-
De zeezigeuners van MindanaoOntwaakt! 1976 | 8 maart
-
-
naar het aantal dorpelingen en van buiten afkomstige bezoekers die op de bruiloft aanwezig zijn.
Echtscheiding komt veel voor. Bepaalde meisjes, van nog geen zestien of zeventien jaar, zijn misschien al dertien keer getrouwd geweest. Huwelijken stranden soms al na twee weken; andere duren niet veel langer dan een maand of twee. De oorzaken zijn velerlei: luiheid en onbekwaamheid van de man om zijn vrouw te onderhouden, zijn misbruik van de rijkdom van de vrouw, geestelijke en lichamelijke wreedheid en andere aanleidingen.
Onzekere toekomst
Ondanks de twintigste-eeuwse vooruitgang en meer aandacht van de regering, vormen de Bajau’s een uitstervende bevolkingsgroep. Onwetendheid, ziekte en ondervoeding blijven deze mensen teisteren en eisen een zware tol. Zelfs op Tawitawi en Si Tangkay, waar zich de laatste bolwerken van deze drijvende cultuur bevinden, gaan de Bajau’s langzaam te gronde, terwijl hun verzet tegen de buitenwereld, waardoor zij hun gewoonten en tradities eeuwenlang hebben weten te handhaven, langzaam afbrokkelt. De jongere generatie van Bajau’s raakt geciviliseerd. Hun wereld van golven, zonsopgangen en zonsondergangen, krijsende zeevogels en oneindige blauwe verten, zal misschien nog blijven, maar de schoonheid van hun eenvoudige, ongehaaste en pretentieloze levenswijze op zee zal waarschijnlijk spoedig voor altijd tot het verleden behoren.
-
-
Kan eenheid de kerken redden?Ontwaakt! 1976 | 8 maart
-
-
Kan eenheid de kerken redden?
SAAMHORIGHEID wordt in het algemeen als iets heel wenselijks beschouwd, niet in het minst in het gezin, waar men de aanwezigheid van onderlinge solidariteit bijzonder waardevol acht. En ook de bijbel spreekt lovend over de harmonie onder mensen met een zelfde geestelijke achtergrond: „Zie! Hoe goed en hoe aangenaam is het als broeders in eenheid te zamen wonen!” — Ps. 133:1.
Maar is het dan ook niet goed naar meer godsdienstige eenheid te streven? Veel mensen menen van wel. Paus Paulus VI bijvoorbeeld zond op 20 januari 1974 gebeden op waarin hij sprak ten behoeve van de eenheid onder alle „christelijke” geloofsovertuigingen binnen de Rooms-Katholieke Kerk, terwijl verzoening het thema was van het afgelopen „Heilig Jaar”. Ook op de bijeenkomst van de Wereldraad van Kerken in 1975 stond het „slaan van bruggen” tussen landen en geloven centraal. In februari 1975 kondigden de katholieke St. Patrick’s Cathedral en de joodse Temple Emanu-El in New York plannen aan voor een één jaar durende discussie over verdeeldheid scheppende problemen tussen de beide geloofsgemeenschappen. Daarna sprak voor de eerste maal een joodse rabbijn vanaf de hoge kansel in die katholieke kathedraal.
De meeste mensen weten dat tal van religieuze organisaties momenteel te kampen hebben met problemen als ledenverlies en geldtekort. Natuurlijk hoeven dit in uw kerk geen problemen te zijn, maar elders scheppen ze heel wat hoofdbrekens. En vandaar dat veel geestelijken zich krachtig voor meer religieuze eenheid inspannen, ongetwijfeld omdat zij menen dat op die manier de belangen van hun eigen kerk het beste worden gediend. Maar is het schriftuurlijk juist naar zo’n eenheid met uiteenlopende godsdiensten te streven? En zouden de kerken bij het tot stand komen van zo’n eenheid gebaat zijn?
Maakt de leer enig verschil?
Het uitwerken van leerstellige compromissen zou de eenheid stellig krachtig bevorderen. Hoe staan mensen daar in het algemeen tegenover? Wel, als samenvatting van een onderzoek daarover in een bepaalde stadswijk, stond boven een artikel in de Milwaukee Journal van 28 oktober 1974 de kop: „Het ’ene ware geloof’-idee verliest zijn kracht.” Van de 1323 ondervraagde personen stonden bijna acht op de tien gunstig tegenover het streven naar oecumene of intergeloof. „Hoe je gelooft is niet belangrijk, als je maar iets gelooft”, was het commentaar van een katholieke man. En een lutherse vrouw merkte op: „In wezen geloven we allemaal hetzelfde. Volgens mij is het niet zo belangrijk hoe de leer wordt geïnterpreteerd.”
Bij het opslaan van de bijbel zal men echter nergens iets gunstigs lezen over pogingen om door leerstellige compromissen tot religieuze eenheid te komen. Toen de profeet Mozes op de berg Sinaï instructies van God ontving, probeerde Israël een fusie tot stand te brengen tussen de aanbidding van Jehovah God en de religieuze gebruiken van Egypte. Aäron maakte een gouden kalf en er werd gezegd: „Dit is uw God, o Israël, die u uit het land Egypte heeft opgevoerd.” Aäron ging daarop een altaar bouwen vóór het kalf en riep toen uit: „Morgen is er een feest voor Jehovah.” De volgende dag werden er brandoffers en gemeenschapsoffers aangeboden. Daarna ging het volk eten en drinken en ’zich vermaken’. Hoe stond Jehovah hier tegenover? Hij was zeer ontstemd. Het vermengen van ware met valse aanbidding had stellig Zijn goedkeuring niet. — Ex. 31:18–32:10.
Integendeel, de woorden die God door bemiddeling van Mozes tot zijn volk uit de oudheid sprak, moedigden allesbehalve tot het aanknopen van religieuze betrekkingen met anderen aan: „Gij dient geen verbond met hen of hun goden te sluiten.” „Wie aan andere goden slachtoffers brengt dan aan Jehovah alleen, dient aan de vernietiging te worden prijsgegeven” (Ex. 23:32; 22:20). Ook Gods Zoon, Jezus Christus, sloot nooit een compromis met personen die er verkeerde religieuze zienswijzen op na hielden. „Wee u, schriftgeleerden en Farizeeën”, waren zijn woorden, „huichelaars! omdat gij het koninkrijk der hemelen toesluit voor de mensen; want zelf gaat gij er niet binnen, en degenen die op weg zijn er binnen te gaan, staat gij dit niet toe.” — Matth. 23:13.
Wat verlangt God?
Het is derhalve duidelijk dat religieuze eenheid ’ten koste van elke prijs’ niet Gods gunst heeft. Wat verlangt Jehovah God dan van personen die zijn goedkeuring zoeken? „Wie hem aanbidden, moeten hem met geest en waarheid aanbidden”, verklaarde Jezus (Joh. 4:24). Wanneer derhalve de waarheid uit de bijbel wordt genegeerd, is religieuze eenheid volkomen onaanvaardbaar voor God.
Een ander essentieel kenmerk van de ware aanbidding is de aanvaarding van Gods Zoon, Jezus Christus. „Ik ben de weg en de waarheid en het leven”, verklaarde Jezus. „Niemand komt tot de Vader dan door bemiddeling van mij” (Joh. 14:6). Maar wanneer de verdeelde sekten van de christenheid streven naar een zogenaamde eenheid in Christus’ naam kan men dan aannemen dat Jehovah God of Jezus hier blij mee zullen zijn? Neen, in geen geval! Waarom niet? Christus verklaarde: „Niet een ieder die tot mij zegt: ’Heer, Heer’, zal het koninkrijk der hemelen ingaan, maar hij die de wil doet van mijn Vader, die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tot mij zeggen: ’Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, en in uw naam demonen uitgeworpen, en in uw naam vele krachtige werken verricht?’ En toch zal ik hun dan in het openbaar bekendmaken: Ik heb u nooit gekend! Gaat weg van mij, gij werkers der wetteloosheid.” — Matth. 7:21-23.
Nog een punt dat aandacht verdient, is het feit dat de religies van de christenheid, alsook andere geloven, zichzelf tot een deel van de wereld hebben gemaakt. Zo verklaarde één katholieke geestelijke bijvoorbeeld dat hij voorstander was van een oecumene waarbij „overeenstemming van handelen” bereikt zou worden „op het gebied van levenskwesties als oorlog en vrede, racisme en nationalisme, de rechten van minderheden, menselijke ontwikkeling en armoede”. Maar moeten christenen zich mengen in wereldse zaken als oorlog en nationalisme? Niet volgens Jezus Christus, de stichter van het christendom. Hij zei over zijn volgelingen: „Zij zijn geen deel van de wereld, evenals ik geen deel van de wereld ben.” — Joh. 17:16; vergelijk Jakobus 1:27; 4:4.
Tegen het eind van zijn aardse leven kon Jezus in gebed tot God zeggen: „Ik heb . . . uw naam bekendgemaakt en zal hem bekendmaken” (Joh. 17:26). Jezus maakte een vrijelijk gebruik van de Goddelijke Naam, Jehovah, maar de naamchristenen van deze tijd weigeren in het algemeen die naam in hun bijbelvertalingen of op andere manieren te gebruiken. Ware christenen daarentegen nemen de woorden ter harte die staan in Jesaja 43:12: „’Gij zijt mijn getuigen’, is de uitspraak van Jehovah, ’en ik ben God’.” Het is de wil van Jehovah God dat zijn naam over de gehele aarde wordt bekendgemaakt, en Jehovah’s getuigen zijn de enigen die dit werk doen, zoals ook Jezus zijn Vaders naam bekendmaakte. — Ex. 9:16.
Nauw verbonden met de Goddelijke Naam is Jehovah’s voornemen ten aanzien van zijn koninkrijk. Toen Jezus Christus op aarde was, ging hij van plaats tot plaats en predikte de Koninkrijksboodschap; op een keer zei hij hierover: „Ik moet ook aan andere steden het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want hiertoe werd ik uitgezonden” (Luk. 4:43; 8:1). Zo zijn ook thans Jehovah’s getuigen de enigen die het goede nieuws van Gods opgerichte koninkrijk, met Jezus Christus als regerende Koning op een hemelse troon, in het openbaar bekendmaken. Zij alleen vervullen Jezus’ profetie: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen.” — Matth. 24:14.
Geen enkele andere religieuze organisatie dan Jehovah’s getuigen houdt zich bezig met de bekendmaking van Gods naam en het getuigenis afleggen omtrent zijn opgerichte hemelse koninkrijk. Alleen op die basis al hebben Jehovah’s getuigen niets met andere religieuze groepen gemeen en kunnen zij nooit enige toenadering tot ze zoeken. Deze organisaties staan eenvoudig niet dezelfde dingen voor als Jehovah’s getuigen.
Wat in de nabije toekomst te verwachten is
Maar er is nog een belangrijke reden om eenwording met deze andere geloven te schuwen. De bijbel maakt duidelijk dat er iets zeer dramatisch en volledig onherstelbaars met deze religies zal gebeuren, en wel in dit geslacht. Onderlinge eenheid zal de kerken niet voor de vernietiging kunnen behoeden. Schenk namelijk eens aandacht aan het volgende:
Het bijbelboek Openbaring maakt melding van een symbolische vrouw, Babylon de Grote genaamd, „met wie de koningen der aarde [de politieke elementen van deze wereld] hoererij hebben bedreven” (Openb. 17:1, 2, 5). De Openbaring maakt ook melding van het politieke element door te spreken over een figuurlijk „wild beest” en over „tien horens”. Wij lezen: „Die zullen de hoer [Babylon de Grote] haten en zullen haar woest en naakt maken, en zij zullen haar vleesdelen opeten en zullen haar geheel met vuur verbranden” (Openb. 17:12, 16). Ook het commerciële element komt in de profetie aan bod, want „de reizende kooplieden der aarde” worden beschreven als ’wenend en rouwend’ over de vernietiging van Babylon de Grote (Openb. 18:11). Aangezien zowel de commerciële als politieke elementen gemakkelijk in deze profetie te herkennen zijn, wordt het al snel duidelijk dat Babylon de Grote het wereldrijk van valse religie voorstelt.
Maar wat heeft dat te betekenen? Dit: dat het wereldrijk van valse religie de vernietiging tegemoet gaat. En de bijbelprofetieën geven aan dat dit in onze tijd zal gebeuren (Matth. 24:34). Daarom maken mensen die in de bijbel geloven, zich niet druk over oecumenische bewegingen, het samengaan van kerken en de eenheid tussen verschillende religies. Bezorgdheid daarover zou inderdaad zinloos zijn.
Rechtgeaarde mensen reageren daarentegen op gepaste wijze op een bevelende stem uit de hemel, die met betrekking tot het verdoemde Babylon de Grote roept: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen, en indien gij geen deel van haar plagen wilt ontvangen.” — Openb. 18:4.
Met het oog op de toenemende onverschilligheid ten aanzien van religie is het niet moeilijk te begrijpen dat het veel mensen volkomen koud zal laten wanneer het wereldrijk, van valse religie ten onder gaat. En die vernietiging van Babylon de Grote is onvermijdelijk, „want Jehovah God, die haar heeft geoordeeld, is sterk” (Openb. 18:8). Religieuze eenheid zal daarom de kerken niet kunnen redden. Wij moedigen u echter aan de ware aanbidding te beoefenen en aldus de goedkeuring van Jehovah, de „God van reddingsdaden”, te verwerven. — Ps. 68:20.
-
-
Het spelen van dierenOntwaakt! 1976 | 8 maart
-
-
Het spelen van dieren
EEN grote ring van elastiekjes omcirkelde de plek waar de koelkast had gestaan. De twee verhuizers keken me beurtelings nieuwsgierig en ongelovig aan.
„Ze zijn van de kat”, bracht ik er bedremmeld uit. „Ze verzamelt elastiekjes.”
En daar is niets van verzonnen. Mijn kat koestert nu eenmaal een grote voorliefde voor rubber elastiekjes. Laat er één tussen uw duim en wijsvinger „zoemen” en onmiddellijk verschijnen er twee zwarte pootjes en een zwart neusje boven de zitting van de stoel. Als een volleerde tenniscrack weet ze het met de uitgespreide klauwen van haar voorpoot uit uw hand te slaan, om het vervolgens al duwend of in hockey-stijl, met beide poten, weg te slaan, onder het elektrisch snorrende „doel”, waar wij ons voedsel koel bewaren.
Kan men zeggen dat dieren spelen? De
-