-
Pérgamum — „Waar de troon van Satan is”De Wachttoren 1967 | 1 mei
-
-
school in verband met zijn eredienst kwam Galenus, de „vader der geneeskunde”. Andere godheden die in Pérgamum aanbeden werden, waren Apollo, Demeter, Eros, Herakles, Hermes, Poseidon, evenals een menigte mindere goden.9
Behalve geld verslindende tempels en prachtige heilige wouden die aan dergelijke goden waren gewijd, had men het grote altaar voor Zeus Soter. Het was vervaardigd uit marmer, meer dan 30 meter in het vierkant en bijna 15 meter hoog. Het had een enorme trap, en aan drie kanten zuilengalerijen. Het werd versierd door de eerder genoemde reusachtige fries. Hij bevindt zich thans in het museum van Berlijn en is wel het „meest indrukwekkende monument van beeldhouwkunst van de hand van Europeanen uit de oudheid” genoemd.10
Nog een opvallend kenmerk van heidense aanbidding in Pérgamum was zijn aanbidding van politieke regeerders. Zij geloofden niet in democratie, doch heersten min of meer als welwillende autocraten. Er werd hun van het begin af aan goddelijke afkomst en aanbidding toegekend. Attalus I werd, omdat hij zijn volk van de dreiging en het juk der Galliërs of Galáten had bevrijd, begroet als „Koning Attalus de Redder”. Het is dus niet verwonderlijk dat Pérgamum de eerste provinciale stad was die een tempel voor de aanbidding van de Romeinse keizer oprichtte. Het richtte zijn eerste voor keizer Augustus op, in 29 G.T., zijn tweede in de tijd van Trajanus (98-117 G.T.), en zijn derde in de dagen van Severus,11 die van 193-211 G.T. regeerde.
„WAAR DE TROON VAN SATAN IS”
Waarom verwees Johannes naar Pérgamum als „waar de troon van Satan is”?b Sommigen hebben gezegd dat dit kwam omdat Pérgamum de pleisterplaats of brug tussen de religie van het oude Babylon en die van Rome was. Inderdaad, zoals een historicus zegt: „De verslagen Chaldeeën vluchtten naar Klein-Azië en vestigden hun centrale college te Pérgamos”; hij zinspeelde hierbij op hun nederlaag in 539 v.G.T. Tegen de tijd dat Johannes echter zijn visioen in het boek Openbaring had opgetekend, in 96 G.T., was de zetel van „Babylon de Grote”, ofte wel het wereldrijk van valse religie, naar Rome verplaatst. — Openb. 14:8.12
Anderen zijn echter van oordeel dat deze woorden van toepassing zijn op Pérgamum omdat het een van de middelpunten van de aanbidding van Aesculapius was, welke god van de geneeskunde een slang tot zijn symbool had. Doch louter dit symbool zou nauwelijks voldoende zijn om deze religie de kenmerkende titel van „de troon van Satan” te geven; bovendien bestaat er geen bewijs dat dit symbool voor de eerste christenen een bedreiging inhield.
Weer anderen brengen Johannes’ woorden van toepassing op het Grote Altaar voor Zeus Soter waarom Pérgamum beroemd was. Weliswaar was dit altaar door zijn geweldige afmetingen zeer in het oog lopend, doch het schijnt niet redelijk de gevolgtrekking te maken dat louter door dit feit zou komen vast te staan waar de troon van Satan is. Wanneer wij bedenken dat Satan de onzichtbare „god van dit samenstel van dingen” wordt genoemd, is het duidelijk dat zijn troon iets meer dan louter een hoop stenen zou zijn. — 2 Kor. 4:4; Matth. 4:8-10.
Veeleer schijnt de redelijkste verklaring van Johannes’ woorden te zijn, dat het de tempel en de cultus van aanbidding van de keizer waren die ze op Pérgamum van toepassing deden zijn. Deze vorm van aanbidding vormde stellig een ernstige bedreiging voor de eerste christenen, en het kostte heel wat martelaren omdat de christenen hun rechtschapenheid handhaafden en weigerden te schipperen. Aangezien Openbaring 2:13 de troon van Satan in één adem met de marteldood van Antipas noemt, is het redelijk de gevolgtrekking te maken dat er verband bestaat tussen die twee, en dit zou het geval zijn als de troon van Satan betrekking had op de aanbidding van de keizer of de staat.
Een zelfs nog krachtiger reden om de woorden van Johannes zo uit te leggen is wellicht het feit dat het boek Openbaring niet uitsluitend werd geschreven tot nut van degenen die in de dagen van Johannes leefden, maar zelfs nog meer voor degenen in onze tijd, en thans heeft de aanbidding van de keizer door het geven van religieuze verering aan de staat zich wederom aan alle kanten geopenbaard. Men zag het in nazi-Duitsland, fascistisch Italië, en het valt waar te nemen in alle communistische en andere totalitaire landen en zelfs in enkele die democratieën beweren te zijn. De woorden van Openbaring 2:13 zijn voor allen die thans lijden ondergaan omdat zij een even vastberaden standpunt innemen als Antipas in de eerste eeuw, werkelijk een aanmoediging.
VERWIJSBRONNEN
1 Encyclopædia Britannica, 9e uitgave, Deel 18, blz. 538.
2 The Attalids of Pergamum — Hansen, blz. 10.
3 Pergamos (Duits) — J.L. Ussing, blz. 3, 4.
4 The Standard History of the World, Deel 3, blz. 1049-51.
5 Universal History — Goodrich, blz. 263, 264.
6 The Cambridge Ancient History, Deel 8, blz. 608.
7 Encyclopedia Americana, Deel 17, blz. 319.
8 Encyclopædia Britannica, Uitgave van 1959, Deel 10, blz. 818.
9 Die Kulte und Heiligtümer der Götter in Pergamum — Ohlenmutz.
10 Harper’s Bible Dictionary, blz. 538.
11 The Bible and Archeology — J.A. Thompson, blz. 414-417.
12 „Babylon the Great Has Fallen!” God’s Kingdom Rules!, blz. 331-333.
-
-
Vragen van lezersDe Wachttoren 1967 | 1 mei
-
-
Vragen van lezers
● Is Matthéüs 24:19 van toepassing op personen binnen de christelijke gemeente of op personen buiten de gemeente? — E.N., Verenigde Staten.
Zwangere vrouwen en vrouwen met pasgeboren baby’s zouden het bijzonder moeilijk krijgen door de zware tijden die door Christus werden voorzegd toen hij in Matthéüs 24:19 zei: „Wee de zwangere vrouwen en hen die een klein kind zogen, in die dagen!” In overeenstemming met zijn woorden kregen zwangere vrouwen en vrouwen die een baby aan de borst hadden buitengewoon grote ellende te verduren toen Romeinse strijdkrachten in 70 G.T. Jeruzalem overvielen en de joden een verpletterende nederlaag toebrachten. Duizenden personen werden gemarteld en stierven. Er heerste hongersnood, wat op zich reeds een verschrikking was. Over de manier waarop de opruiers hun eigen mede-joden toen behandelden, schreef Josephus:
„Grijsaards, die de spijzen met de tanden vasthielden, werden geslagen; vrouwen, wanneer zij, wat zij in de handen hadden, verbergen wilden, werden aan de haren rondgesleurd. Noch met de grijsheid noch met de kindsheid had men medelijden. Kinderen, die aan hunne bete hingen, werden opgenomen en tegen den grond geslagen.” — Geschiedenis van den Joodschen oorlog, Boek V, Hoofdstuk X, par. 3.
Denkt u zich eens in dat daar moeders bij stonden, gedwongen toe te zien hoe wreed hun eigen kinderen, zelfs kleuters, werden behandeld. Denk ook aan de onvoorstelbare smart die deze moeders doorgemaakt moeten hebben als zij hen voor hun eigen ogen zagen afslachten, want dat gebeurde ook! Wegens haar emotionele gesteldheid is het heel vanzelfsprekend dat een vrouw van innige bezorgdheid voor degenen die zij liefheeft, voor de leden van haar eigen familie, blijk geeft. Hoeveel groter is dan haar bezorgdheid wanneer verschrikkelijke omstandigheden het welzijn en het leven van haar kinderen bedreigen! Laten wij het lijden van vrouwen in die tijd dus niet bagatelliseren. Voor de vrouwen die zwanger waren, was alles vanzelfsprekend moeilijker. In een tijd van rampspoed laten moederlijke beschermende instincten zich zoveel te meer gelden. Stelt u zich daarom het intense lijden, het gevoel van volkomen machteloosheid eens voor van die zogende moeders in Jeruzalem in de eerste eeuw als zijzelf wreedheden te verduren kregen en als zij getuige waren van het lijden van hun kinderen! Het was beslist een tijd van wee voor zwangere vrouwen en vrouwen die een baby aan de borst hadden!
Mensen kunnen de liefde van een moeder heel goed begrijpen. Zo voelde Paulus zich bijvoorbeeld geroepen
-