-
Stoornis in symbolische zon kwelt de aardeDe Wachttoren 1967 | 1 mei
-
-
Dit [„Gezegend zij de Heer uit Sion.” — Ps. 135:21a, Authorized Version] zijn de woorden van onze tekst voor het jaar 1926. Gezegend of zegenen, zoals het in deze tekst wordt gebruikt, betekent vereren, vergoden, aanbidden, eren en verheerlijken. Wie zal tot de klasse gaan behoren die aldus Jehovah God eert? Zij die in Sion verblijven, zullen dit met vreugde doen.
GODS ROEMRIJKE NAAM SCHIJNT OP ZIJN VOLK
13. Hoe werd het onderscheid tussen hen die in het Koninkrijk schijnen en degenen die in de wereld schijnen scherper, en hoe werd er in 1931 een hoogtepunt bereikt?
13 De plaag en de gevolgen ervan werden duidelijker merkbaar naarmate de wereldse regeringen hun onderdrukking vergrootten, terwijl terzelfder tijd Jehovah’s volk vaster besloten was om God te eren. Dienovereenkomstig richtten de Wachttoren-publikaties van toen af de aandacht van deze christenen op de woorden van Jesaja 43:10-12, waarin Jehovah tot zijn opgedragen volk zegt dat zij zijn getuigen zijn. Zij gingen hun verhouding tot en hun verantwoordelijkheid jegens God steeds meer beseffen. Ten slotte namen zij op zondag, 26 juli 1931, op hun internationale vergadering in Columbus, Ohio, per resolutie de schriftuurlijk ondersteunde naam „Jehovah’s getuigen” aan.
14. (a) Hebben Jehovah’s getuigen zichzelf bij die naam genoemd, of wat gebeurde er? (b) Wat is de reactie van de „zon” van deze wereld en van de mensen die haar aanbidden, op de toegenomen bekendmaking van Jehovah’s naam geweest?
14 Zij hebben de naam Jehovah’s getuigen niet uitgevonden, en evenmin zijn zij zo vermetel geweest om zichzelf deze naam te geven. Het was een door de Schrift gegeven, door God gegeven naam, hetgeen bewees dat zij hun licht ontvingen van de ware bron van alle licht en zegeningen. Intussen hebben zij steeds meer bekendheid aan Gods naam gegeven en thans, vooral nu de naam over zijn volk is uitgeroepen, heeft de „zon” van de wereld haar toorn rechtstreeks tegen Gods persoonlijke naam gericht en deze gelasterd. Gods naam Jehovah wordt zo hevig gehaat dat de geestelijken van de christenheid, die vertrouwd hebben op de wereldse „zon”, hebben ontkend dat het de naam van de Schepper is, hem uit hun moderne bijbelvertalingen hebben weggelaten en hebben gezegd dat het niet de naam van de God van christenen is, waarmee zij het aan Jehovah’s getuigen als de enigen hebben overgelaten om de onderscheiden, goddelijke Naam te dragen. Zij hebben niet het minste besef dat dit een manoeuvre van God is, want hij eerbiedigt zijn heilige naam en regelt het zo, dat alleen degenen die hem zijn toegewijd hem mogen dragen.
EEN LICHT DAT FAALDE
15. (a) Hoe trachtte paus Pius XI in 1933 een schijnend licht voort te brengen? (b) Hoe werd dit valse licht als waardeloos aan de kaak gesteld, en wat werd er in de radiotoespraak waarin dit gebeurde en die over heel de Verenigde Staten werd uitgezonden, gezegd?
15 Jehovah’s getuigen hadden het voorrecht om ter gelegenheid van het zogenaamde Heilige Jaar 1933, bekend te maken dat de plaag werkelijk aan de gang was en dat de „zon” van deze wereld de mensen geen hulp zou bieden. Paus Pius XI van Vaticaanstad, die een concordaat-partner van de dictators Mussolini en Hitler was, kondigde aan dat 1933 een heilig jaar zou zijn. Bij de inwijding ervan op 2 april, stelde de paus de mensheid in het vooruitzicht dat vrede en welvaart het resultaat zouden zijn wanneer dat jaar als heilig in acht genomen zou worden. Maar slechts drie weken daarna, namelijk op 23 april 1933, hield J. F. Rutherford, president van het Wachttorengenootschap, via de radio een toespraak van een uur over het onderwerp: „Uitwerking van heilig jaar op vrede en welvaart”. Met de WBBR op Staten Island, New York, als hoofdstation, waren meer dan 54 andere radiostations verbonden. Dit exposé van het Heilig Jaar werd op grammofoonplaten opgenomen en hiervan werd op 25 juni daaraanvolgend over 158 stations een uitzending gemaakt. Een passage uit de rede van de president luidde:
„. . . Met alle vriendelijkheid en oprechtheid breng ik u, die hebt geluisterd naar de ’heilig-uurdienst’ die op de 2de april in New York werd gehouden, in herinnering dat daarin de naam van de mens werd verheerlijkt door veelvuldig zulke uitdrukkingen als ’Heilige Vader’, ’Uwe Eminentie’ en ’Uwe Excellentie’ te gebruiken en op de mens toe te passen, terwijl de naam van Jehovah God, Zijn Koning en Zijn koninkrijk in het geheel niet werden genoemd. Er werd geen melding gemaakt van Gods uitdrukkelijke voornemen zich met het mensdom in te laten via en door middel van Zijn koninkrijk. . . .
Deze daad, het uitroepen van dit jaar tot een ’heilig jaar’ om vrede en welvaart te bewerkstelligen, is een aanmatigende zonde tegen de Almachtige God. Geen mens of groep van mensen drijft Jehovah’s zaken, zodat zij in staat zouden zijn ’tijden en wet te veranderen’, en zo staat het ook in Daniël 7:25 vermeld. . . .
. . . Vrede en welvaart kunnen niet door mensen op aarde worden teweeggebracht, maar zullen komen door Gods koninkrijk onder Christus. . . .” — The Golden Age van 10 mei 1933, de bladzijden 483-490.
16. Hoe wordt de „zon” steeds heter?
16 De symbolische „zon” van deze wereld heeft sedertdien niet opgehouden de mensen te verzengen. Integendeel, het is nog erger geworden. De verschrikkelijke vervolging van Jehovah’s getuigen door Hitler, erger dan die hij de joden liet ondergaan, vond plaats. Toen kwam de Tweede Wereldoorlog, die vele malen vernietigender bleek te zijn dan de Eerste Wereldoorlog. Hij werd tot een climax gebracht door de ontploffing van atoombommen op Japan. Thans zijn de communistische gesel, de angst die ermee gepaard gaat en de mogelijkheid van een kernoorlog die, naar geleerden vrezen, de mensheid van de aarde zou kunnen wegvagen, er aanleiding toe dat velen zich afvragen hoe lang iemand het onder de verzengende hitte van de „zon” van de wereld zal uithouden.
17. Hoe wordt Jehovah’s volk door de ware „zon” vertroost, maar hoe staat het met hen die op de „zon” van de wereld vertrouwen?
17 Daartegenover nemen Jehovah’s getuigen zowel in vrede als in aantal voortdurend toe, want vele personen zien in dat zij het ware licht van Gods Woord hebben, hetwelk de psalmist „een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad” noemde (Ps. 119:105). Evenals Jehovah God in zijn onverdiende goedheid en liefde voor de mensheid, alle dingen voor hen heeft geschapen om het hen geriefelijk te maken, met inbegrip van de zon, die zowel de energie voor ’s mensen leven verschaft als licht om hem te leiden, heeft hij ook de symbolische „zon der gerechtigheid” tot eeuwige verlichting, leven en zegening der mensheid gegeven. Honderdduizenden hopen de waarheid van Gods belofte verwezenlijkt te zien: „Voor u, die mijn naam vreest, zal de zon der gerechtigheid opgaan, en er zal genezing zijn onder haar vleugelen” (Mal. 4:2). In tegenstelling daarmee gaan de mensen die op de „zon” van deze wereld blijven vertrouwen en die afschuwelijk verzengd worden, de naam van God steeds meer lasteren en wordt hun verbolgenheid erop steeds groter. Zij hebben geen berouw ten einde hem eer te geven. De plaag zal op hen blijven totdat zij, samen met de „zon” der wereld, in de strijd van Armageddon verwijderd worden.
Zie voor een bespreking van de overige drie plagen van Openbaring hoofdstuk 16, volgende uitgaven van De Wachttoren, of het boek „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules! van de Watchtower Bible and Tract Society, Brooklyn, New York.
-
-
Artikel vindt weerklankDe Wachttoren 1967 | 1 mei
-
-
Artikel vindt weerklank
Een van Jehovah’s getuigen die met de nieuwste uitgaven van Ontwaakt! en De Wachttoren van huis tot huis was gegaan, vertelde de volgende ervaring. „Wij ontmoetten een vrouw die, nadat ik mij had voorgesteld, opmerkte: ’Ik ben werkelijk niet geïnteresseerd in uw werk, maar wel geïnteresseerd in de uitgave van het tijdschrift Ontwaakt! van 22 augustus 1965. Ik heb zelfs uw Genootschap om twee exemplaren van deze uitgave geschreven. Een vriendin van mij had het tijdschrift gekocht en wij hebben samen het artikel „Een vader praat met zijn zoons” gelezen. Wij hebben het zo mooi gevonden, dat ik enkele exemplaren voor mijn andere vriendinnen wil hebben. Kan ik er nu twee van u krijgen?’ Zij ging naar binnen om de bijdrage te halen en riep ons toe of zij er vier in plaats van twee kon krijgen, aangezien zij familieleden had die zij ook het artikel wilde laten lezen.”
-