Huidige onwilligheid om naar Gods boodschap te luisteren leidt tot rampspoed
1. (a) Welke voorrechten genieten mensen thans als het op het horen van de waarheid aankomt? (b) In welke stemming treft men niettemin de meeste mensen aan?
WELK een voorrecht geniet de wereld der mensheid thans, nu het Woord van God in vele talen gedrukt en tot de einden der aarde verspreid wordt! En bovendien zijn Jehovah’s christelijke getuigen van deze tijd verlangend en bereid in de huizen van mensen van alle natiën te komen en hen te helpen hun eigen bijbel te bestuderen en begrijpen. Doch de mensen die zich in de christenheid bevinden, zijn grotendeels precies zoals de mensen in de tijd van de profeet Jesaja; hoe meer u tot hen spreekt over Gods goedheid en de gift die hij de mensheid schonk in zijn Zoon, Christus Jezus, hoe meer zij verkiezen het niet te begrijpen. Ook al zien en horen zij Jehovah’s getuigen telkens weer, zij weigeren enige kennis te krijgen. Zij willen het niet! Evenals Jesaja zullen ware christenen die de enige boodschap prediken die de moeite waard is — „Het koninkrijk der hemelen is nabijgekomen” — dus „het hart van dit volk vet [maken], . . . zijn oren doof [maken] en . . . zijn ogen [doen] dicht kleven, opdat het met zijn ogen niet zie en met zijn oren niet hore en opdat zijn hart niet versta, zodat het zich niet bekere en genezen worde”. — Jes. 6:10.
2. Vertoonde de situatie in Jezus’ tijd op aarde overeenkomst met die van thans?
2 Toen Jezus op aarde predikte, zei hij hetzelfde over de mensen van zijn dagen: „Het hart van dit volk is dik geworden” (Matth. 13:13-15). Enkelen, zoals de apostelen, luisterden en gaven gehoor, en „zij volgden hem”. De twaalf apostelen, de zeventig evangelisten, de 120 met Pinksteren, en Paulus en duizenden andere joden werden actieve christenen in de eerste dagen van het christendom. Zij schepten er behagen in de wil van hun God Jehovah te doen en in de voetstappen van Christus Jezus te treden. Doch hoe staat het met de miljoenen en nog eens miljoenen zogenaamde christenen van thans? Zijn hun oren en ogen toegesloten?
3. (a) Als wij naar de tegenwoordige christenheid kijken, treffen wij dan hetzelfde geloof in Gods Woord aan als Jezus had? (b) Wat vinden velen van de bijbelse zedenwetten?
3 De christenheid van deze twintigste eeuw zegt dat ze de volgelinge van Christus Jezus is, doch gelooft u het? Luister naar en lees eens over de zogenaamde vertegenwoordigers van Christus Jezus. Zij leggen stellig niet het geloof in het Woord van God aan de dag dat Jezus aan de dag legde. Thans wensen vele leiders der christenheid te spreken wat in hun eigen geest opkomt en trekken het grootste deel van de mensen af van het geloof in het ware christendom, het geloof dat Jehovah God leeft en het geloof in Gods Zoon, Christus Jezus. Zij trachten de grootse boodschap die Jezus betreffende het koninkrijk der hemelen onderwees, als van geen belang te maken. En zij willen de zedenwetten van de bijbel niet tot een gids voor mensen van deze tijd maken. De Pensacola Journal van vrijdag 3 december 1965 vermeldde: „De andere wind die door de Rooms-Katholieke Kerk waait, beukt ook het huis van het protestantisme. De fundamentele leerstukken van het christelijke geloof worden — hetgeen vele protestanten bevreesd maakt — in twijfel getrokken, niet door doorgewinterde atheïsten maar door theologen. Bij gebrek aan een betere uitdrukking, is de nieuwe school van het christelijk humanisme bekend komen te staan als de ’God is dood’-beweging.”
4. Wat blijken sommige theologen over God te denken?
4 Wij zouden willen vragen: Hoe kunnen deze theologen zeggen dat zij christenen zijn, of zelfs het christendom vertegenwoordigen? Of hoe kan er trouwens een religie zijn als er geen God is of als God dood is? Sommige theologen denken dat zij God met een klik van hun tong kunnen doden, zich van hem kunnen ontdoen, en de bijbel, Gods Boek, waarin wij te weten komen wat mensen tot God hebben gezegd en wat God tot hen heeft gezegd, kunnen uitwissen. Christelijke mannen en vrouwen met geloof in hun Schepper, God, zullen het niet eens zijn met T. J. J. Altizer, hoogleraar in de theologie, verbonden aan de Emory-universiteit van Atlanta (VS), een school die het eigendom van de methodisten is, die zegt, zoals eveneens in de Pensacola Journal van 3 december 1965 staat: „Wij moeten erkennen dat de dood van God een historische gebeurtenis is.”
5, 6. (a) Welke belangwekkende inlichtingen geeft Websters New International Dictionary degenen die zich van God willen ontdoen, in overweging? (b) Wat zegt dezelfde bron in de definitie van „God”?
5 Zulke theologen moedigen mannen en vrouwen die misschien eens geloof in God en in zijn geliefde Zoon, Christus Jezus, hebben gehad, ertoe aan de bijbel te verwerpen en hun eigen religie in elkaar te zetten, hun eigen geloof te ontwikkelen en wel zonder een God. Zij hadden het beter iets anders kunnen noemen dan religie, want Websters New International Dictionary (uitgave van 1927) zegt betreffende religie: „De uiterlijke handeling of vorm waardoor mensen te kennen geven het bestaan te erkennen van een god, of van goden die over hun bestemming beschikken, aan wie gehoorzaamheid, dienst en eer toekomen; het gevoel of de uiting van menselijke liefde, vrees, of ontzag voor de een of andere bovenmenselijke, overheersende macht, hetzij door geloofsbelijdenis, door het in acht nemen van riten en ceremoniën, of door levenshouding; een stelsel van geloof en aanbidding, een manifestatie van vroomheid.”
6 Onder het opschrift „God” zegt dit zelfde woordenboek: „Het Opperwezen; de eeuwige en oneindige Geest, Schepper en Soeverein van het universum; Jehovah. ’God is een geest en zij die hem aanbidden, moeten hem in geest en in waarheid aanbidden (Joh. 4:24)’.” Het zegt ook: „Een wezen met meer dan menselijke hoedanigheden en macht; speciaal een bovenmenselijk persoon, voorgesteld als iemand die de natuur beheerst . . . en aan wie aanbidding toekomt en aangenaam is.”
7, 8. (a) Wat zouden „God is dood”-theologen eerlijkheidshalve moeten toegeven? (b) Wat zouden aanhangers van zulk een beweging heel wel kunnen gaan aanbidden en geloven?
7 Deze theologen die menen God door het onderwijzen van hun theorie te hebben gedood, dienden toe te geven dat zij niet langer een religie vertegenwoordigen en dat zij trachten de aanbidding van alle mensen jegens de ware God van het universum te vernietigen. Zij hebben niets om te aanbidden behalve zichzelf, en zij zijn beslist geen goden. Als er dus niets te aanbidden is, is er geen religie.
8 Als iemand een religie gaat beoefenen, moet hij in God geloven, anders is het geen religie. Waarom niet alle kerken te sluiten waar predikanten zijn die geloven dat God dood is, want zij willen toch zeker niet dat hun parochianen in God geloven? Misschien wenden hun parochianen zich wel tot voorouderaanbidding of aanbidding van zichzelf, of misschien richten zij hun geest langzamerhand op de boeddhistische religie, waarvan de aanhangers hopen ten slotte het nirvana te verkrijgen, het grote niets waarvan zij geloven dat het God is. Websters New Collegiate Dictionary (uitgave van 1961) definieert „nirvana”: „Het in het hart uitsterven van hartstocht, haat en waan. Deze emancipatie houdt in: een gelukzalige geestestoestand en het vrij zijn van de noodzakelijkheid van toekomstige transmigratie. Vergetelheid van moeite, pijn, of uiterlijke realiteit.” Moeten wij geloven dat wij uit het niets komen en tot niets terugkeren?
9-11. (a) Welke zienswijze houdt één theoloog er over sommige bijbelverslagen op na? (b) Tot welke gevolgtrekking komt men als men zulke argumenten tot het eind toe logisch doorvoert? (c) Hoe zet de apostel Paulus de christelijke zienswijze die wij moeten volgen, uiteen?
9 Velen van de toonaangevende religieaanhangers van de christenheid trachten alle geloof in de Grote God van het universum en in zijn geschreven Woord te verwoesten. Eén voorbeeld hiervan is een telegram van Associated Press van 13 februari 1961. Het schrijft de volgende verklaring aan de episcopaalse hulpbisschop van Californië, de „zeereerwaarde” J. A. Pike, toe: „Hij sprak van de ’mythe van de hof van Eden’, die, zegt hij, waarde heeft bij het verklaren van wat hij de ’gecompliceerde waarheid’ van de menselijke natuur noemde, doch voegde eraan toe: ’Toch ken ik geen enkel lid van de anglicaanse gemeenschap — bisschop, geestelijke, hulpgeestelijke, of leek — die dit verhaal letterlijk gelooft.’ In een pastorale brief die hij alle rectors en vicarissen opdroeg vandaag voor te lezen, beschreef hij de maagdelijke geboorte als een mythe die kerkmensen naar verkiezing konden aanvaarden of verwerpen.”
10 Als er in de hof van Eden geen schepping van de man en de vrouw plaatsvond en de Grote God van het universum, Jehovah, er niets mee te maken had dat de mens daar werd geplaatst, dan was er ook geen zonde die door de tweede Adam, Jezus Christus, weggenomen moest worden. Er was geen noodzaak voor een loskoper en voor de maagdelijke geboorte van Jezus Christus. De apostel Paulus was het echter niet met dit scepticisme van tegenwoordig eens, en evenmin onderwees hij het. Hij was een groot christelijk evangelist, een man van geloof, die zei: „Want, voorwaar, terwijl wij nog zwak waren, is Christus op de bestemde tijd voor goddelozen gestorven” (Rom. 5:6). Hij wist dat de mensheid een verlosser nodig had om hen van zonde en dood te redden. Daarom zei hij: „Zoals door bemiddeling van één mens de zonde de wereld is binnengekomen en door middel van de zonde de dood, en aldus de dood zich tot alle mensen heeft uitgebreid omdat zij allen gezondigd hadden” (Rom. 5:12). Doch hij predikte ook: „Op God heb ik mijn hoop gesteld, welke hoop ook deze mannen zelf koesteren, dat er een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen” (Hand. 24:15). Gelooft u deze dingen? Zo ja, dan zult u niet instemmen met geestelijken die zeggen dat zij weten welke gedeelten van de bijbel mythen zijn en welke niet. Als Paulus thans leefde, zou hij zeggen: „God worde waarachtig bevonden, ook al wordt ieder mens een leugenaar bevonden.” — Rom. 3:4.
11 Paulus geloofde dat er een Adam was die Gods wet in de hof van Eden overtrad, en hij wist dat er een loskoopoffer nodig was om de zonde der wereld weg te nemen, en hij geloofde dat Christus Jezus degene was die de mens ook werkelijk loskocht. Dat geloofden alle apostelen en de getrouwe volgelingen van Christus Jezus toentertijd, 1900 jaar geleden. De vraag is: Gelooft ú het?
12, 13. Hoe bezien twee geestelijken de bijbel, zoals vermeld in nieuwsbladen in Ottawa in Canada, en in Buffalo in New York?
12 Wat zeggen sommigen van uw geestelijken? „Een rector zei donderdag tot het bestuur van de Anglicaanse kerk van Zuid-Engeland, dat het Oude Testament passages bevatte die ’geestelijke rommel’ en ’vergif’ voor de mensen zijn. Ds. J.C. Wansey van Woodford, bij Londen, vestigde de aandacht van de provinciale synode van Canterbury op enkele van de lessen die op schrift waren gesteld om zowel door de week als op zondag in de kerk te worden voorgelezen.” (Door Reuter uit Londen gemeld en opgenomen in de Ottawa Citizen van vrijdag, 10 mei 1963).
13 In een kop in de Buffalo Courier Express van 13 augustus 1962 stond te lezen: „Predikant voert noodzaak tot censuur van de bijbel aan.” Een gedeelte van het artikel luidt: „Londen (AP). Dr. L. Weatherhead, gewezen voorzitter van de jaarlijkse methodistenconferentie, zou graag de bijbel censureren. In een interview met correspondenten van drie Londense nieuwsbladen zei hij dat hij graag de bijbel zou doorlopen en ’heel vrij met een blauw potlood omgaan’. . . . Zijn voornaamste doelwit was het Oude Testament, hetwelk hij als ’volkomen uit de tijd’ beschreef.”
14. Geef de hoofdinhoud weer van een verslag uit de Dallas Morning News over de bezorgdheid van vele protestantse leken met betrekking tot de bijbel.
14 Het gebrek aan geloof in de bijbel van de zijde van de geestelijken der christenheid is zeer opmerkelijk. M. Engleman, hoofdredacteur van de Dallas Morning News, uitte zich dinsdag 31 mei 1966 in zijn kolom met de volgende woorden: „Binnen de Verenigde Presbyteriaanse Kerk is een nieuwe organisatie, Presbyteriaanse Lekencomité genaamd — en daarachter schuilt een fundamentele bezorgdheid van protestantse leken uit geheel Amerika: Wordt er voldoende nadruk op de bijbel gelegd? Wordt er tegenwoordig vanaf de kansel te veel over sociale vraagstukken en politiek gesproken, en niet genoeg over het woord van God? Een vooraanstaande presbyteriaanse leek verklaarde kortgeleden: ’De meeste predikanten zijn zo misleid, zo volkomen uit de koers en zo vol liberale en humanistische ideeën dat zij van dag tot dag waardelozer voor hun parochianen blijken te zijn.’” Hij zei in dit artikel vervolgens: „De moderne mens haalt thans de bijbel uit elkaar, waarbij hij verwerpt wat hij in de Hebreeuwse en in de Griekse Geschriften wil verwerpen en zo willen zij Gods zedenwetten toepassen zoals het hun belieft.”
15-17. (a) Tot welk extreme standpunt zijn geestelijken in hun denkwijzen over moraal en immoraliteit gekomen? (b) Welk tot richtsnoer dienende beginsel geeft de apostel Paulus ons in deze kwesties?
15 Deze verklaring is waar. Vooraanstaande geestelijken van de christenheid breken het geloof van de mensen in de bijbel af. Is hij voor u een mythe en denkt u dat de bijbelse wetten voor zedelijk gedrag uit de tijd zijn? Wordt u langzamerhand zo in uw geloof verzwakt dat u zult instemmen met zulke mannen als „dominee” J. W. Wood, een predikant van de Verenigde Kerk van Christus, een in de Verenigde Staten door een verbintenis van congregationalistische, evangelische en hervormde kerken gevormd lichaam, die zei: „Homoseksuele liefde kan een gewijde hoogte bereiken en aldus even moreel worden als heteroseksueel gedrag. Is het juist dat twee personen van hetzelfde geslacht samen een huwelijk aangaan? Dit is een belangrijke vraag waarop ik ’ja’ moet antwoorden”? (De Toronto Star van 15 juni 1963) Natuurlijk zal „dominee” J. W. Wood het in deze kwestie van homoseksualiteit volkomen met de aartsbisschop van Canterbury eens zijn. Associated Press geeft het volgende verslag vanuit Londen, met als opschrift: „Geestelijke vraagt wettiging van homoseksuelen.” „De aartsbisschop van Canterbury sloot zich bij het aandringen op wettiging van homoseksuele praktijken tussen volwassen mannen woensdag bij andere leden van het Hogerhuis aan.”
16 Deze geestelijken van de christenheid denken natuurlijk dat als zij de immorele daden van mensen als wettig in wetboeken kunnen persen, ze daardoor moreel zullen worden gemaakt, ook al zijn ze in strijd met Gods zedenwetten. De apostel Paulus zou het niet met de aartsbisschop eens zijn, want Paulus schreef: „Wat! Weet gij niet dat onrechtvaardigen Gods koninkrijk niet zullen beërven? Wordt niet misleid. Noch hoereerders, noch afgodendienaars, noch overspelers, noch mannen die er voor tegennatuurlijke doeleinden op na worden gehouden, noch mannen die bij mannen liggen . . . zullen Gods koninkrijk beërven” (1 Kor. 6:9-11; Rom. 1:24-32; Lev. 18:22). Waarom volgt u de raad in Gods Woord niet op? Het zegt: „Gaat uit van haar, mijn volk, indien gij niet met haar in haar zonden wilt delen.” — Openb. 18:4.
17 Het officiële bericht van Associated Press uit Vancouver, B.C., van 11 mei deelt ons mee: „Een bisschop van de kerk van Engeland heeft gezegd dat hij gelooft dat er omstandigheden zijn waarin seksuele gemeenschap buiten het huwelijk niet immoreel is. Een dergelijke omstandigheid zou zich kunnen voordoen bij een paar dat ernstig het huwelijk overweegt, zei Zijne Hoogwaardigheid W. A. Westall, bisschop van Crediton in Devon in Engeland, tot iemand die hem een interview afnam. Hij zei dat hij geen vrij geslachtelijk verkeer kon vergoelijken. ’Ik geloof niet dat een jongen en een meisje louter omdat zij voorechtelijke gemeenschap hebben gehad, ongeschikt voor het huwelijk zijn.’” Natuurlijk zijn geestelijken van de christenheid met die zienswijze het niet eens met de apostel Paulus, die zei: „Noch hoereerders . . . noch overspelers . . . zullen Gods koninkrijk beërven.” Paulus waarschuwde christenen onafgebroken: „Ontvliedt de hoererij.” — 1 Kor. 6:18.
18. Naar wie dienen wij voor leiding op te zien om een rechtschapen leven te leiden?
18 Er zijn overvloedige bewijzen te lezen die aantonen dat de geestelijken van de christenheid de geest van de mensen van Gods Woord, de bijbel, afleiden. Hierin vinden wij de onderwijzingen van Christus Jezus, die de wil van zijn Vader tot uitdrukking brengen. Jehovah God, de Soevereine Regeerder van het universum, weet welke gedragslijn de mens het beste kan volgen. Hij schiep de mens en gaf hem de juiste zedenwetten om naar te leven. Zie eens naar de plichtvergeten staat waarin de mensen thans verkeren doordat zij Gods Woord niet opvolgen.
19, 20. In welk opzicht vertoonde de tijd van Jesaja veel overeenkomst met Jezus’ tijd en onze tijd?
19 De toestand lijkt zeer veel op die welke in de dagen van de profeet Jesaja bestond. Jesaja was een energieke, getrouwe dienstknecht van God. Hij verlangde zijn loyaliteit aan zijn God te bewijzen toen hem werd gevraagd: „Wien zal Ik zenden?” Jesaja zei: „Hier ben ik, zend mij.” Jehovah zei tot Jesaja: „Ga, zeg tot dit volk: Hoort aldoor — maar verstaat niet, en ziet aldoor — maar merkt niet op” (Jes. 6:8, 9). Door zijn prediking en door onafgebroken tot het volk te gaan, bewees Jesaja „dit volk” stellig dat zij niet wilden begrijpen. Zij wilden geen oren hebben die zouden luisteren. Het volk was te egocentrisch, te zelfzuchtig om te willen begrijpen. De mensen dwongen zichzelf om niet te horen. Zij wilden geen nieuws dat hun levenswijze verstoorde. Daarom hielden zij hun ogen gesloten en hun oren doof.
20 Zo was het ook in Jezus’ tijd. De joden waren een plichtvergeten natie geworden. Zij vergaten hun God. Johannes de Doper trachtte hen tot berouw te brengen. Sommigen kwamen tot berouw, en Christus Jezus opende hun hart en hun geest voor de waarheid. Doch het schijnt dat, hoe meer hij tot hen over het ware leven sprak, hoe meer de mensen hun ogen sloten, en zij wilden niet horen. Toen er broden en vissen waren om hen mee te voeden, volgden hem grote menigten; doch ten slotte toonden, zelfs na Pinksteren 33 G.T., slechts drieduizend geloof in hem. Jezus legde zijn discipelen uit wat er gebeurde doordat hij tot de mensen sprak:
21. Wat zou volgens Jezus de houding van de mensen zijn?
21 „Daarom spreek ik tot hen door middel van illustraties, omdat zij, ofschoon zij kijken, tevergeefs kijken, en ofschoon zij horen, tevergeefs horen, noch begrip ervan krijgen; en ten aanzien van hen gaat de profetie van Jesaja in vervulling, welke luidt: ’Door te horen, zult gij horen, maar geenszins begrip ervan krijgen, en door te kijken, zult gij kijken, maar geenszins zien. Want het hart van dit volk is dik geworden, en met hun oren hebben zij met ergernis gehoord, en zij hebben hun ogen gesloten, opdat zij nimmer met hun ogen zouden zien en met hun oren horen en met hun hart begrip ervan krijgen en terugkeren, en ik hen gezond zou maken.’” — Matth. 13:13-15.
22. (a) Hielden Jesaja en Jezus niettemin op met prediken? Zullen Jehovah’s getuigen dit nu doen? (b) Hoe denkt de meerderheid der mensen over het feit dat Jehovah’s getuigen bij hen aan de deur komen?
22 Wat een hardnekkig volk waren zij met zulk een voortreffelijk onderwijzer! Doch Jezus hield niet op met prediken, evenmin als Jesaja. Deze profetie gaat thans in vervulling, want dezelfde toestand bestaat nu in verband met christelijke getuigen van Jehovah. Zij gaan nog steeds van huis tot huis, van stad tot stad en van land tot land om het goede nieuws van Gods koninkrijk te verkondigen, doch niet zo heel veel mensen hebben oren om te horen. Niettemin zullen Jehovah’s getuigen doen wat Jezus zei: het goede nieuws van het koninkrijk prediken „op de gehele bewoonde aarde . . . tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matth. 24:14). Enkelen uit de miljoenen levende mensen dorsten naar waarheid en rechtvaardigheid en luisteren naar het Woord van God, en zij geloven. Doch de overgrote meerderheid van de mensheid vindt dat het feit dat Jehovah’s getuigen regelmatig aan hun deur komen hun tijd niet waard is, en zij ’horen met ergernis’. Hoe meer Jehovah’s getuigen, in alle oprechtheid, tot hen over het Woord van God spreken, des te minder willen de mensen horen.
„HOE LANG?”
23. Hoe lang zullen de mensen onontvankelijk voor de prediking van Jehovah’s getuigen blijken te zijn?
23 Jehovah’s getuigen hebben God in gebed gevraagd: ’Hoe lang moet deze ontoegankelijke toestand van de mensen voor de boodschap van Gods koninkrijk nog duren, want zij hebben geen oren om te horen en hun hart is vet geworden?’ Doch zij krijgen altijd hetzelfde antwoord van God, namelijk, dat de mensen zullen weigeren te horen en hun hart te verzachten, tot er rampspoed komt, ’totdat de steden verwoest zijn en de huizen geen bewoners meer hebben’. Jehovah’s getuigen blijven dus komen, ondanks de ontoegankelijke oren.
24. Welk standpunt nemen de geestelijken van de christenheid ten opzichte van Jehovah’s getuigen in?
24 Vele — in feite de meeste — geestelijken, priesters, bisschoppen van de protestantse, Grieks-orthodoxe en katholieke religies, die te zamen met alle andere zogenaamde christelijke organisaties de christenheid vormen, hebben een definitief standpunt ingenomen tegen Jehovah’s getuigen omdat zij zo ijverig zijn in de prediking van Gods koninkrijk als de enige hoop voor de mensheid. Luister maar eens naar wat de Grieks-orthodoxe primaat, aartsbisschop Chrysostomos, over Jehovah’s getuigen te zeggen heeft: „De Grieks-Orthodoxe Kerk beschouwt de leden van deze ketterij als vijand No. 1. . . . Wij hebben herhaaldelijk een beroep op de autoriteiten gedaan om tussenbeide te komen en degenen van hen die zich bezighouden met het maken van proselieten te vervolgen of te arresteren” (New York Times van maandag 22 augustus 1966). Dit soort van gepraat door vooraanstaande geestelijken, naast gepraat door verschillende afdelingen van de christenheid dat God dood en de bijbel een mythe is, toont aan dat zij trachten de prediking van het ware christendom teniet te doen.
25, 26. (a) Welke persoonlijke vragen worden nu aan de lezers van dit tijdschrift gesteld? (b) Wat zegt Paulus over hen tot wie de waarheid van Gods Woord wordt gepredikt, en wat kan dus logischerwijs aan allen worden gevraagd?
25 Welk standpunt neemt u, onze lezers, in? Zult u luisteren naar wat de christelijke getuigen te zeggen hebben of maakt u uw oren ontoegankelijk en knijpt u uw ogen dicht zodat u niet kunt zien en uw hart de bijbel niet kan begrijpen? Wat voor soort van christen of persoon bent u precies? Zijn de meesten van u zo ingenomen met de toestanden in deze wereld dat u geen tijd hebt Gods Woord te bestuderen om te horen wat God over de huidige toestanden en de toekomst heeft te zeggen? Paulus trof zo’n onverschillige houding als in onze tijd aan. Hij trachtte ijverig het goede nieuws tot alle soorten van mensen te prediken, doch het schijnt dat, hoe meer hij dit deed, hoe minder de mensen wilden luisteren. Daarom zei Paulus tot de joodse ongelovigen: „De heilige geest heeft passend door bemiddeling van de profeet Jesaja tot uw voorvaders gesproken, zeggende: ’Ga tot dit volk en zeg: „Door te horen, zult gij horen, maar geenszins begrijpen; en door te kijken, zult gij kijken, maar geenszins zien. Want het hart van dit volk is onontvankelijk geworden, en met hun oren hebben zij gehoord zonder te reageren, en zij hebben hun ogen gesloten, opdat zij nimmer met hun ogen zouden zien en met hun oren horen en met hun hart begrijpen en terugkeren, en ik hen gezond zou maken.”’” — Hand. 28:25-27.
26 Willen zo de meeste mensen zijn, ongenezen? Of wenst u Gods wil te kennen, gezondgemaakt te worden en eeuwig leven te verkrijgen? Indien dit zo is, studeer dan uw bijbel met Jehovah’s getuigen.
27. Wie treft schuld voor de huidige toestand in de christenheid, en waarom?
27 De verschrikkelijke toestand die thans in de christenheid heerst, komt door de geestelijkheid. Zij zijn verantwoordelijk omdat zij het hart en de geest van hun parochianen van de ware leer van Jehovah God, de Schepper van de mens, hebben afgekeerd. Vele religieaanhangers geloven niet meer in de noodzaak van de Loskoper, Jezus Christus, en zij trachten de mensen nu te doen geloven dat God dood is. Verder trachten zij de voortreffelijke, hoge morele maatstaf die in de bijbel beschreven staat, teniet te doen en de bijbel van nul en gener waarde te maken. Is het dan een wonder dat als Jehovah’s getuigen van huis tot huis gaan, het hun moeite kost het geloof van de mensen weer in de bijbel te vestigen? De meerderheid van de mensen van tegenwoordig willen het licht van Gods boodschap niet zien; daarom knijpen de mensen hun ogen dicht en horen niet meer met hun oren.
28. Waarom is het belangrijk dat Jehovah’s getuigen het goede nieuws van het koninkrijk blijven prediken?
28 Wat gaan Jehovah’s getuigen nu doen? Ermee ophouden? Het langzamer aan doen? Neen, beslist niet! Hun ogen zijn niet dichtgekleefd en zij hebben de oproep gehoord: „Komt achter mij en ik zal u vissers van mensen maken.” Vanaf 1919 tot nu toe hebben meer dan een miljoen getuigen van Jehovah gehoor gegeven, en zij „volgden hem”. Het is zeer belangrijk dat Jehovah’s getuigen het goede nieuws van Gods koninkrijk blijven bekendmaken, omdat, wanneer het volledige einde van dit samenstel van dingen komt, „dit volk” dat niet wil horen, zulk een definitief standpunt tegen God heeft ingenomen dat „het met zijn ogen niet zie en met zijn oren niet hore en opdat zijn hart niet versta, zodat het zich niet bekere en genezen worde” (Jes. 6:10). Zij willen niet genezen worden, zelfs niet als de genezing hun op een gouden schaal werd aangeboden. De christenheid heeft haar hart tegen God verhard. De mensen willen deze wereld, en zij denken dat zij haar in stand kunnen houden door de Verenigde Naties lief te hebben en er genegenheid voor te tonen.
29. Wat is thans het doel van Satan de Duivel, en wie helpen hem bij dit werk?
29 De geestelijken van de christenheid helpen de koningen van de gehele bewoonde aarde bijeenvergaderen tot de „oorlog van de grote dag van God de Almachtige” (Openb. 16:14). De Duivel, die „de god van dit samenstel van dingen” is, te zamen met zijn demonen, zal erop toezien dat de grote meerderheid der mensheid zich in de rijen der goddeloze organisaties van de wereld plaatst en dat hij hen bijeenvergadert „tot de plaats die in het Hebreeuws Har–mágedon wordt genoemd” (Openb. 16:16). Degenen die weigeren naar de boodschap van Gods koninkrijk te luisteren en geloof te stellen in Jehovah God en zijn Woord, verharden hun hart thans beslist dusdanig dat zij niet in staat zijn terug te keren, doch volkomen vernietigd zullen worden wanneer „de steden verwoest zijn, zodat er geen inwoner meer is” (Jes. 6:11). Waarom zou u zich niet uit Babylon de Grote, het wereldrijk van valse religie, losrukken en Gods geschreven Woord bestuderen?
30, 31. (a) Hoe dacht één geestelijke over bepaalde vormen van emotionele evangelieprediking in Engeland? (b) Waarvoor is het voor mensen van alle natiën thans de tijd?
30 De religieuze leiders der christenheid zijn het er onderling zelden over eens hoe zij de schitterende boodschap van Christus aan de mensen van de christenheid moeten aanbieden. Zelfs hooggeplaatste kerkelijke autoriteiten geven toe dat de evangelisatiemethoden die sommigen toepassen niet veel succes hebben. De New York Times van woensdag 28 september 1966 gaf het volgende verslag: „Evangelieprediking van Billy Graham door Canterbury betreurd. Vancouver B.C., 27 sept. (AP) — de eerwaarde Dr. Michael Ramsey, aartsbisschop van Canterbury, zei gisteren dat de christelijke kerk wat moderner moest worden, doch niet op een wijze als door Ds. Billy Graham wordt beoefend. ’Grahams recente kruistocht in Engeland maakte enkele bekeerlingen, doch het bracht geen veranderingen van betekenis in Engelands fundamentele religieuze gewoonten’, zei Dr. Ramsey nadat hij uit het vliegtuig van Kamloops was gestapt. ’De evangelieprediking van Billy Graham is niet van het soort dat wij in deze moeilijke tijd nodig hebben. Wij hebben een intellectuele, bedachtzame benadering nodig — geen emotionele uitbarstingen.’ Toen hem de vraag werd gesteld of de kerk ouderwets is, antwoordde de aartsbisschop: ’Over het geheel gesproken niet. Ik heb gezien dat er zowel in Canada als in Engeland aspecten zijn die verouderd zijn, andere die viriel en groeiend zijn. In vele gevallen is er een minder conventionele kerkgang maar is er een sterkere overtuiging bij hen die wel gaan.’”
31 Het is goed te horen dat de aartsbisschop toegeeft dat dit een „moeilijke tijd” is waarin wij leven. Doch hij wijst er ook op dat zijn medewerkers niet veel aan de toestand doen met hun „emotionele uitbarstingen”. Het is interessant op te merken dat hij zegt dat Billy Graham ’enkele bekeerlingen maakte, doch geen verandering van betekenis in Engelands fundamentele religieuze gewoonten bracht’. De opmerkingen van de aartsbisschop over Engeland en Canada luiden, dat er ’aspecten in de kerk zijn die verouderd zijn’. Dit is ongetwijfeld waar. Hun leerstellingen en theorieën zijn gebaseerd op geloofsbelijdenissen die zijn overgebracht door heidense religies die zelfs al vóór de tijd van Christus bestonden. Als dat wat andere geestelijken doen, door vele gedeelten van de bijbel een mythe te noemen en door te zeggen dat wij ons aan de huidige generatie moeten aanpassen, modernisering van religie is, dan is de bijbelse maatstaf voor zulke geestelijken niet langer bevredigend. Is het met een dergelijke gedachtegang een wonder dat de meeste mensen niet meer naar de kerk gaan? Waarom zou men naar de kerk gaan als alles wat men daar krijgt, theorieën van mensen zijn, zoals ’God is dood’, ’het loskoopoffer van Jezus heeft geen waarde’ en ’de bijbel is niet het Woord van God’? Dit is voor mensen van alle natiën de tijd om wakker te worden, zich los te rukken van valse leraars en te luisteren naar de boodschap van Christus Jezus en zijn ware christelijke getuigen van Jehovah die in het Woord van God geloven en heel graag tijd besteden aan het onderwijzen van anderen in Gods Woord.
GEEF GEHOOR AAN DE OPROEP
32. Hoe kan iemand die God wil liefhebben en dienen, dit doen, en welke hulp wordt er door Jehovah’s getuigen geboden?
32 Als u nog liefde voor God hebt en gelooft dat hij leeft, en als u verlangt de waarheid te weten te komen die in zijn geschreven Woord staat opgetekend, bestudeer het dan. Bedenk, dat Jezus gedurende enige tijd voordat ’zij hem volgden’, zijn apostelen onderwees. Doch toen zij het een en ander te weten kwamen, gaven zij gehoor. Christus Jezus maakte hen toen „vissers van mensen”. Jehovah’s getuigen treffen heel graag met iedereen die de waarheid uit Gods Woord wil vernemen, regelingen voor huisbijbelstudies. Indien u niet reeds met een van Jehovah’s getuigen studeert en met Jehovah’s getuigen de vergaderingen in de Koninkrijkszaal bijwoont, stel u dan voor uw eigen bestwil met hen in verbinding. Als u niemand kunt vinden om u te onderwijzen, schrijf dan naar het Wachttorengenootschap, Voorburgstraat 10, Amsterdam-17, en wij zullen zorgen dat iemand met u in uw eigen huis een bijbelstudie houdt. Het is er thans de tijd voor om God en zijn wil ten aanzien van u te leren kennen.
33, 34. Hoe denken Jehovah’s getuigen over de bediening, en hoe lang wensen zij over Gods Woord te prediken?
33 Jehovah’s getuigen weten dat de oproep om Jezus in zijn bediening te volgen niet voor een korte tijd was. Niettemin voelen zij zich als Jesaja, die zei: „Hier ben ik, zend mij.” Hij werd niet voor een korte tijdsduur uitgezonden, doch hij moest de rest van zijn leven blijven prediken, ondanks het feit dat zijn eigen volk geen gehoor gaf.
34 Hoe lang denken Jehovah’s getuigen dat zij God moeten dienen om eeuwig leven te verkrijgen? Is het slechts voor enkele jaren van hun leven? Neen! Zij willen dienen zoals de apostelen en de eerste christenen die Christus Jezus volgden, en dat betekende dat zij getrouw moesten zijn tot de dood. Zij willen werken en ermee voortgaan „mensen te vangen” en hen in Gods gemeente bijeen te brengen opdat ook zij Christus Jezus kunnen volgen en eeuwige lof en eer aan de Schepper van de mens, Jehovah God, kunnen brengen. Geen voortreffelijker werk is ooit aan enig menselijk schepsel aangeboden dan een prediker van God te zijn. Grijp het aan! Wees niet als de man tot wie Jezus zei: „Wees mijn volgeling.” De man zei: „Sta mij toe eerst heen te gaan en mijn vader te begraven.” Maar hij zei tot hem: „Laat de doden hun doden begraven, maar ga gij heen en maak alom het koninkrijk Gods bekend.” En weer een ander zei: „Ik zal u volgen, Heer, maar sta mij toe eerst afscheid te nemen van mijn huisgenoten.” Jezus zei tot hem: „Niemand die zijn hand aan de ploeg heeft geslagen en ziet naar de dingen die achter zijn, is goed geschikt voor het koninkrijk Gods.” Na deze dingen „wees de Heer zeventig anderen aan en zond hen twee aan twee voor zich uit naar elke stad en plaats waarheen hijzelf van plan was te gaan. Toen zei hij tot hen: ’De oogst is wel groot, maar de werkers zijn weinigen. Smeekt daarom de Meester van de oogst werkers in zijn oogst uit te zenden. Gaat heen. Ziet! Ik zend u uit als lammeren te midden van wolven’” (Luk. 9:59-62; 10:1-3). Zou u niet verheugd zijn als een van de zeventig anderen te zijn die hem volgden en door de Meester van de oogst werden uitgezonden? Nog hebt u tijd om dit te doen.