laten bederven maar je Jezus’ houding in herinnering brengen, die heeft gezegd: „Vossen hebben holen en vogelen des hemels rustplaatsen, maar de Zoon des mensen heeft nergens een plaats waar hij zijn hoofd kan neerleggen” (Matth. 8:20). Aldus zullen de bewoners van het land tot wie wordt gepredikt, inzien dat de christelijke zendeling Christus navolgt. Zij zullen ervan onder de indruk komen en de overeenkomst opmerken welke er tussen het gedrag van de zendeling en de bijbel bestaat. Doordat zij geen aanstoot aan de een of andere tegenstrijdigheid in het gedrag van de zendeling kunnen nemen, worden zij er niet van weerhouden Gods Woord te aanvaarden. Wanneer de bewoners de bijbelse waarheid aannemen, oefent dit niet alleen hervormende kracht uit ten aanzien van hun persoonlijkheid maar worden zij er ook toe aangezet hun huiselijke en levensomstandigheden dusdanig te verbeteren dat ze in overeenstemming raken met de hoge, reine en heilzame maatstaf van de bijbel en Gods zichtbare organisatie. Bovendien gaan zij er nadat zij door de zendelingen zijn opgeleid, als geoefende getuigen van Jehovah op uit om de levengevende en hervormende waarheid aan anderen, aan hun eigen landgenoten die hun taal spreken, te prediken.
14. Wat respecteren de op Gilead opgeleide zendelingen met betrekking tot religie, maar welk compromis gaan zij niet aan om de bewoners van een land te behagen?
14 De in Gilead opgeleide zendelingen respecteren het recht van de bevolking om de aanbidding uit te oefenen die zij verkiezen, maar zij schipperen niet ten aanzien van wat de juiste religie, de bijbelse religie, is. Zij trachten de mensen niet te winnen door middel van beloftes of aanbiedingen van materiële voordelen, waardoor zij een beroep doen op hun zelfzuchtige verlangens. Als zij bij de mensen érgens een beroep op doen, dan is het op de oprechte liefde voor rechtvaardigheid en waarheid. Zij vermengen zich niet met ALLE religiën, alsof men om gered te worden alleen maar oprecht behoeft te geloven en wij allen dezelfde God aanbidden, alleen onder een verschillende naam en door middel van ander ritueel. Zij zijn het er niet mee eens dat er een broederschap tussen alle religiën bestaat en dat wij, aangezien er slechts één Schepper en Levengever is, allen broeders en zusters van elkaar zijn, ongeacht welke geloofsovertuiging wij erop na houden en op welke wijze wij onze aanbidding beoefenen. Ook betreffende het Vaderschap van God gaan zij geen compromis aan. Zij houden vast aan de bijbelse leer dat Hij alleen de hemelse Vader is van hen die door bemiddeling van Christus tot hem komen en zich aan hem opdragen.
15. Waarom is het beroep dat men op grond van de „broederschap van de mens” op de mensheid heeft gedaan, zoals door sprekers op vergaderingen van gegradueerde studenten aan de universiteit van Massachusetts werd uiteengezet, zonder uitwerking gebleven?
15 Het beroep dat men door de leer van het absolute Vaderschap van God ten opzichte van alle menselijke schepselen en de broederschap van alle mensen wegens het feit dat wij allen een gemeenschappelijke Schepper bezitten, op de mensheid in haar geheel heeft willen doen, is zonder uitwerking gebleven en zal ook nooit resultaat hebben. Waarom niet? Omdat deze leer geen rekening houdt met de religieuze houding en geloofsovertuiging en het gedrag der mensen. Men is zich er thans terdege van bewust dat er een grote behoefte aan een universele broederschap bestaat. Op de universiteit van Massachusetts in Amherst, Massachusetts, V.S., werd er voor gegradueerde studenten een serie lezingen gehouden. Dr. F.P. Graham, de vertegenwoordiger van de Verenigde Naties in India en Pakistan, hield een lezing waarin de voornaamste punten die besproken zouden worden, werden omlijnd. Hij hield een pleidooi voor universele broederschap in deze atoomeeuw, gezien dit de enige manier is waarop de mensheid voor de vernietiging door kernwapens gespaard kan blijven. Dr. S. Hook, een aan een New Yorkse universiteit verbonden filosoof, stelde deze theorie echter als onpraktisch aan de kaak zolang er goddeloosheid bestond. Hij zei: „Hoe kan men van de broederschap van de mens en het vaderschap van God spreken wanneer sommigen met wie men te maken heeft, niet eens in God geloven?” Hij was dan ook van mening dat het misschien wel doeltreffender zou zijn de aangelegenheid op een wetenschappelijke in plaats van op een religieuze basis af te handelen. Zelfs al zouden wij ten aanzien van de vraag wat een ideale opvoeding is, overeenstemming bereiken, „welke invloed” zo zei hij, „zou dit dan nog hebben op de moeilijkheden waarmee de Verenigde Naties door de koppige houding van hen die weigeren afspraken na te komen, heeft te kampen?” (New York Times van 15 juli 1958) De ideeën en theorieën der wereld, zelfs die der christenheid, blijken dus van nul en gener waarde en onpraktisch te zijn.
16. Waarom is voor deze wereld broederschap niet mogelijk, maar wie hebben in de praktijk bewezen dat het werkelijk mogelijk is, en waarom?
16 Toch is menselijke broederschap zelfs in de huidige tijd, ongeacht de verschillen op het gebied van ras, natie, taal en huidskleur, mogelijk en praktisch. Ze komt niet tot stand doordat men door middel van banden van vlees en bloed met elkaar wordt verbonden, maar door Gods geest en zijn Woord. Daarom kan deze wereld nimmer een bindende broederschap tussen volkeren en tussen wereldlingen onderling bewerkstelligen, daar ze zich nimmer terecht op het Vaderschap van God als een basis hiervoor kan beroepen — tenzij de wereld het vaderschap van de Duivel, de god van dit samenstel van dingen, bedoelt. Toen Jezus’ tegenstanders zeiden: „Wij hebben één Vader, God”, antwoordde Jezus tenminste: „Gij zijt uit uw vader de Duivel en gij wenst de begeerten van uw vader te doen. . . . Wie van God is, luistert naar de woorden Gods. Hierom luistert gij niet, daar gij niet van God zijt” (Joh. 8:41-44, 47). Hoewel broederschap niet binnen het bereik van deze wereld ligt, is deze wel mogelijk voor hen die naar de woorden Gods luisteren. Daarom is deze geestelijke broederschap onder het vaderschap van Jehovah God door de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen, die zich over de gehele aardbol bevindt, verwezenlijkt, zodat allen die zich in deze maatschappij bevinden, zich hier thans in verheugen.
17. Hoe breiden de op Gilead opgeleide zendelingen de ware broederschap welke er onder Jehovah God bestaat, uit?
17 Jullie, zendelingen, zullen er nu op uit trekken om deze broederschap welke er onder onze hemelse Vader Jehovah God bestaat, uit te breiden door naar mensen te zoeken die naar de woorden van God willen luisteren, opdat ook zij in deze liefdevolle broederschap opgenomen mogen worden. Om dit doel te verwezenlijken, moeten jullie je er echter van vergewissen dat datgene waarnaar jullie deze op schapen gelijkende personen laten luisteren werkelijk de „woorden Gods” — zijn in zijn Woord de bijbel opgetekende leringen — zijn, opdat deze andere schapen slechts één hemelse Vader, Jehovah, en slechts één Leider onder Jehovah, Jezus Christus, mogen erkennen. Wanneer wij allen naar dezelfde woorden Gods luisteren, kunnen wij allen één van geest een hart zijn. Wij kunnen dan allen van dezelfde geest vervuld zijn en hetzelfde werk doen.
18. Door wie worden deze zendelingen in werkelijkheid uitgezonden, en hoe zijn zij veel meer bevoorrecht dan Johannes de Doper?
18 Hierin bestaat jullie zending. Hierin bestaat jullie werk als zendelingen. Sta er eens bij stil dat jullie door Gods regerende Koninkrijk als zendelingen zijn uitgezonden. Wat een waardige positie bekleden jullie! Jullie, zendelingen, zijn zelfs vertegenwoordigers, uitgezonden door een regering die hoger dan de hoogste aardse regering is. Negentien eeuwen geleden genoot Johannes de Doper het voorrecht de toekomstige Koning, Jezus in het vlees, aan te kondigen. Van dat standpunt uit bezien, liet Johannes de woestijn van de ontroerende aankondiging weerklinken: „Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen.” Daar Johannes zulk een eervolle en bevoorrechte officiële positie bekleedde, zei Jezus dat geen enkele profeet die vóór die tijd had geleefd, groter dan Johannes de Doper was (Matth. 11:11). Maar jullie, zendelingen, jullie zijn met de nog veel grotere waardigheid bekleed de regerende Koning, Jezus Christus in de geest, hij die onsterfelijk is en die een „naam” draagt „die voortreffelijker dan” die van de engelen is, aan te kondigen en aan de mensen voor te stellen (Hebr. 1:3, 4). Hoeveel te meer zijn jullie zelfs boven Johannes de Doper bevoorrecht! Hoe wordt het zendingswerk dat jullie moeten verrichten door deze waardige dienst veredeld!
19. Waarom wordt er niets aan hun waardigheid afgedaan doordat zij in de armste woonwijken moeten werken, maar hoe zouden zij deze in werkelijkheid naar beneden halen?
19 Ook al moeten jullie in de armste woonwijken werken, omdat vele mensen in jullie zendingsgebied daar wel moeten wonen, toch ontneemt dit jullie je waardigheid nog niet. Jullie Koninkrijkswaardigheid wordt niet onteerd, gekleineerd of geruïneerd omdat jullie deze arme mensen van huis tot huis in hun nederige woningen opzoeken in plaats dat jullie naar de ambassades van de verschillende regeringen, de consulaten en de paleizen van de heersers en politieke vertegenwoordigers van deze wereld gaan. Jezus, die thans als Koning regeert, deed op aarde ook niet aan zijn waardigheid af doordat hij nederige, arme en rondzwervende mensen opzocht, en evenmin kan dit van jullie worden gezegd. Zolang jullie maar gehoorzaam en liefdevol Gods thans regerende koninkrijk bekendmaken, doen jullie nimmer iets aan jullie Koninkrijkswaardigheid af, ook niet in de vuilste plaatsen. Jullie kunnen je Koninkrijkswaardigheid alleen naar beneden halen en bezoedelen door je aan immoraliteit schuldig te maken, wereldsgezind te worden en niet langer de verheven, edele maatstaven welke Gods regerende koninkrijk voorstaat, hoog te houden. Door zoiets te doen, zouden jullie je kostbare regeringsdienst verliezen.
20. Welke waardering hopen wij dat de zendelingen zowel bij henzelf als bij die „andere schapen” zullen aankweken, en met welk doel voor ogen?
20 Mogen jullie deze dienst nimmer verliezen. Mogen jullie niet alleen zelf een grotere waardering voor de verheven waardigheid van jullie Koninkrijksbediening aankweken maar ook de waardering van de „andere schapen” voor de theocratische regering welke jullie in je zendingsgebied dienen, doen groeien. Moge zulk een waardering jullie altijd steunen en schragen, zodat jullie in getrouwheid aan jullie hemelse regering een rechtvaardige en zuivere handelwijze zullen volgen. O, moge het zo zijn dat jullie evenals Paulus je bediening verheerlijken door jullie ware zending te vervullen en waardig te wandelen (Rom. 11:13). Mogen jullie, zendelingen, aldus in de koninklijke regeringsdienst blijven voortgaan totdat de koninkrijken van deze wereld niet meer bestaan en Gods koninkrijk zegevierend in de eeuwige nieuwe wereld regeert.
21. Welke grote eer genieten allen die zich hebben opgedragen thans, en wie zijn in dit verband bijzonder gelukkig?
21 Welk een grote eer valt ons, gezien de voorgaande toespraak tot de zendelingen die een diploma ontvingen, thans ten deel om ware evangelisten te zijn die de bevreesde mensheid het beste nieuws van het gehele universum kunnen brengen! Het is het nieuws van Gods opgerichte koninkrijk, dat thans in de hemelen regeert ten einde deze aarde van Satans doodaanbrengende heerschappij te bevrijden en mensen van goede wil in alle natiën door het Zaad van Gods vrouw te zegenen. Dit is het „eeuwige goede nieuws”. De grote Evangelist Jehovah God wil dat dit nieuws thans onder de gehele mensheid gepredikt wordt. Welk een verheven voorrecht is het hieraan deel te mogen nemen. Allen die evenals de afgestudeerden van de opleidingsschool voor zendelingen, namelijk de Gileadschool, hun aangelegenheden in het leven zo regelen dat zij al hun tijd aan het evangelisatiewerk besteden en aldus het beste nieuws van alle tijden bekendmaken, namelijk het nieuws over Gods koninkrijk dat tot in alle eeuwigheid in heerlijkheid zal blijven regeren, is een buitengewoon geluk beschoren.
[Voetnoten]
a The Encyclopedia Americana, Deel 28, bladzijde 281a.