Heidense feestdagen op de kalender der christenheid
DE EERSTE christenen deden iedere poging om vrij van heidense gebruiken te blijven. „Dat doet mijn kerk toch ook”, zou u kunnen zeggen. Maar is dat zo? U bent misschien verbaasd te weten hoeveel religieuze feesten niet van het ware christendom, doch van heidense gebruiken afkomstig zijn. Het is in dit opzicht verhelderend op te merken wat Louis Réau, een lid van het beroemde Franse Instituut die de leerstoel van middeleeuwse kunst aan de Sorbonne, Frankrijks voornaamste universiteit, bekleedde, enkele jaren geleden schreef:
„Ongeacht de tegenzin van de theologen om de heidense oorsprong van christelijke ceremonieën toe te geven, erkennen de meesten van hen echter dat men naar de agrarische en begrafenisriten van de [heidense] Romeinen moet kijken om de oorsprong en verklaring van talloze christelijke feesten te vinden.”a
Doch waarom plaatste de christenheid eigenlijk de heidense feestdagen op haar kalender? „Om een botsing met de populaire geloofsovertuigingen te voorkomen en ze tot een ander doel aan te wenden”, zegt Réau, „handhaafden [de leiders der christenheid] de datum van het [heidense] religieuze feest.” Hij wijst erop dat het adopteren van heidense feestdagen en de voortzetting ervan onder een andere naam „het snelle kerstenen van de heidense wereld aanzienlijk vergemakkelijkte”.b
Nadenkende mensen zouden zich echter kunnen afvragen of het ook leidde tot het heidens worden van het christendom. Beschouw bijvoorbeeld enkele van de algemene feestdagen op de kalender van de christenheid en vergelijk uw eigen geloofsovertuiging en gebruiken met die van de eerste christenen.
DODENGEDENKDAGEN, PASEN, KERSTMIS
Ten gevolge van het wijdverbreide geloof in de inherente onsterfelijkheid van de menselijke ziel werden door de christenheid verscheidene dodengedenkdagen aangenomen. Réau zegt bijvoorbeeld: „Allerheiligen, dat begin november wordt gevierd, is het door de Kerk gekerstende heidense Dodenfeest.”c
En hoe staat het met Allerzielen op 2 november, dat tot doel heeft door gebeden en liefdadigheidsgaven zielen in het vagevuur bij te staan? Wederom een geadopteerd heidens gebruik. Een gezaghebbend naslagwerk zegt: „In wezen is Allerzielen de toepassing van een vrijwel wereldomvattend gebruik om een gedeelte van het jaar (gewoonlijk het laatste gedeelte) voor de doden te reserveren. De Babyloniërs hielden een maandelijks allerzielenfeest ter gelegenheid waarvan door priesters offers werden gebracht.”d Zowel de Grieken als de Romeinen vierden op Babylonisch heidendom gebaseerde dodenfeesten.
En hoe staat het met de periode van vasten die door lidmaten van de Anglicaanse, Griekse, en Rooms-Katholieke Kerken ter voorbereiding van Pasen in acht wordt genomen? Een naslagwerk over heidense aanbidding vertelt ons: „De veertig dagen onthouding van de vasten werd rechtstreeks aan de aanbidding van de Babylonische godin ontleend.”e
Het dient ons dus niet te verwonderen dat ook Pasen niet door enig gebod van Jezus Christus of zijn apostelen, maar via heidense gebruiken zijn weg op de kalender van de christenheid vond. De predikant Alexander Hislop schreef:
„Wat betekent het woord Pasen op zich? Zijn Chaldeeuwse oorsprong springt heel duidelijk in het oog. Pasen is niets anders dan Astarte . . . de koningin van de hemel, wier naam, zoals deze door de mensen van Nineveh werd uitgesproken, klaarblijkelijk identiek was met die welke thans in dit land [Engeland; namelijk: Easter] algemeen gebruikelijk is. Die naam, zoals door Layard op de Assyrische monumenten werd aangetroffen, is Isjtar. De aanbidding van Bel en Astarte werd zeer vroeg in Engeland ingevoerd. . . . Dit nu is de geschiedenis van Pasen. De populaire gebruiken die de periode waarin het gevierd wordt, nog steeds vergezellen, bevestigen ruimschoots het getuigenis van de geschiedenis wat het Babylonische karakter ervan betreft. De warme kruisbroodjes van Goede Vrijdag, en de geverfde eieren van Paas- of Pinksterzondag stelden in de Chaldeeuwse riten precies hetzelfde voor als ze thans doen.”f
Als Pasen zulk een heidense oorsprong heeft, kunt u zich terecht afvragen hoe het met een ander voornaam feest van de christenheid staat — Kerstmis. Door verschillende naslagwerken te raadplegen, zult u ontdekken dat het onder de eerste christenen onbekend was, doch in de vijfde eeuw G.T. gelastte de Rooms-Katholieke Kerk dat op de dag van de Mithras-riten ter gelegenheid van de geboorte van de zon en bij het afsluiten van de saturnaliën, een Romeins feest ter ere van de god Saturnus, een feest gevierd zou worden ter herinnering aan Jezus’ geboortedag. De heidense tijd van feestvreugde, die gepaard ging met het over en weer geven van geschenken, verschafte het voorbeeld voor vele kerstgebruiken.”g Een tijdlang na de Reformatie verwierpen de protestanten dus daarom zowel Kerstmis als Pasen als heidens,h doch geleidelijk aan begonnen zij aan de heidense pretmakerij deel te nemen.
Hoe afkerig kerkleiders er ook van mogen zijn de heidense oorsprong van vele feestdagen op de kalender van de christenheid toe te geven, het is een feit dat ze hun oorsprong in het heidendom vinden, en het bewijs kan in encyclopedieën en andere naslagwerken in vrijwel elke openbare leeszaal worden gevonden. De christenheid heeft niet het voorbeeld van de getrouwe christenen van de eerste twee eeuwen G.T. gevolgd.
EERSTE CHRISTENEN VERWIERPEN HEIDENSE FEESTEN
Het is waar dat gedurende de tweede tot en met de vierde eeuw G.T., voornamelijk na de tijd van Constantijn, steeds meer belijdende christenen heidense feesten begonnen te vieren. Doch de christenen die vasthielden aan het ware geloof zoals dit door Jezus Christus werd onderwezen, namen geen enkel heidens feest over. Een kort overzicht van de feiten toont aan dat zij dit niet deden.
Zij hielden geen feesten voor de „zielen” van de doden, omdat de eerste christenen niet de heidense leerstelling van de onsterfelijkheid van de menselijke ziel onderwezen; zij wisten immers dat de bijbel duidelijk maakt dat „de ziel die zondigt . . . zal sterven”. — Ezech. 18:4.
En nu u weet dat de vasten van heidense oorsprong is, zult u niet verbaasd zijn dat Cassianus, een monnik van Marseille wiens geschriften uit de vijfde eeuw G.T. dateren, de christenen van de eerste eeuw met de kerk van zijn tijd vergeleek, zeggende: „Men dient te weten dat het in acht nemen van de veertig dagen geen bestaan had zolang de volmaaktheid van die oorspronkelijke kerk ongeschonden bleef.”i
Wat Pasen betreft: „Er bestaat geen aanwijzing in het Nieuwe Testament of in de geschriften van de apostolische vaders, dat men Pasen vierde. De heiligheid van speciale tijden was een denkbeeld dat niet bestond in de geest van de eerste christenen. . . . De kerkelijke historicus Socrates [niet de Griekse filosoof] verklaart naar volle waarheid, dat de Heer noch zijn apostelen, het houden van dit of enig ander feest oplegden. Hij zegt: ’De apostelen dachten er niet aan feestdagen voor te schrijven, doch moedigden aan tot een smetteloos en vroom leven.’ . . . Ongetwijfeld heeft hij hiermee de zaak waarheidsgetrouw weergegeven.”j
Bovendien werd de geboorte van Jezus niet door de eerste christenen gevierd, want Jezus Christus gebood zijn volgelingen zijn dood te herdenken, niet zijn geboorte (1 Kor. 11:24-26). Begrijpelijkerwijs vertelt The Encyclopedia Americana ons: „De viering [van Kerstmis] werd in de eerste eeuwen van de christelijke kerk niet in acht genomen.” — Deel VI, blz. 622, uitgave van 1956.
De vele feesten die in de loop der jaren aan de kalender van de christenheid werden toegevoegd, waren dus geen geboden van Jezus Christus of zijn apostelen, doch het voortbrengsel van christelijke afvalligheid.
ONVERENIGBAAR MET HET WOORD VAN GOD
Op basis waarvan verwierpen deze eerste christenen dan heidense feesten? Op basis van het Woord van God. Vele christenen van de eerste eeuw waren onder de joodse of Mozaïsche wet, met haar feesten en vieringen vandaan gekomen. Zij waren echter niet van plan die door God ingestelde regeling, die haar doel had gediend en vervolgens door God, door bemiddeling van Jezus Christus, werd afgeschaft, te vervangen door onterende heidense vieringen en feesten, gebaseerd op de aanbidding van valse goden. En zelfs aan Hebreeuwse christenen die nog de joodse feesten hielden — voorheen een religieuze verplichting die hun van godswege was opgelegd, schreef Paulus, een apostel van Jezus Christus:
„Gij onderhoudt nauwgezet dagen en maanden en vaste tijden en jaren. Ik vrees voor u dat ik op een of andere wijze voor niets met betrekking tot u heb gezwoegd.” — Gal. 4:10, 11.
Men kan zich beslist onmogelijk voorstellen dat de apostel Paulus christelijke namen zou geven aan feesten ter ere van heidense goden. Paulus drong er bij aanbidders van Zeus en Hermes veeleer krachtig op aan dat „gij u van deze ijdele dingen zoudt afkeren en u zoudt wenden tot de levende God, die de hemel en de aarde en de zee en alle dingen die daarin zijn, heeft gemaakt”. — Hand. 14:12-15.
De apostel Paulus zou dus geen van deze „ijdele dingen”, zoals heidense feestdagen, aanvaarden alleen om er meer heidenen toe te brengen christenen te worden. Neen, doch de christenen van de eerste eeuw hielden zich aan Gods Woord en het goddelijke gebod:
„Wat voor deelgenootschap hebben rechtvaardigheid en wetteloosheid? Of wat heeft licht met duisternis gemeen? Welke overeenstemming bestaat er voorts tussen Christus en Belial? Of welk deel heeft een gelovige met een ongelovige? En welke overeenkomst heeft Gods tempel met afgoden? Want wij zijn een tempel van een levende God, zoals God heeft gezegd: ’Ik zal onder hen wonen . . .’ ’„Gaat daarom uit hun midden vandaan en scheidt u af”’, ’„en ik zal u aannemen.”’” — 2 Kor. 6:14-17.
Er zijn dus overweldigende bewijzen met betrekking tot de heidense oorsprong van de feestdagen der christenheid. Er zijn bovendien glasheldere bewijzen dat de eerste christenen dergelijke heidense gebruiken meden, en dat de bijbel christenen ervoor waarschuwt deze gebruiken over te nemen. Vraagt u zich daarom nu eens eerlijk af: Welk standpunt neemt u in verband met deze heidense feesten in? Hoe beziet uw kerk ze? Zijn u en uw kerk als de eerste christenen? Zelfs al verwerpt uw religieuze organisatie zulke gebruiken niet, kunt u dan, nu u van deze dingen op de hoogte bent, ten aanzien hiervan in gebreke blijven?
[Voetnoten]
a Iconographie de l’Art Chrétien (Verhandeling over christelijke kunst) (Parijs; 1955), door Louis Réau, Deel I, blz. 50-52.
b Iconographie de l’Art Chrétien (Verhandeling over christelijke kunst) (Parijs; 1955), door Louis Réau, Deel I, blz. 50-52.
c Iconographie de l’Art Chrétien (Verhandeling over christelijke kunst) (Parijs; 1955), door Louis Réau, Deel I, blz. 50-52.
d Funk & Wagnalls Standard Dictionary of Folklore, Mythology and Legend (New York; 1949), Deel 1, blz. 38.
e The Two Babylons (Londen; 1957), door Alexander Hislop, blz. 104.
f The Two Babylons, blz. 103, 107, 108.
g Zie bijvoorbeeld: The Encyclopedia Americana (New York; 1956), Deel VI, blz. 622.
h The Encyclopaedia Britannica, uitgave van 1959, Deel 11, blz. 107.
i Citaat in The Two Babylons, blz. 104.
j The Encyclopaedia Britannica (New York; 1910), Deel VIII, blz. 828.