Leiden de Kerken de natiën naar een frontale botsing met God?
WAT de mensen over God geloven, hebben zij voornamelijk van de kerken geleerd of van wat kerkleiders hebben gezegd of gedaan. Maar hebben zij werkelijk de waarheid over God geleerd? Of hebben zij een verdraaid beeld gekregen? Als men zuiver uit de bijbel over God leest, druist de afbeelding die daarin van God wordt gegeven dan in tegen wat de kerken leren en doen?
De meeste kerken van de christenheid zeggen dat er drie personen zijn in een God, dat hij als het ware een ’driehoofdige’ God is. Ze leren dat toen Jezus stierf, God stierf. Volgens deze leer is God niet werkelijk de Soevereine Regeerder van het universum, de Vader en Bron van al het leven. Hij deelt deze posities veeleer met de Zoon en met de zogenoemde „heilige geest”, die als de derde persoon van de Drieëenheid wordt beschouwd.
Maar de bijbel zegt (Mozes’ woorden): „Luister, o Israël: Jehovah, onze God, is ÉÉN Jehovah” (Deut. 6:4). En de christelijke apostel Paulus schrijft: „In werkelijkheid is er voor ons maar ÉÉN God, de Vader, uit wie alle dingen zijn en wij voor hem, en er is één Heer, Jezus Christus, door bemiddeling van wie alle dingen zijn en wij door bemiddeling van hem” (1 Kor. 8:6). Jezus zei: „De Vader is groter dan ik” en hij sprak over Jehovah als „mijn God” (Joh. 14:28; 20:17). En in de gehele bijbel wordt de heilige geest niet als een persoon afgebeeld maar als een verstandeloze kracht, de werkzame kracht van God. — Hand. 2:17, 33.
POGINGEN OM GODS NAAM TE VERBERGEN OF TE VERDUISTEREN
In nog andere opzichten geven de kerken een verkeerde voorstelling van zaken. De bijbel zegt dat God de natiën zal laten weten dat zijn naam Jehovah is en dat hij alleen de Allerhoogste over de gehele aarde is. (Ps. 83:18; Ezech. 38:23). Gods persoonlijke naam in de vorm van het Tetragram, het uit vier letters bestaande Hebreeuwse woord dat in het Nederlands als JHVH of JHWH wordt getranscribeerd en met Jehovah of Jahweh wordt vertaald, komt bijna 7000 maal in de Hebreeuwse Geschriften voor. Toen Jezus Christus op aarde was, zei hij dat hij ’Gods naam bekendgemaakt had’ aan zijn discipelen, en Jehovah heeft geboden dat zijn naam, met alle rechtvaardige beginselen waarvoor deze borg staat, over de gehele aarde bekendgemaakt en „geheiligd” moet worden, opdat de mensen zijn wegen mogen leren kennen en in zijn paden mogen wandelen. — Matth. 6:9; Joh. 17:6, 26; Openb. 14:6, 7; 19:6.
De geestelijken verbergen de naam evenwel. In hun bijbelvertalingen gebruiken zij de titels HEER en GOD waar de naam van God, Jehovah, voorkomt. Bovendien geven zij een verkeerde voorstelling van hem en besmeuren zij in werkelijkheid zijn naam door leerstellingen als het hellevuur te leren, waardoor God wordt voorgesteld als een duivelse maniak die nog boosaardiger is dan de folterexperts van de Duitse Gestapo en de concentratiekampen.
Gods eigen Woord zegt evenwel dat Jehovah een God van gerechtigheid en barmhartigheid is (Ex. 34:6, 7). Zijn wet zegt: „Het loon dat de zonde betaalt, is de dood”, geen pijniging (Rom. 6:23). Hoewel de goddelozen moeten sterven, schept God geen behagen in hun dood (Ezech. 33:11). Zijn houding ten opzichte van de pijniging van mensen werd getoond toen hij de Israëlieten veroordeelde wegens het feit dat zij hun kinderen aan de heidense god Baäl offerden. Hij zond zijn profeet Jeremia om hun te zeggen: „En zij bouwden de hoge plaatsen van de Baäl om hun zonen in het vuur te verbranden als volledige brandoffers voor de Baäl, iets wat ik niet geboden had en waarvan ik niet gesproken had en wat in mijn hart niet was opgekomen.” — Jer. 19:5.
Als de lezer in de bijbel Openbaring 20:14 wil opslaan, zal hij zien dat het „meer van vuur”, dat geestelijken lang een plaats van eeuwige pijniging hebben genoemd, in werkelijkheid symbolisch is en de „tweede dood” betekent, geen pijniging. De hel of Hades (hetgeen in werkelijkheid het gemeenschappelijke graf van de mensheid is) zal bovendien zelf in dit symbolische „meer van vuur” vernietigd worden.
Veel geestelijken hebben Gods misnoegen jegens hen vergroot door hem een leugenaar te noemen. Zij zeggen dat zijn Woord niet geïnspireerd is, dat de verslagen over Adam en Eva en de zondeval van de mens, de Vloed, de wonderen en de maagdelijke geboorte van Christus slechts mythen en onbetrouwbare fabeltjes zijn. En zij zeggen zelfs dat ’God dood is’, ofte wel, dat hij zich helemaal niet met de mens en zijn problemen bemoeit.
IMMORALITEIT DOOR DE VINGERS GEZIEN
De kerkelijke leiders hebben bovendien in veel gevallen immoraliteit in hun gemeenten door de vingers gezien door personen die hoererij bedrijven, die liegen en die stelen, niet uit te sluiten. Sommigen hebben zich ten gunste van voorechtelijke en zelfs van buitenechtelijke gemeenschap uitgesproken, terwijl geestelijken homoseksuele „huwelijken” hebben gesloten.
De mensen in de kerken waarin zulke dingen worden beoefend, zullen zulk een optreden van de zijde van de geestelijken ongetwijfeld door de vingers zien en zeggen dat het in overeenstemming is met de „nieuwe moraliteit” en de modernisering van religieuze ideeën. Maar vertegenwoordigen de geestelijken God wanneer zij zulke dingen doen of goedkeuren? Integendeel, want de bijbel zegt: „Het huwelijk zij eerbaar onder allen en het huwelijksbed zonder verontreiniging, want God zal hoereerders er overspelers oordelen” (Hebr. 13:4). Gods toorn wordt bovendien vooral opgewekt tegen mensen die leugens over hem vertellen en geld en materiële ondersteuning ontvangen onder het mom dat zij God vertegenwoordigen.
Het droeve feit doet zich voor dat de religies, vooral die van de christenheid, voornamelijk verantwoordelijk zijn voor de op een frontale botsing uitlopende handelwijze van de natiën. Hoe dan wel?
OORSPRONG VAN HET AFVALLIGE CHRISTENDOM
Welnu, kort voor zijn dood voorzei de apostel Paulus een afval van het ware christendom. Toen de apostelen nog leefden, konden zij voorstanders van valse leerstellingen in de gemeente tegenhouden, maar Paulus zei:
„De geïnspireerde uitspraak zegt echter uitdrukkelijk dat in latere tijdsperioden sommigen zullen afvallen van het geloof aandacht schenkend aan misleidende geïnspireerde uitspraken en leringen van demonen, door de huichelarij van mensen die leugens spreken, in hun geweten gebrandmerkt. — 1 Tim. 4:1, 2.
Paulus waarschuwde ook bepaalde personen die in de christelijke gemeente een leidinggevende positie bekleedden:
„Ik weet dat er na mijn heengaan onderdrukkende wolven bij u zullen binnenkomen, die de kudde niet teder zullen behandelen, en uit uw eigen midden zullen mannen opstaan die verdraaide dingen zullen spreken om de discipelen achter zich aan te trekken.” — Hand. 20:29, 30.
De apostel Petrus uitte een overeenkomstige krachtige waarschuwing:
„Er stonden echter ook valse profeten onder het volk op, zoals er ook onder u valse leraren zullen zijn. Dezen zullen heimelijk verderfelijke sekten invoeren en zullen zelfs de eigenaar, die hen heeft gekocht, verloochenen, een spoedige vernietiging over zichzelf brengend. Bovendien zullen velen hun daden van losbandig gedrag navolgen, en door hun toedoen zal er schimpend over de weg der waarheid worden gesproken. En uit hebzucht zullen zij u met vervalste woorden uitbuiten. Maar wat hen betreft, het oordeel uit oude tijden beweegt zich niet traag en de vernietiging van hen sluimert niet.” — 2 Petr. 2:1-3.
Deze afval van de ware aanbidding en leer deed zich inderdaad voor, en vooral vanaf de vierde eeuw tierde het valse, afvallige christendom welig en werd het met de Staat verenigd om een staatsreligie te worden. Het gebied waarin het de overhand kreeg, werd „de christenheid” (wat „christelijke heerschappij” betekent) genoemd. Dit was lijnrecht in strijd met Christus’ woorden: „Mijn koninkrijk is geen deel van deze wereld” en ’zij [Jezus’ discipelen] zijn geen deel van de wereld’. — Joh. 18:36; 17:14.
De geschiedenis vermeldt dat vanaf die tijd religieuze leiders de raadgevers, ja, vaak de leiders, van nationale regeerders waren. Waar zij geen macht konden uitoefenen, waren zij bereid een revolutie of oorlog te ontketenen tegen de regeerders die hen tegenstonden. Wanneer zij in deze tijd geen begunstigde machtspositie onder de nationale heersers kunnen innemen, treden zij vaak op de voorgrond onder groepen die tegen de gevestigde regering in opstand komen.
VERANTWOORDELIJK VOOR BLOEDVERGIETING
Om deze reden wordt alle valse religie, waarvan de afvallige christenheid het belangrijkste deel vormt, in de bijbel beschreven als een „stad”, „Babylon de Grote”, een symbolisch rijk, aangezien ze „een koninkrijk over de koningen der aarde heeft”. Ook wordt ze gepersonifieerd als een „hoer”, over wie wordt gezegd: „In haar werd het bloed gevonden van profeten en van heiligen en van allen die op de aarde geslacht zijn.” — Openb. 17:1, 2, 5, 18; 18:24.
Volgens de verzen 3, 12-14 van het zeventiende hoofdstuk van Openbaring berijdt de „hoer” een symbolisch „wild beest”, waarvan de horens „koningen” of regeerders der aarde afbeelden. Ten gevolge van de invloed van de zijde van de „hoer” die het beest berijdt, voeren deze koningen een strijd „tegen het Lam”, Jezus Christus. Dit vormt er een verder bewijs van dat de valse religies der aarde in werkelijkheid de leiding nemen en voornamelijk verantwoordelijk zijn voor de op een botsing uitlopende handelwijze van de natiën.
Wekt het dan verbazing dat God niet met de religies van de wereld is ingenomen? Het zou in werkelijkheid meer verbazing wekken als hij niet handelend zou optreden om zijn naam te zuiveren en mensen te helpen die de immoraliteit en corruptie in de kerken en de leugens die over God worden verteld, eveneens haten.
’Ja’, zal iemand misschien zeggen, ’God wordt genoeg getergd om handelend op te treden. Maar is het niet liefdeloos van zijn zijde om mensen of het volk te vernietigen wegens toestanden waarvoor valse religie en politiek in zulk een grote mate verantwoordelijk zijn? Zou hij niet louter een verandering in regering kunnen teweegbrengen en het leven van de mensen kunnen sparen?’ In het volgende artikel zal op deze vraag worden ingegaan.