Studeren met een doel voor ogen
„Doe uw uiterste best om u goedgekeurd aan God te vertonen, een werkman die zich nergens over behoeft te schamen, die het woord der waarheid goed hanteert.” — 2 Tim. 2:15.
1, 2. (a) In welk voorrecht kan de student van Gods Woord zich verheugen? (b) In welk een jammerlijke toestand bevindt de mens zich op dit ogenblik?
DE MEESTE mensen houden niet van studeren daar ze het gebruik van hun hersenen te afmattend vinden. Vooral is dit het geval met het bestuderen van Gods Woord, de bijbel. Toch ontvangt slechts hij die het heilige Woord studeert en zijn raadgevingen als een schat bewaart, de gunst en goedkeuring van de Almachtige God. Zo iemand is in Jehovah’s ogen wijs. God zal hem vrede en leven schenken. Nu is het echter belangrijk dat een dergelijk persoon zich voor Jehovah’s aangezicht mag bevinden en Hem mag dienen, van zijn Woord gebruik mag maken en de levengevende waarheid aan een verbijsterde en in geestelijk opzicht stervende wereld mag aanbieden. — Spr. 3:1-6.
2 De mensheid verkeert thans in verwarring en is ten einde raad. Ze weet niet waar ze zich moet wenden om uit deze benevelde toestand te geraken. Zonder zich van enig kwaad bewust te zijn en geheel onwetend heeft ze haar leven toevertrouwd aan mannen die haar hebben beroofd en toegetakeld en haar verder van het pad der rechtvaardigheid hebben afgebracht. Bestaat er dan geen hoop meer voor de mensheid? Is het dan onmogelijk uit deze verwarrende doolhof te komen waarin wereldse leiders haar hebben gebracht? — Ps. 107:27; Matth. 9:36.
3, 4. Waarom is er voorzien in een weg ter ontkoming, en door wie?
3 Daar de religieuze wereldse leraars, die zichzelf als zodanig opgeworpen hebben, hun opleiding van deze huidige, boosaardige wereld hebben ontvangen, kunnen wij onmogelijk verwachten dat zij in een opleiding voorzien die tot leven leidt. Waarheen dienen zij die zuchten en jammeren vanwege de gruwelen in het land zich dan om hulp te wenden? Tot Jehovah. Hij zal hen niet aan hun lot overlaten. „’Voor de gewelddaden die men de gekwelden aandoet, voor het zuchten der armen, zal ik nu opstaan,’ zegt Jehovah. ’Ik zal [hem] op een plaats stellen waar hij veilig zal zijn voor een ieder die hem aanblaast.’ De uitingen van Jehovah zijn zuivere uitingen, gelouterd als zilver in een aarden smeltoven, zevenmaal gelouterd. Gíj, o Jehovah, zult hen behoeden; gij zult elk van dit geslacht af, hetwelk tot onbepaalde tijd is, bewaren.” — Ps. 12:5-7, (vss. 6-8, SV).
4 Jehovah, „De Vader der hemelse lichten,” heeft de weg ter ontkoming aangegeven. Om zijn gunst te verwerven, moet men het pad des lichts betreden en dit blijven bewandelen, niet naar links noch naar rechts wijkend. — Jak. 1:17; Spr. 4:18.
DE UITDAGING DIE OM EEN ANTWOORD VRAAGT
5. Hoe en door wie wordt Satans beschimping beantwoord?
5 Satan beschimpt Jehovah en daarom roept Jehovah zijn dienstknecht toe: „Wees wijs, mijn zoon, en verheug mijn hart, opdat ik een antwoord kan verschaffen aan wie mij beschimpt” (Spr. 27:11). Eeuwenlang hebben Satan en zijn werktuigen Jehovah’s naam gesmaad en belasterd. Velen maken Jehovah God verwijten voor de huidige vreselijke ziekten waardoor de mensheid wordt geteisterd, terwijl toch Satan er de oorzaak van is. Daar Satan zichzelf opgeworpen heeft als een engel des lichts en van dit tegenwoordige samenstel van dingen beweert dat het het langverwachte koninkrijk is, heeft hij zo goed als alle mensen er toe bewogen zich van de ware aanbidding af te keren en deze te verwisselen voor dit vervangingsmiddel. Het volk dat Jehovah’s naam draagt, dient deze uitdaging ten aanzien van de ware aanbidding te beantwoorden, door het woord der waarheid op een juiste wijze te hanteren, de mensen nauwkeurige kennis van Jehovah en zijn voornemens bij te brengen en hen duidelijk te maken hoe zij uit de duisternis in Gods wonderbaarlijke licht kunnen komen. De mensen zijn geestelijk al veel te lang met ’afval’ gevoed. Zij verlangen nauwkeurige kennis en versterkend voedsel uit Jehovah’s voorraadkamer en dit dient hun verschaft te worden.
6. Welke geestelijke voorziening heeft Jehovah in deze tijd getroffen, maar met welke verplichting?
6 Dit is de door Jehovah voorzegde dag waarin hij zijn volk een „reine spraak” heeft gegeven en zij ’hem eenparig dienen.’ Niet alleen hoort hij de roep van de behoeftigen, maar hij heeft er voor gezorgd dat zijn „getrouwe en beleidvolle slaaf” hun in deze tijd van het nodige geestelijke voedsel voorziet. Zonder een dergelijke voorziening zouden zij een geestelijke hongerdood sterven. Zonder uitzondering kunnen allen van de uitnodiging „zonder geld” iets te nemen, gebruik maken. Dit legt hen die zich hebben afgekeerd van de „zwakke en ontoereikende elementaire dingen” van deze wereld echter een ernstige verplichting op. Zij moeten Jezus’ woorden gehoorzamen: „Gij hebt om niet ontvangen, geeft om niet.” — Zef. 3:9, SV; LV; Matth. 24:45; Jes. 55:1, 2, NBG; Gal. 4:9; Matth. 10:8.
LEREN
7, 8. Wat is nodig om een nauwkeurige kennis van de waarheid te kunnen verkrijgen, en waarom zal degene die oprecht naar waarheid zoekt dit tevergeefs doen in de christenheid?
7 Om te groeien, moeten wij te weten komen hoe wij dienen te leren. Dit geldt wel bijzonder voor onze geestelijke groei. Wie wijs is, zal niet alleen willen horen en gewillig luisteren, maar ’meer onderricht tot zich willen nemen’ en niet tot degenen behoren „die altijd leren en toch nimmer tot een nauwkeurige kennis der waarheid komen.” Het leren is een cumulatief proces. Hoe meer we leren, des te groter wordt ons verlangen een volledige en nauwkeurige kennis van de waarheid te verkrijgen, opdat we Jehovah kunnen behagen en zijn goedkeuring verwerven. — Spr. 1:5; 2 Tim. 3:7; Kol. 1:9, 10.
8 Jehovah en oprechte christenen zullen niet accoord gaan met een goedkoop surrogaat in plaats van nauwkeurige kennis. De leiders der christenheid leveren veel ’kanselpredikers’ af, ’pilaren der kerk’; hoe velen van hen bezitten echter de bekwaamheid anderen in Gods Woord te onderwijzen? Door middel van zijn profeet gaf Jehovah het volgende over het huidige tekort aan nauwkeurige kennis te kennen: „Mijn volk gaat te gronde door het gebrek aan kennis. . . . En het wordt: zo priester zo volk.” Iemand kan alleen tot een nauwkeurige kennis der waarheid komen wanneer het door hem ontvangen onderwijs tot de waarheid voert. Laat ieder onzer zich eens afvragen: Stemt hetgeen ik heb geleerd overeen met de bijbel? Heeft het mij bekwaam gemaakt en er toe geïnspireerd een actieve dienstknecht van God te worden, die van dag tot dag het goede nieuws van de van hem afkomstige redding vertelt? — Hos. 4:6, 9, NBG; Ps. 96:2.
BEKWAAM GEMAAKT TOT ONDERWIJZERS
9. Waarom moeten hedendaagse getuigen van Jehovah studeren met een doel voor ogen?
9 Op elkeen die van Jehovah’s geestelijke voorzieningen profiteert, rust de verplichting deze eveneens aan anderen mee te delen. Daartoe moet men eerst bekwaam zijn geworden en zich niet meer in het ’Fröbelschool-stadium’ bevinden. Een hedendaagse bekwame dienaar van God dient te weten hoe hij de vele gewillige leerlingen die hun standpunt voor Jehovah’s nieuwe wereld van rechtvaardigheid innemen, moet voeden en op een juiste wijze tot rijpheid kan brengen. Een voortdurende, diepgaande studie is daarom een vereiste voor hen die de bekwaamheid wensen te bezitten als onderherders de op schapen gelijkende mensen in Christus’ ’schaapskooi’ te brengen. Daar Gods heilige belangen er bij betrokken zijn, dienen Gods dienstknechten met een doel voor ogen te studeren. — Hebr. 5:12-14; 2 Tim. 2:15.
10. Welke drie punten hebben Jehovah’s getuigen bij hun dienst in gedachten?
10 Jehovah’s getuigen stellen er in de allereerste plaats belang in Hem te behagen die hen geroepen heeft om onder Jezus, de grote Leraar, te dienen. Zij zijn er zich van bewust dat wanneer hun dienst voor God aanvaardbaar is, zij het leven van hem zullen ontvangen. Niet dat zij nu uit zelfzucht zo gaan handelen, o neen, men maakt slechts aanspraak op Gods beloften. Zij ondervinden geweldige vreugde in dit bijeenbrengingswerk onder leiding van hun Leider en dit te meer wanneer hun ijver bekroond wordt met voorspoed en succes. — Hebr. 11:6; Joh. 10:16.
11, 12. (a) Hoe kunnen wij een gebrek aan nauwkeurige kennis als iets misdadigs bezien, en vooral onder welke omstandigheden? (b) Waarom is nauwkeurige kennis nu van levensbelang?
11 Geweldig veel mensen in de wereld bezitten juist voldoende kennis om „bij” te kunnen blijven en zich een bestaan te verwerven. Men zal er misschien nooit achter komen dat iemand zo slecht ontwikkeld is. Zou dit eventueel toch gebeuren, dan is er nog niet veel verloren en kan dit hoogstens des mans prestige schaden. Een dergelijk gebrek aan nauwkeurige kennis kan echter misdadig zijn, zoals wanneer iemand die bijvoorbeeld voor de luchtvaart wordt opgeleid, weigert met een juist doel voor ogen te studeren en het wellicht voldoende vindt te weten hoe hij zijn toestel kan laten stijgen en dalen. Onder gunstige vliegomstandigheden zal hij wellicht een goed vlieger zijn. Zijn tekort aan kennis zal echter aan het licht komen als er iets onverwachts gebeurt; dan is het echter te laat de fundamentele begrippen van het vliegen onder de loep te nemen. Hij zal niet in staat zijn de aan zijn zorg toevertrouwde levens veilig af te leveren.
12 Een dergelijke onverschilligheid ten opzichte van een andermans leven is werkelijk misdadig als hun eeuwige leven op het spel staat. Mogelijk leggen de zogenaamde religieuze „hemelpiloten” met hun wereldse wijsheid een dergelijke onverschilligheid aan de dag ten aanzien van het geestelijke leven van hun gemeenteleden. De „wijsheid dezer wereld is dwaasheid bij God; zoals er staat geschreven: ’Hij vangt de wijzen in hun arglistigheid.’ En wederom: ’Jehovah weet dat de redeneringen der wijzen ijdel zijn.’” Wanneer iemand slechts studeert om hierdoor een religieuze titel te behalen, door de mensen bewierookt te worden en in een bepaald gewaad te kunnen lopen, is dit wellicht voldoende om volgens de maatstaven dezer wereld als een bekwame prediker te worden gerekend. Ook al heeft iemand een titel en is hem dit aan te zien, wil dit niet zeggen dat dit hem tot een betrouwbaar dienstknecht Gods maakt, iemand aan wie Jehovah het toekomstige leven van zijn kinderen in de nieuwe wereld toevertrouwt. Er is meer voor nodig om anderen op een juiste wijze te kunnen onderwijzen en hen een nauwkeurige kennis bij te brengen. Wanneer men iemand zo opleidt, dat hij juist voldoende weet om bij te kunnen zijn, is dit inderdaad misdadig, daar zowel het eeuwige leven van de onderwijzer als de leerling op het spel staan. Daarom is een nauwkeurige kennis iets essentieels en gebiedend noodzakelijk, te meer daar Jehovah dit opleidingsprogramma dat tot het eeuwige leven voert, leidt. — 1 Kor. 3:19, 20; 1 Tim. 2:4; Ezech. 3:17-20, NBG.
13, 14. Waarom is ijver op zich niet voldoende, en kan Gods gave der bediening gekocht worden? (b) Is bereidwilligheid om te dienen voldoende?
13 In de vroege dagen van de christelijke gemeente waren er enkelen die zich opwierpen als leiders en leraars en zich de autoriteit van de apostelen aanmatigden. Welke goede hoedanigheden zij ook wellicht hadden, zij konden geen onderwijs in de christelijke leer geven. Paulus schreef daarom over hen: „Want ik leg getuigenis van hen af dat zij ijver voor God hebben, maar niet overeenkomstig nauwkeurige kennis; want, omdat zij Gods rechtvaardigheid niet kenden maar hun eigen rechtvaardigheid zochten te bevestigen, hebben zij zich niet aan de rechtvaardigheid Gods onderworpen.” Een eerzuchtig man probeerde zelfs een bepaalde hoedanigheid van de apostel Petrus te kopen, maar werd voor deze onbeschaamdheid ernstig berispt. Ook in de huidige christelijke organisatie kan men niet met geld of op een andere manier een positie als onderwijzer in Jehovah’s organisatie „kopen.” Men dient aan de schriftuurlijke vereisten te voldoen en door Jehovah God aangesteld te zijn. — Rom. 10:2, 3; Hand. 8:18-24.
14 Door Jehovah aangestelde personen dienen te studeren „met het oog op het opleiden der heiligen tot het bedieningswerk,” en om ’tot de eenheid in het geloof en in de nauwkeurige kennis van de Zoon van God te geraken, tot volwassenheid, de maat van wasdom behorend tot de volheid van de Christus; opdat wij niet langer kleine kinderen zijn, heen en weer geslingerd, als door golven en her- en derwaarts gevoerd door elke wind van leer.’ Bereidwilligheid om te dienen alleen is niet voldoende; bekwaamheid is eveneens een vereiste — de bekwaamheid en kracht waarin God voorziet. — Ef. 4:11-14.
15. Waarom is een oppervlakkige bijbelkennis onvoldoende om ons op juiste wijze van de heilige waarheidsboodschap te kunnen kwijten?
15 Niet alle mensen in deze huidige wereld zijn tevreden met een middelmatige of alledaagse kennis. Velen beseffen hoe noodzakelijk het is zich goed toe te rusten om zich van de hun toegewezen verantwoordelijkheden te kunnen kwijten. Daarom zijn zij die zich in de Nieuwe-Wereldmaatschappij van Jehovah’s getuigen bevinden en aan wie het bijzondere voorrecht is verleend Jehovah’s voornemens bekend te maken, niet tevreden met een oppervlakkige bijbelkennis. Zij moeten ’zonder blaam en onschuldig zijn, kinderen Gods zonder smet temidden van een krom en verdraaid geslacht, temidden van wie [zij] schijnen als lichtgevers in de wereld; het woord des levens stevig vasthoudend.’ Als „afgezanten in de plaats van Christus” moeten zij zijn voorbeeld volgen en dienen zij met gezag te spreken. Zij moeten altijd klaar staan iemand een antwoord te geven of uitleg te verschaffen betreffende de waarheid wanneer iemand hun dit vraagt en waar dit nodig is. Daarom moeten zij studeren. — Fil. 2:15, 16; 2 Kor. 5:20; Matth. 7:29; 5:14-16; Spr. 15:28.
16. Welke voorbeelden volgen Jehovah’s getuigen in hun dagelijkse bijbelstudie?
16 Jehovah’s getuigen bestuderen Gods Woord dagelijks. Zij doen dit met vreugde daar zij weten dat zij daardoor toegerust worden om Gods opdracht ten uitvoer te brengen „om te verbinden gebrokenen van hart, om voor gevangenen vrijlating uit te roepen,” namelijk voor hen die zich in Satans organisatie bevinden. Een dergelijke studie is niet vermoeiend noch een drukkende last, maar veeleer een verfrissing. Het zal hen over de vele moeilijkheden van het leven heen helpen. Zij zijn niet meer dan hun Meester. Voordat Jezus begon te prediken, studeerde hij. Terwijl hij in de woestijn was, mediteerde hij over Jehovah’s Woord en voornemens. Voor hem was studie geen last; het verheugde hem en het werkte als iets verfrissends. Later studeerden zijn discipelen onder zijn leiding. Nergens staat geschreven dat hij hen te veel liet studeren. Nog later wordt er van de gemeente te Berea gezegd dat ze het Woord ontving en er dagelijks ijverig in studeerde. Is studie in deze tijd minder belangrijk? — Jes. 61:1, NBG; Matth. 5:16; Hand. 17:10, 11.
17, 18. (a) Waarom bestuderen Jehovah’s getuigen de door het Wachttorengenootschap uitgegeven publikaties? (b) Met welk, en van wie afkomstige „dagelijkse brood” moeten Jehovah’s getuigen zich voeden?
17 Om iemand geschikt te maken als een getuige van Jehovah of als een aankondiger van het goede nieuws van het koninkrijk is een voortdurende, juist gerichte studie noodzakelijk. Door Jehovah’s onverdiende goedgunstigheid zijn zijn ware dienstknechten niet slechts bijbelstudenten gebleven. Door de bijbel en andere bijbelverklarende publikaties van het Wachttorengenootschap te bestuderen, hadden zij nog iets anders op het oog. Niet om zich tot aangename persoonlijkheden te ontwikkelen, maar om instrumenten voor doeltreffend gebruik in Gods handen te kunnen zijn, „voor elk goed werk geschikt gemaakt.” Als zij studeren, wordt de wens tot studie en het verlangen het geleerde aan anderen door te geven eveneens groter. Zij realiseren zich dat de dagen boos zijn; daarom zien ze er nauwlettend op toe hoe zij lopen, terwijl zij ’de gelegen tijd uitkopen’ en iedere gelegenheid aangrijpen om hun nauwkeurige kennis te doen toenemen. — 2 Tim. 2:20, 21; Gal. 6:6; Ef. 5:15, 16.
18 Terecht bidden christenen het in Mattheüs 6 opgetekende modelgebed, en wel in het bijzonder dat gedeelte waar men de hemelse Vader vraagt voor het dagelijkse brood te willen zorgen. Daar christenen echter weten dat hun toekomstige leven niet afhangt van letterlijk brood, maar veeleer van de levengevende woorden uit Jehovah’s mond, besteden ze meer aandacht aan het verkrijgen van inzicht in dergelijke geïnspireerde woorden. Een gedeelte van het gebed dat Jezus uitsprak kort voordat hij verraden werd, vestigt nog eens de aandacht op de belangrijkheid van het bestuderen van Gods Woord: „Vader, . . . dit betekent eeuwig leven, dat zij kennis tot zich nemen van u, de enige waarachtige God, en van hem die gij hebt uitgezonden, Jezus Christus.” Wanneer wij de bijbel gaan bestuderen, doen wij dit voornamelijk om bekend te raken met de Vader, de Auteur. Christenen worden aangemaand tot God te naderen, hem te zoeken en hem in geloof aan te roepen, opdat hij kan antwoorden. Dit kan worden gedaan door zeer goed met zijn grote leerboek, de bijbel, op de hoogte te raken. Gelukkig zijn zij die de daarin vervatte lessen goed leren! — Matth. 6:11; 4:4; Joh. 4:34; 17:1-3; Jak. 4:8; Jes. 55:6, 7, NBG.
19. Wat is de enige manier om iemands dorst naar kennis volledig te lessen?
19 De bijbel is een onuitputtelijke schatkamer van kennis. De Auteur er van nodigt de onderzoeker uit naar kennis te blijven vragen, want daar zal dan overvloedig in worden voorzien. Enkel vragen is echter niet voldoende. Om Jehovah goed te kunnen loven, dient de dienstknecht over Gods woorden te mediteren; hij moet zijn gedachten er over laten gaan; hij dient ze tot een studieobject te maken, steeds in gedachten houdend zijn handelingen er mee in overeenstemming te brengen. Het is vrij waardeloos om Gods ’brieven’ aan ons oppervlakkig door te lezen, ook al zullen wij ons wellicht gedeelten er van kunnen herinneren en gelijk een papegaai kunnen navertellen. „Dan zult gij met vreugde water scheppen uit de bronnen des heils.” Drink er met volle teugen van! — Jak. 1:5, 6; Joz. 1:8; Jes. 12:3, NBG.
KWALITEIT VEREIST
20. Welk heilige pand heeft God in onze handen gelegd? Hoe kunnen we er zorg voor dragen?
20 Op Jehovah’s dienstknechten rust de verantwoordelijkheid „de heilige verklaringen Gods” te spreken. Zij dienen zich hier niet aan te onttrekken. Zij moeten hiertoe uitmuntende studenten zijn, dit doende „met geheel uw ziel als voor Jehovah, en niet voor mensen.” Om de vele mensen van goede wil die zich dagelijks met de Nieuwe-Wereldmaatschappij verbinden tot geestelijke rijpheid te brengen, dienen zij hun uiterste best te doen zich te bekwamen als een werkman „die zich nergens over behoeft te schamen, die het woord der waarheid goed hanteert.” — 1 Petr. 4:11; Kol. 3:23; 2 Tim. 2:15.
21. Hoe kunnen we onze geest openstellen voor onderwijzingen?
21 Het geregeld bezoeken van de vergaderingen op zondag en door de week, het luisteren naar en het leren van bijbelse waarheden en het geregeld bijdragen aan de huurprijs van de vergaderzaal zijn alle prachtige geloofsdaden. Om Gods goedkeuring te kunnen verkrijgen, is er echter meer nodig. „Doe uw uiterste best,” aldus Paulus, „om u goedgekeurd aan God te vertonen, een werkman die zich nergens over behoeft te schamen, die het woord der waarheid goed hanteert.” Kunt u er mee volstaan enkel de vergaderingen te bezoeken en alleen maar te luisteren, terwijl u anderen al het werk, zoals het brengen van vreemdelingen naar de vergaderingen en het doorgeven van de gehoorde en geleerde goede dingen, laat opknappen? Bent u er tevreden mee en denkt u op deze wijze God alles gegeven te hebben wat u hem bieden kunt? Hier zijn de overtuigende woorden uit Spreuken 23:12 goed van toepassing: „Neig uw hart naar streng onderricht, en uw oor tot woorden van kennis.” Meditatie, oprechte geestelijke inspanning en volledige belangstelling voor het tot ons nemen van een juiste kennis, zoals Jehovah hierin voorziet, zijn noodzakelijk. Wees net als de schrijver van Psalm 119:97-104: „Hoe lief heb ik uw wet! De hele dag overdenk ik haar. Uw gebod maakt mij wijzer dan mijn vijanden, want tot onbepaalde tijd is het van mij. Ik heb meer inzicht gekregen dan al mijn onderwijzers, want ik neem uw vriendelijke vermaningen ter harte. Ik gedraag mij met meer inzicht dan de oudere mannen, omdat ik úw bevelen in acht heb genomen. Van ieder slecht pad weerhield ik mijn voeten om uw woord te kunnen houden. Van uw rechtsbesluiten ben ik niet afgeweken, want gíj hebt mij onderricht. Hoe zacht zijn uw woorden voor mijn verhemelte geweest, meer dan honing voor mijn mond! Door uw bevelen gedraag ik mij als iemand met inzicht. Daarom heb ik ieder verkeerd pad gehaat.”
22. Welke vooruitgang moeten wij maken, willen wij bekwaam zijn om te onderwijzen?
22 Het is voor Jehovah’s dienstknechten nu zeker de hoogste tijd zich als leraars toe te rusten, zodat Paulus’ snijdende woorden niet op hen van toepassing zijn: „Ofschoon gij met het oog op de tijd leraars behoordet te zijn, hebt gij wederom iemand nodig die u van het begin af de eerste beginselen van de heilige verklaringen van God leert.” Deze eerste of grondbeginselen zijn van levensbelang, het „abc” van de kennis der Schrift; „met het oog op de tijd” dienen wij van dergelijke grondbeginselen afgestapt te zijn. We hadden al lang een bouwwerk met bovenbouw opgetrokken moeten hebben, want „vast voedsel behoort bij rijpe mensen.” Zal ons bouwwerk er een zijn van „goud, zilver, kostbaar gesteente” en zodoende voor een beloning in aanmerking komen? Of zal het minder hecht worden opgetrokken en van „houten materialen, hooi of stoppels” zijn? Welk van de twee zal de Here God eer toebrengen? Welk leidt tot kwaliteitsonderwijs? — Hebr. 5:12-14; 1 Kor. 3:12.
WAT BEOOGT DE STUDIE?
23, 24. (a) Op welke wijze gebruikt Jehovah in deze tijd zijn Woord, geest en organisatie om zijn volk te leiden? (b) Hoe is vooral dit tijdschrift hierbij een hulp?
23 Lang geleden voorzag Jehovah in zijn Woord, de bijbel. Dit is nu in vele talen en dialecten overgezet. Men heeft de inhoud niet langer verborgen kunnen houden door de bijbel in een dode taal te laten bestaan. De kennis die men er door verkrijgt, betekent leven voor hen die ijverig de bladzijden er van onderzoeken, de gegeven raad liefhebben en de geboden gehoorzamen. Zoals door de eeuwen heen, leidt Jehovah ook thans zijn volk door zijn heilige geest of werkzame kracht. Vooral in deze gewichtige dagen voor Armageddon, nu Jehovah met zijn „boodschapper des verbonds” tot zijn tempel is gekomen, heeft hij in hoge mate belangstelling voor datgene wat zijn volk doet. Hij gebruikt zijn zichtbare organisatie, vertegenwoordigd in zijn „getrouwe en beleidvolle slaaf,” om zijn voornemen over de hele wereld bekend te maken. Deze „slaaf” heeft getrouw, vooral door middel van het tijdschrift De Wachttoren in dit „voedsel te rechter tijd” voorzien. — Matth. 24:45.
24 De Wachttoren is voor allen die rechtvaardigheid liefhebben in vijftig talen voor handen. Voor elkeen die zich bewust is van zijn geestelijke nooddruft zal dit tijdschrift van onschatbare waarde zijn. Het voorziet de dienstknechten van de ware God regelmatig van benodigde schriftuurlijke raad, instructies en juist van pas komende inlichtingen. Het is waakzaam jegens het in vervulling gaan van bijbelprofetieën en streeft er naar christenen hiervan op de hoogte te houden. De Wachttoren wordt tot opbouw en zegen geschreven. Wanneer men het goed leest, is het het beste feestmaal dat men te nuttigen kan krijgen. Het wedijvert niet met een ander religieus tijdschrift, noch is het hier mee te vergelijken. Het propageert niet de mening van een mens maar de inhoud is gebaseerd op de gedachten van een groter Iemand. Begrip van Jehovah’s Woord te hebben, is een gave Gods en thans de beste hulp voor de ernstige waarheidszoeker.
25. Hoe dienen wij elke uitgave van De Wachttoren nadat wij deze hebben ontvangen te beschouwen?
25 Wat doe ik nadat ik mijn exemplaar van De Wachttoren heb ontvangen? Kijk ik het alleen maar door om er het laatste nieuws uit te halen en leg ik het dan opzij tot er zich een gunstiger gelegenheid voordoet, zodat ik nauwkeuriger aandacht aan de inhoud kan besteden? Of besef ik de hoge waarde van elke uitgave en lees ik hem daarom onmiddellijk? Lees ik het tijdschrift omdat het nu eenmaal zo behoort, of omdat ik er naar verlang meer van Gods waarheid te weten te komen? Ben ik tijdens het lezen er geheel door in beslag genomen? Schenk ik meer dan gewone aandacht aan De Wachttoren? Voordat ik letterlijk voedsel tot me neem, dank ik de Here God hiervoor en vraag zijn zegen er over. Hoe staat dit met het geestelijke voedsel dat ik bij het lezen van De Wachttoren tot mij zal nemen? Wanneer ik de bijbel aan de hand van De Wachttoren onderzoek, moet ik ’als naar zilver en verborgen schatten’ zoeken naar de daarin vervatte waarheden. Men dient naar iedere uitgave van De Wachttoren verlangend uit te zien en de inhoud met graagte tot zich te nemen.
26. Wat zullen wij in gedachte hebben bij het bestuderen van De Wachttoren?
26 Wat heb ik op het oog bij het bestuderen van De Wachttoren? Wens ik mijn inzicht betreffende Gods voornemens te vergroten? Waarom wil ik dit vergroten? Alleen om mijzelf hiermee voldoening te schenken? Of heb ik misschien de woorden van de apostel in gedachten: „Of gij vervuld moogt worden met de nauwkeurige kennis van [Gods] wil in alle wijsheid en geestelijk onderscheidingsvermogen, opdat gij waardiglijk moogt wandelen voor Jehovah om hem volledig te behagen, terwijl gij vrucht blijft dragen in ieder goed werk en blijft toenemen in de nauwkeurige kennis Gods.” Dat is een prijzenswaardige houding. Dan zal mijn geestelijk onderscheidingsvermogen voor een goed doel aangewend worden, namelijk om anderen te helpen. Hoe kunt u anderen door uw studie echter behulpzaam zijn?
27, 28. (a) Hoe kan iemand door van te voren De Wachttoren te bestuderen, nieuwelingen helpen een diep begrip van de geestelijke waarheden te krijgen? (b) Nieuwelingen helpen bij het huisbijbelstudiewerk?
27 Op de wekelijkse gemeentestudie zijn vele nieuwelingen die het moeilijk vinden op staande voet de waarheid te begrijpen. Veel artikelen in De Wachttoren bevatten ’vast voedsel,’ dat wil zeggen het diepzinnige geestelijke materiaal dat een rijp christen nodig heeft. God heeft beloofd door middel van zijn geest dergelijke diepten te zullen openbaren, „want de geest onderzoekt alles, zelfs de diepten Gods.” Op de gemeentelijke studie kunt u hulp verlenen; hier kunt u door uw commentaar een punt dat de nieuwelingen nog niet duidelijk was, nader toelichten. Bij uw persoonlijke studie van De Wachttoren thuis dient u dit voorrecht niet over het hoofd te zien. Bereid u er op voor door dergelijke in het oog lopende punten te onderstrepen of er een aantekening bij te maken; draag vervolgens op het juiste ogenblik op de gemeentelijke studie uw aandeel bij tot opbouw van de anderen. Door deze „openbare bekendmaking” kunt u anderen tot liefde en juiste werken aansporen. — 1 Kor. 2:10; Hebr. 10:23-25.
28 Of wellicht denkt u bij uw persoonlijke studie van De Wachttoren aan de nieuwelingen in het predikingswerk die u moet ’opleiden’ of hen bij wie u thuis een bijbelstudie leidt. Wij dienen een dergelijke studie te leiden met een doel voor ogen en in overeenstemming met Paulus’ instructies aan Timotheüs: „Vertrouw het . . . toe aan getrouwe mensen, die op hun beurt voldoende bekwaam zullen zijn anderen te onderwijzen.” Houd altijd in gedachten dat dit delen met anderen u grote voordelen zal opleveren: „Beoefent het geven, en de mensen zullen u geven. Zij zullen een goede, ingedrukte, geschudde en overlopende maat in uw schoot uitstorten. Want met de maat waarmede gij uitmeet, zullen zij op hun beurt u uitmeten.” Hier staat tegenover dat u wanneer u zelfzuchtig de waarheid vergaart en deze niet met anderen deelt, evenals de luie slaaf uit Gods gunst zult geraken en u niet langer in het dienen van hem kunt verheugen. — 2 Tim. 2:2; Luk. 6:38; Matth. 25:24-30.
29. (a) Welke methodes kunnen we toepassen bij onze persoonlijke studie voorafgaand aan de gemeentelijke studie? (b) Welke regelingen zullen wij treffen ten aanzien van het bepalen van een zekere tijd voor deze studie?
29 Hoe kan men het meeste profijt van zijn studie hebben? Door alleen te studeren of met anderen? Bijbelstudie en het lezen van de bijbel is thans in de meeste huizen iets zeer ongewoons of geheel onbekend. In de familiekring is een gezamenlijke studie, vooral wanneer er kinderen bij zijn, zeer nuttig. De ouders zijn verantwoordelijk voor de geestelijke en lichamelijke groei van hun kinderen. Hoe wij ook te werk gaan, wij zullen bemerken dat het noodzakelijk is een definitieve tijd vast te stellen voor het bestuderen van De Wachttoren. Daar er zo vaak op iemands tijd beslag gelegd wordt, zullen we nooit mogen zeggen dat we wel zullen studeren als de tijd het toelaat. Dan zullen we er nooit aan toe komen. Neen, we dienen tijd uit te trekken voor onze studie. Wanneer men begrijpt dat studie noodzakelijk is om een beter dienstknecht Gods te worden, zal men er voldoende tijd voor afnemen. Laten we er daarom in ons tijdschema rekening mee houden en het op de eerste plaats stellen. Laten we niet de aldus bestede tijd als verspild beschouwen. Houd in gedachten dat de christen zich totaal (met inbegrip van zijn tijd) aan Gods dienst heeft opgedragen. Waak angstvallig over uw tijd en zie er op toe dat u hem gebruikt op een wijze die de Eigenaar er van welbehaaglijk is.
30. Waarom legt de Nieuwe-Wereldmaatschappij zo sterk de nadruk op studie?
30 Wanneer u beseft welk lot hen die raad verachten, beslist te wachten staat, dient u er nauwlettend op toe te zien dat u zich goede studiegewoonten eigen maakt. Daarom moedigt de Nieuwe-Wereldmaatschappij tot persoonlijke en groepsstudie aan. Deze wereld verkeert in een crisisperiode. Ons geslacht leeft in een oordeelsdag. God heeft voorzien in een bescherming in deze goddeloze dag voor allen die hem ernstig en eerlijk zoeken. De in Gods geïnspireerde Woord, de bijbel, vervatte instructies geven te kennen hoe wij een dergelijke bescherming en zegen van God kunnen verkrijgen. — Ps. 50:16; Spr. 1:30-32.