-
Elke week duizenden gedooptOntwaakt! 1974 | 8 juli
-
-
marimba-band in El Salvador, de ’Marimba Atlacatl’. We maakten een tournee door Europa toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Aangezien Latijns-Amerika aan de kant van de geallieerden stond, werden we voor bijna twee jaar opgesloten in een concentratiekamp aan de Oostenrijkse grens.
Kort voor het einde van de oorlog konden we met hulp van anderen New York bereiken, waarna ik ten slotte terugreisde naar El Salvador om mijn muziekcarrière en drinkgelagen voort te zetten.
Tot ik in de jaren zestig tot de ontdekking kwam dat ik door mijn drinken niet alleen mijn gezondheid maar ook mijn vrouw had verloren. De wereld werd somber en donker om mij heen. Maar het ware licht stond op het punt door te breken. Mijn broer begon met Jehovah’s getuigen te studeren en sprak altijd met me over de dingen die hij leerde.
Ik was te halsstarrig om aan zijn woorden enige aandacht te schenken. Op zekere dag echter ontdekte ik dat mijn twee jongste dochters studeerden met een jonge vrouw die zei dat zij een van Jehovah’s getuigen was. Erg in mijn sas was ik er niet mee, maar ik ging ervan uit dat ze beter uit de bijbel konden leren dan doelloos langs de straat zwerven. Ik ging zelfs een paar maal met hen mee naar de Koninkrijkszaal, maar had verder geen belangstelling. Wat mij vooral kwelde was het idee dat ik te slecht had geleefd om nog vergeving van God te ontvangen. Per slot was mijn leven gevuld geweest met allerlei slechte praktijken — kinderen had ik verwekt in alle delen van de wereld zonder me nog verder om hen of hun moeders te bekommeren. Welke liefde, hulpvaardigheid of bezorgdheid had ik zelfs mijn eigen wettige gezin in El Salvador betoond? Hoe zou God mij ooit kunnen vergeven?
De jonge vrouw met wie mijn dochters studeerden zei altijd dat Jehovah een liefdevolle, vergevensgezinde God was. Dat bracht mij ertoe een nader onderzoek in te stellen. Mijn vrouw had inmiddels mijn dochters opgeëist. Hun studie werd afgebroken maar ik besloot door te gaan met zoeken. Ik ging naar de Koninkrijkszaal en daar werd een regeling getroffen dat iemand me verder zou helpen. Nu, na bijna twee jaar studie, ben ik een ’jonge oude man’. Ik ben thans over de zeventig, maar jong als christen: juni 1973 werd ik namelijk als een van Jehovah’s getuigen gedoopt.”
Gevorderde leeftijd geen hinderpaal om van geloof te veranderen
Anderen, die misschien geen liederlijk leven hebben geleid, hebben hun ogen moeten openen voor fouten in de religieuze leer waaraan zij jaren hebben vastgehouden. Onder hen zijn mannen en vrouwen van gevorderde leeftijd.
Een illustratief voorbeeld hiervan levert ons een gepensioneerde Deense timmerman van over de tachtig die heel tevreden was met zijn geloof.
Het zal ongeveer twee jaar geleden zijn dat twee getuigen van Jehovah aan zijn deur kwamen. Hij vroeg hen weg te gaan want ’hij had zijn kerk’. Maar na de deur gesloten en zijn zitkamer weer opgezocht te hebben, begon hij te denken. Misschien was het beter geweest even met die twee jonge vrouwen te spreken. Tot hun verbazing kwam hij weer naar buiten en vroeg hen binnen te komen. Dat deden ze. Heel snel kwamen hun bijbels te voorschijn en tal van vragen werden beantwoord. Ze lieten hem het boek De waarheid die tot eeuwig leven leidt zien en er werd een bijbelstudie begonnen. Al snel begon hij alle vergaderingen van Jehovah’s getuigen te bezoeken.
Drie maanden later ging hij naar zijn predikant om zich uit zijn kerk te laten uitschrijven. De predikant kon hier eenvoudig niet bij. „Het is je eigen schuld!” riep de oude man en zei hem dat hij vaak genoeg had gevraagd of er geen bijbelcursus georganiseerd kon worden om de kerkleden te helpen de bijbel te begrijpen. De predikant antwoordde: „Naar zoiets komt niemand.” „Maar ik was wel gekomen”, gaf de oude man als wederwoord, waarop de predikant uitlegde dat men voor één persoon geen bijbelcursus gaat organiseren. „Nee”, wierp de oude man tegen, „de kerk niet, maar Jehovah’s getuigen wel, en in drie maanden heb ik meer van de bijbel geleerd dan al die jaren dat ik in de kerk ben gekomen. Daarom wil ik me laten uitschrijven.”
Ondanks zijn bijna drieëntachtig jaar, bezoekt hij alle vergaderingen van Jehovah’s getuigen en heeft een aandeel aan de van-huis-tot-huisprediking. Getrouw dient hij vanaf de zomer van 1973 als een gedoopte getuige van Jehovah.
Hetzij jong of oud, over de hele aarde houden Jehovah’s getuigen zich druk bezig met de prediking van het goede nieuws tot anderen. Hun ijverige pogingen zijn een welsprekend getuigenis van de vervulling van Jezus’ profetische woorden: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Reageert u op die boodschap om het einde van dit goddeloze samenstel van dingen te kunnen overleven en de zegeningen te beërven die God heeft bereid voor allen die het oprechte verlangen koesteren hem te dienen?
-
-
Jehovah met succes dienen ondanks moeilijkhedenOntwaakt! 1974 | 8 juli
-
-
Jehovah met succes dienen ondanks moeilijkheden
Zoals verteld door Florentino Banda
ALS jongeman waren er twee dingen in verband met religie die ik niet kon plaatsen: de onsterfelijkheid van de menselijke ziel en de geldobsessie van de kerken. Het eerste hield ik voor onmogelijk en het tweede wekte mijn weerzin — het leek wel alsof er altijd gecollecteerd moest worden. Dit had mij al half en half tot het besluit gebracht religie maar te laten voor wat ze was.
In 1923 verliet ik echter Mexico en emigreerde naar de Verenigde Staten, een land bekend om zijn grote aantal religieuze sekten. Zo af en toe ging ik bij het passeren van een kerk wel eens naar binnen om te zien wat men aan het doen was. Maar wat voor dienst het ook was, de collecteschaal ontbrak nooit! „Uitbuiters!” dacht ik dan bij mezelf.
EEN RELIGIE GEVONDEN DIE DE MENSEN NIET UITBUIT
Het was in 1928, ik woonde toen in Houston (Texas), dat ik op een keer bij het huis van een paar kennissen langsliep die op het punt stonden uit te gaan. „Waar gaan jullie heen?” vroeg ik. „Naar een vergadering”, was het antwoord, „heb je zin om mee te gaan?” „Naar wat voor vergadering?” informeerde ik. „Als het over politiek of religie gaat, hoeft het voor mij niet.” „We bestuderen daar de bijbel”, zeiden ze.
„Zie je wel”, zei ik, „religie!” „Een andere keer misschien”, en liep door.
Er gingen enige dagen voorbij tot ik deze kennissen opnieuw tegenkwam; weer nodigden ze me uit voor hun vergadering. Uit beleefdheid ging ik toen maar mee.
Vriendelijk werden we door de Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s getuigen toen bekend stonden, ontvangen. Maar de bijbelbesprekingen vond ik moeilijk. Dat nam niet weg dat ik een zeldzame ontdekking deed. Kunt u het raden? Op deze vergaderingen werden geen collectes gehouden!
Toen we weggingen, vroeg iemand me: „Wat vond u ervan?” Ik had er zo weinig van begrepen dat ik maar antwoordde: „Nou, u was erg vriendelijk.” De volgende maal hoefde ik niet meer uitgenodigd te worden. Ik kwam uit mijzelf, al
-