-
Aan wie behoort u toe?De Wachttoren 1975 | 15 januari
-
-
Jezus zelf overvloedige bewijzen verschaft dat zij de opperste autoriteit van Jehovah met blijdschap erkennen en dat zelfs al zou hun de gelegenheid geschonken worden een handelwijze van onafhankelijkheid van God te kiezen, zij deze vastberaden zouden verwerpen.
21. Welk opwindende werk en glorierijke vooruitzicht liggen voor ons in het verschiet?
21 Gedurende de duizendjarige Koninkrijksregering zal Jehovah’s blijvende „waardigheid” niet op een georganiseerde of aanhoudende wijze worden uitgedaagd. Het enorme werk dat gedurende die periode tot stand gebracht zal worden, het werk om alle onheil en verderf ongedaan te maken die in de loop van zesduizend jaar onder het bestuur van de zonde op deze aarde zijn aangericht, zal echter stellig een opwindende uitdaging zijn. Wanneer dit is voltooid, wat dan? Paulus schreef: „Vervolgens het einde, wanneer hij [Christus] het koninkrijk aan zijn God en Vader overdraagt, wanneer hij alle regering en alle autoriteit en kracht heeft tenietgedaan. . . . [dan] zal ook de Zoon zelf zich onderwerpen aan Degene die alle dingen aan hem onderwierp, opdat God alles zij voor iedereen” (1 Kor. 15:24-28). Wanneer de vereniging van de gehele mensheid is voltooid, zal Christus het Koninkrijk aan zijn Vader overdragen, in erkenning van het feit dat de gehele schepping Jehovah waarlijk toebehoort. Wegens zulk een vooruitzicht worden wij ertoe aangespoord nu in te stemmen met dat hemelse lied: „Gij, Jehovah, ja onze God, zijt waardig de heerlijkheid en de eer en de kracht te ontvangen, want gij hebt alle dingen geschapen, en vanwege uw wil bestonden ze en werden ze geschapen.” — Openb. 4:11.
22. Hoe kan en dient de vraag beantwoord te worden: Aan wie behoort u toe?
22 Aan wie behoort u toe? Hebt u gunstig gereageerd op die liefdevolle uitnodiging om uzelf, zoals in Gods Woord wordt uiteengezet, aan het doen van Gods wil op te dragen? Indien dit niet zo is, zou het dan kunnen zijn dat de een of andere zelfzuchtige redenering of hunkering u hiervan terughoudt? „Als plaatsvervangers van Christus smeken wij: ’Wordt met God verzoend.’” Behoor hem toe. Kom in een intieme verhouding tot hem en verheug u in intieme vriendschap met hem. Geniet het gevoel van wederzijds eigendomsrecht door hem tot uw God te maken en zelf een lid van zijn toegewijde volk te worden. — 2 Kor. 5:20; Micha 4:5; Joh. 15:15; Openb. 21:3.
-
-
Is het christendom stervende?De Wachttoren 1975 | 15 januari
-
-
Is het christendom stervende?
IS het christendom stervende, of is het misschien reeds helemaal dood, zoals sommigen hebben geconcludeerd? Wanneer wij in de mening verkeren dat de kerken der christenheid het ware christendom vertegenwoordigen, zou een blik op deze kerken bovengenoemde gedachte schijnen te bevestigen. S. Calian, schrijver en hoogleraar in de godgeleerdheid aan de universiteit van Dubuque, in de Amerikaanse staat Iowa, zei onlangs over de bedienaren van de kerken der christenheid:
„Wie in onze maatschappij doet veelbetekenende en profetische verklaringen in verband met de epische gebeurtenissen van onze tijd? . . . voor het merendeel stellig niet de bedienaren des Woords . . . Bekommerd, vermoeid en slecht voorbereid, zijn zij een onduidelijke stem geworden in een wereld die naar een zinvol bestaan en hoop zoekt.”
En W. L. Edelen jr., predikant in de Eerste Congregationalistische Kerk te Tacoma, in de Amerikaanse staat Washington, gaf toe:
„De kerk van tegenwoordig is . . . vrijwel niet te onderscheiden van een gemiddelde zakencorporatie of politiek apparaat.”
Dit geeft echter aanleiding tot een zeer goede vraag: Vertegenwoordigen de kerken der christenheid werkelijk het christendom, of dragen ze een verkeerd naamkaartje? Als u de geschiedenis van de christenheid onderzoekt, blijkt daar dan uit dat ze ooit het ware christendom onder haar aanhangers heeft bevorderd?
Als de kerken dan niet het ware christendom vertegenwoordigen, moeten wij misschien zoeken of het ergens anders levend is. Een rechter, die zelf geen christen was, gaf de heersers van een natie eens de volgende raad met betrekking tot de apostelen van Christus en hun predikingsactiviteit: „(Indien dit plan of dit werk uit mensen is, zal het te gronde worden gericht; maar indien het uit God is, zult gij hen niet te gronde kunnen richten;) anders zou misschien blijken dat gij in werkelijkheid tegen God strijdt.” — Hand. 5:38, 39.
De Stichter van het christendom gaf een profetische illustratie waarin hij toonde dat het ware christendom werkelijk uit God is en dat het niet zou uitsterven, maar, integendeel, zou bloeien, niet alleen in de eerste eeuw, zoals werkelijk het geval was, maar ook ten tijde van ons geslacht, welke tijdsperiode in de bijbel als het „besluit van het samenstel van dingen” wordt aangeduid. — Matth. 24:3, 34; 13:40.
HET CHRISTENDOM BLOEIT IN DE EERSTE EEUW
Deze illustratie is de gelijkenis van de „talenten”, die in de bijbel in Matthéüs 25:14-30 staat opgetekend. Jezus sprak in figuurlijke zin over zichzelf als over een man die, voordat hij op een lange reis ging, zijn geld aan zijn slaven toevertrouwde. Over hun activiteit na zijn vertrek, zegt de gelijkenis vervolgens: „Degene die de vijf talenten [een grote som geld] had ontvangen, ging onmiddellijk heen en deed er zaken mee en verwierf er nog vijf bij. Zo verwierf ook degene die de twee had ontvangen er nog twee bij.” — 25 Vs. 16, 17.
Dit was waar met betrekking tot de eerste-eeuwse discipelen, de apostelen en hun metgezellen, die op de pinksterdag van het jaar 33 G.T., slechts tien dagen na Christus’ hemelvaart, onmiddellijk aan het werk gingen. Hun werk bestond er niet in geld te verdienen, maar het aantal discipelen te vermeerderen door ijverig te werken op het bewerkte veld dat hun Meester voor hen had achtergelaten en aldus het ware christendom te bevorderen. In zeer korte tijd werden er duizenden aan de christelijke gemeente toegevoegd en de christelijke boodschap ’droeg vrucht en nam toe in de gehele wereld’ en werd „in heel de schepping die onder de hemel is”, gepredikt. — Hand. 2:41; 4:4; Kol. 1:6, 23.
VOORZEGD DAT HET IN ONZE TIJD ZOU BLOEIEN
Hoe werd in de gelijkenis getoond dat het christendom ook thans, in onze tijd, zou bloeien? Welnu, de gelijkenis liet zien dat de man na een lange reis zou terugkeren om inspectie te houden en zou bemerken dat twee van zijn drie slaven de hun toevertrouwde „bezittingen” met 100 procent hadden vermeerderd. Andere bijbelteksten ondersteunen de zienswijze dat dit gedeelte van de gelijkenis van toepassing is op Christus’ terugkeer na een lange tijd om ’afrekening te houden’ met degenen die gezalfd waren om hem te dienen. — 1 Petr. 4:17, 18; Kol. 3:24.
Er zijn ook nog andere redenen op grond waarvan wij kunnen verwachten dat het ware christendom in onze tijd zou bloeien en toenemen. Een van deze redenen is dat het thans de tijd van Christus’ onzichtbare tegenwoordigheid in koningsmacht is. De „bestemde tijden der natiën”, of de „tijden der heidenen”, zijn geëindigd. Deze „tijden” begonnen toen Gods zinnebeeldige koninkrijk op aarde in 607 v.G.T. door Babylon werd omvergeworpen. Hoe lang zouden deze „tijden” duren? Het zouden „zeven tijden” of zeven profetische jaren van elk 360 dagen zijn, waarbij een dag voor een jaar gerekend moest worden. Dit zouden dus 7 x 360, ofte wel 2520, jaren zijn. Dit brengt ons tot het jaar 1914 G.T. als de tijd dat het Koninkrijk hersteld zou worden in de handen van degene „die het wettelijke recht heeft”. — Luk. 21:24; Dan. 4:17; Ezech. 4:6; 21:27.
Bovendien stroken de toestanden die sinds 1914 op aarde heersen, met datgene wat volgens Jezus’ voorzegging zou plaatsvinden ten tijde dat hij in „het besluit van het samenstel van dingen” zijn macht zou opnemen. — Matth. hfdst. 24; Mark. hfdst. 13; Luk. hfdst. 17, 21.
Deze wederkomst van Christus in Koninkrijksmacht, in hemelse heerlijkheid, is een tijd van oordeel, eerst voor degenen die gezalfd zijn om Christus te vertegenwoordigen, en vervolgens voor de wereld. De mensen moeten hierover worden ingelicht. Daarom is het noodzakelijk dat de boodschap van het Koninkrijk, waarin Gods voornemen met betrekking tot de mensheid wordt uiteengezet, wederom op uitgebreide schaal, „op de gehele bewoonde aarde”, wijd en zijd wordt bekendgemaakt. God heeft altijd zijn dienstknechten gebruikt om voordat hij een oordeel aan mensen voltrok, een waarschuwing te laten weerklinken. Dit wordt gestaafd door Noachs waarschuwing vóór de Vloed, de waarschuwing van de profeten aan Jeruzalem voordat deze stad in 607 v.G.T. werd vernietigd en de intensieve waarschuwing die door Jezus en zijn discipelen werd gegeven voordat die stad in 70 G.T. door de Romeinse legers werd vernietigd.
-