Voordeel trekken van Jona’s ervaring
WELKE ERVARING HEEFT JONA OPGEDAAN?
De Israëlitische profeet Jona ontvangt van Jehovah God de opdracht naar Ninevé te gaan om haar inwoners wegens hun goddeloosheid voor hun ondergang te waarschuwen. In plaats van te gehoorzamen, gaat Jona in de tegenovergestelde richting en neemt hij een boot die naar Spanje koers zet. Jehovah zorgt ervoor dat er een hevige storm opsteekt, en de zeelieden werpen het lot om te weten te komen wie voor de storm verantwoordelijk zou kunnen zijn. Het lot valt op Jona. Hij belijdt zijn schuld en zegt dat zij hem overboord moeten gooien en dat de storm dan zal bedaren. Met tegenzin geven zij hieraan gehoor en de storm gaat inderdaad liggen.
Jona verdrinkt echter niet. Jehovah heeft werk voor hem te doen en heeft er met het oog hierop voor gezorgd dat een enorme vis hem opslokt. Na drie dagen braakt de vis hem op het droge land uit. Opnieuw ontvangt Jona de opdracht de Ninevieten te waarschuwen. Deze keer is hij gehoorzaam; hij gaat naar Ninevé en waarschuwt de inwoners dat zij binnen veertig dagen wegens hun goddeloosheid verdelgd zullen worden. Maar wonder boven wonder hebben zij allen, van de hoogste tot de laagste, berouw! God heeft derhalve medelijden met hen. Jona is helemaal niet ingenomen met deze keer in de aangelegenheden en gaat naar een plaats buiten de stad om er mokkend te wachten. Als hij beseft dat God zich inderdaad heeft laten vermurwen, wordt hij ontevreden, wegens welke houding Jehovah hem berispt.
AUTHENTIEK?
Wanneer wij beschouwen welke waarde Jona’s ervaring voor ons heeft, worden wij allereerst geconfronteerd met de vraag: Heeft Jona werkelijk geleefd en heeft hij werkelijk de ervaringen meegemaakt die in het boek dat zijn naam draagt, worden vermeld? Indien dit niet het geval is, verliest de boodschap van het boek Jona veel van zijn waarde en kracht voor ons.
Veel hedendaagse theologen trekken het feitelijke karakter van Jona’s ervaring in twijfel. Zo vraagt één protestantse theoloog: „Gebeuren zulke dingen in een wereld als de onze?” En een groep rooms-katholieke geleerden zegt dat het boek Jona „een snaaks avontuur” is waarin sprake is van „een opeenvolging van ’practical jokes’ die God met zijn profeet uithaalt” en dat het boek is bedoeld ter lering en vermaak”. Laten wij het bij twee van zulke meningen, die typerend zijn voor vele andere, laten.
De onderstelling dat het boek Jona niet historisch is omdat zulke dingen niet in onze tijd gebeuren, strookt echter noch met de feiten noch met de rest van de bijbel. De bijbel begint met over de schepping te spreken. Zijn wij er thans getuige van dat er dingen worden geschapen? De bijbel spreekt ook over wonderen van Genesis tot en met Openbaring. Betekent het feit dat wij zulke wonderen thans niet zien gebeuren, dat deze wonderen zich nooit hebben voorgedaan? De bijbelboeken werden onder goddelijke inspiratie opgetekend maar blijkt er in onze tijd net zo’n goddelijke inspiratie werkzaam te zijn? Het staat beslist aan Jehovah God om te kiezen wanneer en hoe hij zijn goddelijke macht zal uitoefenen.
Merk met betrekking tot de redenen waarom het juist is het boek Jona als historisch te beschouwen, het volgende op: Het boek Jona begint in overeenstemming met hetzelfde patroon dat in vijf andere boeken van de „kleine” profeten wordt gevolgd: „Het woord van Jehovah nu kwam tot Jona” (Jona 1:1). De vroegere hebraïsten hebben het boek Jona als echt, als historisch, aanvaard. Gezien de vele vreemde gebeurtenissen die erin staan opgetekend, zouden zij dit beslist niet hebben gedaan als zij niet van de authenticiteit ervan overtuigd waren geweest. De oprechtheid en eerlijkheid van het boek stempelen het als waarheid. Jona heeft zijn zwakheden niet verbloemd — noch voor-, noch nadat hij tot de Ninevieten predikte. Ook is het opmerkenswaardig dat Jona, de zoon van Amittai, gedurende de regering van Jerobeam II (9de eeuw v.G.T.) een profetie uitte die werd vervuld (2 Kon. 14:23-25). In de Hebreeuwse Geschriften komen de namen van Jona en zijn vader alleen daar en in Jona 1:1 voor. De Jona die in Jona 1:1 wordt genoemd, schijnt dus dezelfde persoon te zijn als die welke in 2 Koningen 14:25 wordt genoemd, waardoor de overtuiging dat hij werkelijk heeft geleefd, alleen maar wordt versterkt.
De belangrijkste reden is wel het feit dat Jezus Christus naar het verslag van Jona heeft verwezen en het herhaaldelijk in verband heeft gebracht met gebeurtenissen die zonder enige twijfel historisch zijn. Zo zei hij bij één gelegenheid: „Evenals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van de geweldig grote vis was, zo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten in het hart der aarde zijn” (Matth. 12:39, 40). Wat zou dit argument of deze vergelijking voor zin hebben als Jona nooit had geleefd of als hij nooit drie dagen en drie nachten in de buik van een enorme vis had doorgebracht?
Verder zei Jezus Christus ook dat de mannen van Ninevé in het oordeel zouden opstaan en de joden van zijn tijd zouden veroordelen, omdat de Ninevieten naar Jona luisterden en berouw hadden, terwijl de joden nu een veel grotere profeet in hun midden hadden en desondanks niet naar hem luisterden (Matth. 12:41). Hoe zou de handelwijze van de joden in Jezus’ tijd op ongunstige wijze vergeleken kunnen worden met die van mensen die nooit hadden geleefd? Dat zou geen zin hebben. Maar dat is niet alles! In hetzelfde verband veroordeelde Jezus de joden van zijn tijd omdat zij niet naar hem luisterden terwijl de koningin van Scheba een grote reis maakte om te luisteren naar de wijsheid van koning Salomo, iemand die lang niet zo groot was als Jezus. Er bestaat geen twijfel over dat Jezus, de verstandigste en best ingelichte man die ooit op aarde heeft geleefd, het boek Jona net zo historisch achtte als het verslag over koning Salomo en de koningin van Scheba. In deze verslagen wordt een beschrijving gegeven van mensen die werkelijk hebben geleefd en van gebeurtenissen die zich werkelijk hebben voorgedaan. — Matth. 12:42.
JONA’S EIGENSCHAPPEN
Wat was Jona voor iemand? Naar alle waarschijnlijkheid was hij beschroomd en ontbrak het hem aan zelfvertrouwen. Sommigen hebben hem bedeesd en verlegen genoemd. Goed, dat schijnt inderdaad het geval geweest te zijn, aangezien hij de wijk nam, „weg van het aangezicht van Jehovah”, in plaats dat hij zijn opdracht ten uitvoer bracht. Maar laten wij eerst eens opmerken welke opdracht hij van Jehovah had ontvangen. Hem werd opgedragen naar Ninevé te gaan. Hoe ver weg was dat? Welnu, hemelsbreed ruim negenhonderd vijftig kilometer. Aangezien er in die dagen geen rechtstreekse hoofdwegen waren van Israël naar Assyrië, kan het heel goed hebben betekend dat hij zo’n elfhonderd à twaalfhonderd kilometer moest reizen. En hoe? Te voet! Wanneer hij ongeveer veertig kilometer per dag zou afleggen, zou het hem ruim een maand kosten om in Ninevé te komen. Wat voor stad was Ninevé? Het was de hoofdstad van het wereldrijk Assyrië, welke stad werd bewoond door 120.000 heidenen van wie bekend was dat zij erg goddeloos waren. Geen wonder dat de opdracht om daarheen te gaan en Jehovah’s waarschuwende boodschap te prediken, zo verschrikkelijk moeilijk leek!
Jona’s reactie op Jehovah’s vergevensgezindheid omdat de Ninevieten berouw hadden, schijnt Jona in een nogal slecht daglicht te stellen. Maar was hij werkelijk zo slecht dat hij alleen maar aan zichzelf dacht? Zo erg was het nu ook weer niet. Jona blijkt door en door eerlijk geweest te zijn. In zijn gehele verslag, dat hij ongetwijfeld zelf heeft opgetekend, spaart hij zichzelf niet maar vertelt hij over zijn zwakheden en tekortkomingen. Dat is echter slechts één facet van de kwestie. Hij was ook een getrouwe getuige van Jehovah God, want toen de ongelovige zeelieden hem vroegen wie hij was, antwoordde hij moedig: „Ik ben een Hebreeër, en Jehovah, de God van de hemel, vrees ik, Degene die de zee en het droge land heeft gemaakt.” In een tijd van beproeving was er moed voor nodig om dat te zeggen, en ook om hun openlijk te zeggen dat hij was weggelopen van een opdracht die Jehovah hem had gegeven. — Jona 1:9.
En dat is nog niet alles. Toen het lot hem aanwees, beschouwde hij het als van Jehovah afkomstig, want hij was klaarblijkelijk op de hoogte met wat Gods Woord over het werpen van het lot te zeggen had (Spr. 16:33; 18:18). Aangezien Jona niet wilde dat de onschuldige zeelieden ter wille van hem schipbreuk leden, zei hij hun derhalve: „Neemt mij op en slingert mij in zee, en de zee zal voor u tot rust komen; want ik word gewaar dat door míj deze grote orkaan over u is gekomen” (Jona 1:12). Als hij zelfzuchtig was geweest, zou hij ongetwijfeld zijn mond gehouden hebben, in de hoop dat hij en de andere mannen aan boord er op een of andere manier in zouden slagen de orkaan te doorstaan. Terloops zij opgemerkt dat het getuigenis dat hij van de ware God Jehovah aflegde, vruchten afwierp, want nadat de storm was gaan liggen, brachten de zeelieden Jehovah een offer en deden zij Hem geloften.
Wij hebben er ook redenen voor te geloven dat Jona zachtmoedig was en onderwijs aanvaardde. Zachtmoedige personen zijn zachtaardig en laten zich graag onderwijzen, zoals wij lezen: „Hij [Jehovah] zal de zachtmoedigen zijn weg leren” (Ps. 25:9). Jona werd niet verbitterd maar had berouw. Hij gaf er blijk van dat hij het strenge onderricht dat God hem gaf, kon verdragen. Dit blijkt uit het gebed dat hij vanuit de buik van de vis uitsprak, welk gebed tevens te kennen geeft dat Jona op de hoogte was van het boek Psalmen. Hij bad onder andere: „Toen mijn ziel binnen in mij bezweek, was Jehovah Degene die ik gedacht. Toen kwam mijn gebed tot u, in uw heilige tempel. . . . Wat mij betreft, met de stem van dankzegging wil ik u slachtoffers brengen. Wat ik plechtig beloofd heb, wil ik betalen. Redding behoort Jehovah toe.” — Jona 2:7, 9; Ps. 50:14; 3:8.
VAN JONA’S ERVARING LEREN
Wat kunnen wij van Jona’s ervaring leren? Een heleboel! Het verslag verheerlijkt Jehovah’s ontzagwekkende macht, want het toont bijvoorbeeld aan hoe hij ervoor kan zorgen dat er een grote storm opsteekt die zijn doel dient, waarna hij deze overeenkomstig zijn wil weer tot bedaren brengt. Het verheerlijkt ook de belangstelling die Jehovah zelfs voor een met heidenen gevulde stad heeft en met welk een barmhartigheid hij zulke mensen kan verkiezen te bejegenen. Wij merken bovendien op hoe lankmoedig Jehovah jegens Zijn profeet Jona was, waarbij hij hem zeer noodzakelijke lessen leerde. — Job 37:23; Hand. 10:34, 35; Ex. 34:6, 7; Rom. 2:4.
Wij kunnen uit Jona’s ervaring leren hoe verstandig het is Jehovah’s geboden te gehoorzamen. Ook worden wij erdoor geholpen in een vollediger mate te beseffen dat Jehovah wil dat wij anderen met barmhartigheid bejegenen. Dit kunnen wij doen door hen op de hoogte te brengen van Jehovah’s voornemen met betrekking tot de aarde en de mens, in het vertrouwen dat sommigen gunstig zullen reageren, net zoals de Ninevieten uit de oudheid gunstig op Jona’s prediking reageerden. En als er af en toe onoverkomelijke moeilijkheden op onze weg schijnen te komen, zullen wij geloof moeten oefenen — net zoals Jona dit in de buik van de vis ten toon spreidde — dat wij deze moeilijkheden met Jehovah’s hulp kunnen overwinnen en onze opdracht ten uitvoer kunnen brengen. — Jak. 3:17; Matth. 5:7; Luk. 6:35, 36; 17:5, 6.
Wij kunnen ook veel van Jona’s handelwijze leren met betrekking tot de wijze waarop wij wel en niet moeten handelen. Zo moeten wij het bijvoorbeeld niet laten afweten wanneer wij een moeilijke toewijzing of een moeilijk dienstvoorrecht ontvangen. Evenals Jona zullen wij later waarschijnlijk ontdekken dat het achteraf toch niet te moeilijk was ons ervan te kwijten. Sommigen hebben geopperd dat Jona misschien wel het besluit had genomen een zakenreis naar Tarsis te maken. Wij zouden onszelf derhalve kunnen afvragen: Streven wij op bepaalde tijden wereldse zakenbelangen na terwijl wij druk bezig zouden kunnen zijn „in het werk van de Heer”? Zijn wij bovendien kieskeurig met betrekking tot de soort van mensen tot wie wij prediken of het gebied waarin wij prediken, zoals Jona dit klaarblijkelijk was? Als Jehovah Jona de opdracht had gegeven een waarschuwende boodschap aan de inwoners van een van de steden van Juda te prediken, zou hij hier ongetwijfeld geen bezwaar tegen gehad hebben. En laten wij ons er, net als Jona, door mensenvrees van weerhouden datgene te doen wat wij behoren te doen? — Hebr. 12:25; Jak. 4:13-15; 1 Kor. 15:58; Ps. 118:6.
Laten wij niet het feit over het hoofd zien dat Jona enkele bewonderenswaardige hoedanigheden had die wij met veel profijt kunnen navolgen. Zijn wij in ons dagelijkse leven even recht door zee en eerlijk als Jona dit was, zowel in wat hij tot de zeelieden zei als in het op schrift stellen van alles wat er is voorgevallen? Zijn wij net als Jona altijd gereed ons als Jehovah’s getuigen te identificeren? Zijn wij bereid het welzijn van anderen belangrijker te achten dan ons eigen welzijn, zoals Jona deed toen hij met het oog op de redding van die zeelieden vroeg of zij hem overboord wilden gooien, hetgeen, voor zover Jona dit kon overzien, alleen maar zijn plotselinge dood in de waterdiepte tot gevolg kon hebben? — Ps. 11:7; 1 Petr. 3:15; Fil. 2:3, 4.
Jona’s ervaring bevat beslist heel veel lessen voor ons waarvan wij voordeel kunnen trekken. Wij kunnen ervan leren wat wij wel en wat wij niet dienen te doen. Wij kunnen leren de goede eigenschappen van Jona na te volgen en zijn fouten te vermijden. Wij worden ertoe aangemoedigd de bewonderenswaardige eigenschappen van Jehovah God, en vooral zijn barmhartigheid lankmoedigheid en liefde, na te volgen. Het dramatische verhaal van Jona heeft een indringende betekenis voor ons omdat Jona die dingen werkelijk heeft meegemaakt! — Rom. 15:4.