Inzicht in het nieuws
Ziekenhuizen zoeken Getuigen
Volgens de pers doen enkele Californische ziekenhuizen momenteel moeite om Jehovah’s Getuigen als patiënten te krijgen. Sommige ziekenhuizen waren tot voor kort onwillig de Getuigen te opereren omdat zij op religieuze gronden bloedtransfusies weigeren. Vanwaar die ommekeer? Aangezien het hele medische bedrijf in economisch opzicht in moeilijkheden verkeert, zoeken de ziekenhuizen naar extra bronnen van inkomsten. Maar er wordt nog een reden opgegeven. „Ook wegens recente vorderingen op medisch gebied waardoor operaties zonder bloed — dat wil zeggen operaties waarbij geen transfusies van bloed en bloedbestanddelen worden toegediend — minder risico opleveren, zijn ziekenhuizen en artsen bereidwilliger geworden de Getuigen te opereren”, zo bericht de in Van Nuys (Californië, VS) verschijnende Daily News. „De meeste operaties kunnen zonder toediening van bloed worden verricht als u de patiënt zeer voorzichtig en geduldig behandelt”, geeft algemeen chirurg Dr. Sheldon N. Lipshutz toe.
Hoewel Jehovah’s Getuigen alternatieve middelen die geen bloed of bloedbestanddelen bevatten, zoals zoutoplossingen, accepteren, weigeren zij ’hun geloof en goede geweten van zich af te stoten’ voor een medische behandeling die onschriftuurlijk is (1 Timótheüs 1:19; Handelingen 15:20). Zij hebben bevonden dat het gehoorzamen van Gods wetten ook van medisch standpunt uit bezien steekhoudend is. „Vijftien of 20 jaar geleden wilde ik geen (Getuigen) in mijn ziekenhuis”, vertelde een directeur aan de Daily News. „Tegenwoordig zijn er te veel gevallen van AIDS en hepatitis die via transfusies worden verbreid, om niet de wenselijkheid van routinematige bloedtransfusies in twijfel te trekken. Steeds meer blijkt dat de zienswijze van Jehovah’s Getuigen zinnig is.”
Geen „waarheid”?
„Gij zult de waarheid kennen en de waarheid zal u vrijmaken”, zei Jezus in Johannes 8:32. Toch is men steeds meer geneigd te denken dat het kennen van de waarheid een onbereikbaar doel is. Let eens op de uitspraken van bisschop John S. Spong, zoals geciteerd in The Sunday Star-Ledger van Newark (VS): „Wij moeten . . . af van de gedachte dat wij de waarheid hebben en dat anderen onze zienswijze moeten aannemen, en tot het besef komen dat de absolute waarheid buiten ons aller bereik ligt.” Hij voegde eraan toe: „Iedere religieuze overlevering . . . draait om een middelpunt waar uiteindelijk niemand van ons aanspraak op kan maken of beslag op kan leggen.” In een toespraak tot een bijeenkomst van zo’n 600 anglicaanse geestelijken en lekenafgevaardigden betwistte de bisschop „de traditionele, imperialistische aanspraken van het christendom”.
Maar indien de „absolute waarheid” niet te vinden is, waarom stond Jezus er dan op dat God „met geest en waarheid” aanbeden moet worden? Of waarom zei hij dan dat zijn volgelingen „in alle waarheid” geleid zouden worden? (Johannes 4:23, 24; 16:13) En waarom zou de apostel Paulus zeggen dat het Gods wil is dat individuele personen „tot een nauwkeurige kennis van de waarheid komen”? (1 Timótheüs 2:3, 4) Of waarom zei hij over bepaalde leerstellingen dat ze ’afweken van de waarheid’? (2 Timótheüs 2:18; 4:3, 4) Net als in het geval van de vroege christelijke gemeente kan men stellig ook in deze tijd verwachten dat er een groep aanbidders is die de waarheid heeft.
Leren goeddoen
Waarom riskeerden sommigen in Nazi-Duitsland hun leven om mensen die met vervolging of de dood werden bedreigd, te redden of te helpen, terwijl anderen die hulp hadden kunnen bieden, dat niet deden? Dr. Samuel Oliner, een socioloog aan de Humboldt Staatsuniversiteit in Arcata (VS), tracht hier samen met zijn medewerkers achter te komen. Nu reeds, zo bericht The New York Times, wijzen al hun bevindingen op „de vormende ervaringen die mensen in hun kinderjaren opdoen, waardoor zij vele jaren later meer geneigd schijnen te zijn noodlijdende personen te hulp te komen.”
Ervin Staub, een psycholoog aan de Universiteit van Massachusetts, is het hiermee eens. „De ouders die er het best in slagen onbaatzuchtigheid over te dragen”, zei Dr. Staub, „oefenen een krachtig toezicht op hun kinderen uit. Hoewel zij koesterende zorg betonen, zijn zij niet toegeeflijk. Zij combineren vastberadenheid met warmte en redeneren. Zij wijzen de kinderen op de gevolgen die wangedrag — en goed gedrag — op anderen hebben. En zij stimuleren het kind om het goede te doen, mededeelzaam en behulpzaam te zijn.”
Het is dan ook niet te verwonderen dat ouders de opdracht krijgen hun kinderen groot te brengen „in het strenge onderricht en de gezaghebbende raad van Jehovah” omdat ’wie het goede doet, uit God voortspruit’. — Efeziërs 6:4; 3 Johannes 11.