-
Waarom verlaten zij de Kerk van Zweden?Ontwaakt! 1981 | 22 oktober
-
-
Waarom verlaten zij de Kerk van Zweden?
DOOR ONTWAAKT!-CORRESPONDENT IN ZWEDEN
„MET de Kerk van Zweden gaat het bergafwaarts; steeds meer mensen treden uit en steeds minder mensen worden gedoopt.” „Ernstige crisis bedreigt de Kerk.” „Er heerst binnen de Kerk grote bezorgdheid voor de toekomst.” „De Kerk heeft haar greep op het Zweedse volk verloren.”
Dergelijke koppen en uitspraken komt men veelvuldig in de Zweedse pers tegen. Ze geven te kennen dat de officiële Kerk van Zweden iets doormaakt wat velen binnen de Kerk als de ernstigste crisis tot dusver beschouwen. Een van de priesters gaf in een dagblad zijn beoordeling van de toestand als volgt weer: „De situatie binnen de Kerk van Zweden is op het moment uiterst somber. Er is in feite alle reden om te geloven dat wij binnen de Kerk aan de grond zitten.”
Wat is er gebeurd met deze Kerk, die in het verleden zo’n sterke positie in Zweden innam? In 1593 kreeg ze in cultus en leer het karakter van een lutherse Kerk. In 1686 werd ze aan de Staat gekoppeld en werd aldus de Staatskerk van Zweden. Dit betekende dat nagenoeg alle Zweden krachtens geboorte lidmaat van de Kerk werden.
In het begin was dit lidmaatschap blijvend. Het was onmogelijk om uit de Kerk te treden. Bij een kerkelijke wet van 1686 werden alle vormen van afscheiding of afval verboden verklaard en gestraft met het verlies van erfrecht en met verbanning. Pas op 1 januari 1952, nadat er een nieuwe wet op de godsdienstvrijheid was ingevoerd, werd het mogelijk om uit de Kerk te treden.
Jehovah’s Getuigen de eersten die uittreden
Tijdens de eerste jaren die daarop volgden, maakten weinig mensen gebruik van hun recht om uit te treden. De Zweden in het algemeen interesseerde het gewoon niet. De enige uitzondering vormden Jehovah’s Getuigen. Zij lieten zich bijna onmiddellijk uitschrijven. De Getuigen verklaarden dat zij wilden tonen tot één internationale christelijke broederschap te behoren, een kerk die vrij is van de invloed van enige politieke staat of regering en uitsluitend door God, via zijn Zoon, Jezus Christus, wordt bestuurd. Tot dusver zijn ruim 17.000 getuigen van Jehovah in Zweden uit de Kerk getreden.
Wat de gezagdragers in de Kerk van Zweden nu zorgen baart, is dat zoveel anderen zich de afgelopen tien jaar hebben laten uitschrijven. Zo’n 110.000 personen hebben bij hun plaatselijke priesters de wens daartoe kenbaar gemaakt. Bovendien blijkt uit een recent opinieonderzoek dat tien procent van de lidmaten van de Kerk van plan is uit te treden. Dat zouden er nog eens 800.000 zijn.
De kwestie van de vrouwelijke priesters
Een studie door het Zweedse Instituut voor Godsdienstsociologie onthult dat de voornaamste reden waarom mensen uittreden, is dat zij hun geloof en belangstelling voor de Kerk verloren hebben. In veel gevallen komt dit door de bittere strijd die er binnen de Kerk wordt gevoerd in verband met de kwestie van de vrouwelijke priesters.
In 1958 besloot het Zweedse parlement dat ook vrouwen geordineerd konden worden. Op een totaal van ongeveer 2900 priesters die in de Kerk van Zweden fungeren, zijn er nu zo’n 330 vrouwen. Dit heeft onder zowel priesters als leken een storm van reacties ontketend. De meesten, zo’n 58 procent van de priesters, zijn voorstanders van vrouwelijke priesters, voornamelijk uit het oogpunt van de gelijkheid der seksen. Maar een dicht aaneengesloten oppositiegroep van zo’n 42 procent van de bisschoppen en priesters verzet zich tegen dit denkbeeld, sommigen zelfs heel heftig, daarbij wijzend op de woorden van de apostel Paulus in Eén Korinthiërs 14:34: „De vrouwen [moeten] zwijgen in de gemeenten.”
Het weekblad Vecko-Journalen van 20 maart 1978 bericht: „De kwestie van de vrouwelijke priesters is een kwaadaardige zweer in de Kerk geworden.” En in een interview in hetzelfde blad zei de aartsbisschop, Olof Sundby, in verband met de uittredingen wegens het strijdpunt van de vrouwelijke priesters: „Het is niet zozeer een kwestie van verschillende meningen over de kwestie, als wel de manier waarop wij de oppositie aanpakken; dit gebeurt vaak zonder liefde en verdraagzaamheid.”
In het dagblad Smalandsposten van 27 januari 1979 stond: „Moge de tweedracht in onze kerk eindigen voordat alle respect voor de kerk en onze priesters verdwenen is en het in onze heiligdommen aan het allerbelangrijkste ontbreekt: de mensen.”
Maar de tweedracht blijft woeden en de „heiligdommen” lopen leeg. Uit een recente studie blijkt dat slechts 1,98 procent van de Zweedse bevolking de kerk bezoekt, en in Stockholm, de hoofdstad van Zweden, bedraagt dit cijfer 0,78 — nog niet één procent! Een van de functionarissen van de Kerk, een priester, stelde de kerkelijke autoriteiten onlangs voor, de helft van de kerken in Zweden te sluiten om op zijn minst 1000 priesters en kerkmusici te ontlasten van hun taak diensten voor te bereiden en te houden. De arbeidsbesparing zou worden gebruikt om „de kerk en de samenleving uit hun moeilijke parket te helpen”. — Svenska Dagbladet, 20 november 1980.
Afgeweken van de bijbel
Er is nog een reden voor het toenemend aantal uittredingen. Volgens het Instituut voor Godsdienstsociologie zijn velen van mening dat de priesters in veel van hun zienswijzen en optreden van de bijbel afwijken. Zo stuit het velen, die bijbelverzen als Romeinen 1:26, 27 en Eén Korinthiërs 6:9, 10 aanhalen, tegen de borst dat steeds meer priesters homoseksualiteit accepteren en er zelfs hun zegen aan geven. Anderen vinden het hoogst ongepast dat priesters, in hun pogingen mensen naar de kerk te trekken, hun heiligdommen hebben opengesteld voor wereldse politici, zangers, musici en andere entertainers en hen zelfs de dienst over laten nemen. Onlangs waren in het hele land kerklidmaten geschokt toen de a pastor primarius in Stockholm een aantal astrologen en waarzeggers uitnodigde om in de kathedraal van Stockholm (Storkyrkan) hun denkbeelden uiteen te zetten en de horoscoop van bezoekers te trekken.
Kerklidmaten keren zich ook tegen de steeds toegeeflijker houding die de priesters ten opzichte van de seksuele moraal aannemen. Een pas gepensioneerde bisschop van Stockholm deed jonge mensen in zijn kerk openlijk de aanbeveling vrij samen te leven en verklaarde zich bereid hun huwelijk te voltrekken zodra zij tot een besluit waren gekomen.
De welwillende houding van veel priesters ten opzichte van vrije abortus — in Zweden bedraagt het aantal abortussen momenteel één op elke drie geboorten — heeft ook lidmaten uit de Kerk weggejaagd.
In het dagblad Norra Skane van 22 oktober 1980 vat een assistent-vicaris zijn kijk op de ’wereldsgezindheid’ in de Kerk als volgt samen: „Heden ten dage is bijna alles in onze Kerk toegestaan. Zij die van plan zijn priester te worden, kunnen het grootste deel van de bijbel loochenen en toch geordineerd worden. Preken kunnen over werkelijk alles gaan behalve over het zuivere en klare Woord van God, zonder dat iemand tussenbeide komt. De eed die geestelijken moeten afleggen om het Woord in overeenstemming met de Schrift en de geloofsbelijdenis van de Kerk te prediken, schijnt een lege eed te zijn, ontbloot van elke belangrijkheid en zonder dat men zich ook maar enigszins bindt.”
Uiteraard verliezen de Zweden hun geloof in God en Christus als zij het gebrek aan geloof onder hun geestelijke leiders opmerken. Dit verklaart een emeritus domproost van de Kerk van Zweden, Gustav Adolf Danell, in een bitter artikel in het Smalands Dagblad van 3 januari 1980. Hij zegt: „Hoe zullen priesters, die opgeleid worden tot personen die aan de bijbelse waarheden twijfelen, andere mensen ertoe kunnen bewegen een geloof aan te hangen dat zij zelf niet bezitten? De Kerk wordt zo langzamerhand een uitnemend instrument voor de voortdurende ontkerstening van ons volk.”
-
-
Een oprechte verontschuldiging aanvaardOntwaakt! 1981 | 22 oktober
-
-
Een oprechte verontschuldiging aanvaard
Enkele jaren geleden ontving het hoofdbureau van Jehovah’s Getuigen de volgende brief van een doctor in de filosofie en raadsman in de psychologie:
Geachte Jehovah’s Getuigen, ik schrijf om de getuigen van Jehovah mijn verontschuldigingen aan te bieden voor iets waaraan ik in de lente van 1942 in Brookhaven (Mississippi, VS) deelhad. Ik was toen 16 jaar en te jong nog om in dienst te kunnen, maar zeer vurig gestemd ten aanzien van de oorlog. Op grond van een gerucht dat een groep Jehovah’s Getuigen in kampeerwagens even buiten de stad hun bivak hadden opgeslagen en dat zij mensen ertoe aanmoedigden niet in dienst te gaan, gordden wij — zo’n tien van mijn medescholieren en ik — onze pistolen om en gingen naar het kamp. Wij staken daar een aantal naar onze mening patriottische speeches af en vertelden hun dat zij er verstandig aan deden de volgende avond hun biezen gepakt te hebben. Dat hebben ze ook gedaan. Ik kan me niet herinneren dat we het erover hebben gehad wat wij zouden doen als ze niet weg waren geweest.
De stemming die toen heerste, werd weerspiegeld in het feit dat de „Jackson Daily News” in een redactioneel artikel ons verachtelijke optreden prees.
De gruwelijkheid van de Amerikaanse agressie in Indochina leidde ertoe dat ik in de jaren ’60 een volledige ommezwaai maakte naar het pacifisme, en het ironische feit doet zich voor dat de enige twee jongens op de middelbare school van mijn zoon, die op morele gronden deelname aan het R.O.T.C. [Trainingskorps voor reserveofficieren], weigerden, mijn zoon . . . en een getuige van Jehovah waren.
Sinds mijn „patriottische” toespraak in 1942 heb ik heel wat over vrijheid en democratie geleerd en ook over het pacifisme van de christenen die tijdens het leven van Christus of de eerste 400 jaar erna hebben geleefd, en ik wil aan alle Getuigen van Jehovah mijn excuses aanbieden, ook al had dat dan 37 jaar eerder moeten gebeuren. Hoogachtend, [getekend] F. H. W.
Wij zijn er zeker van dat getuigen van Jehovah die rechtstreeks bij dit incident betrokken zijn geweest, deze oprechte excuses in navolging van hun Meester, Christus Jezus, zullen aanvaarden. — Luk. 23:34.
-