Een verenigde opstand tegen God mislukt
NU DE wereldleiders zich voor een hachelijke wereldsituatie geplaatst zien, is het hun uitdrukkelijke voornemen, naar een verenigde wereldregering te streven. Er zijn echter vele hindernissen, onder meer de ruim tweeduizend zevenhonderd verschillende talen die de natiën der wereld spreken. Daardoor wordt het ontstaan van nationale barrières en verdeeldheid bevorderd zodat het onmogelijk is gebleken iets te bereiken wat een volkomen eenheid ook maar benadert. Er is echter een tijd geweest dat alle mensen op aarde, een kleine minderheid uitgezonderd, vertrouwen hadden in een poging tot een verenigde wereldregering te komen. Zij verleenden er mentaal en metterdaad hun volledige steun aan. Er waren destijds twee krachtige thans niet meer bestaande factoren aanwezig, met behulp waarvan zij werkelijk hun plan om de gehele mensheid bijeen te houden onder de regering van één menselijke koning, hadden kunnen verwezenlijken. Deze factoren waren hun nauwe verwantschap en in het bijzonder hun ene gemeenschappelijke taal.
Toch is deze verenigde krachtsinspanning niet geslaagd. Waarom niet? Was dit geen lofwaardig streven? Zouden de denkbeelden en beginselen waarop het was gebaseerd zonder succes blijven en geen voordelen afwerpen voor allen die een dergelijke regering voorstonden? Wat is er tussenbeide gekomen waaraan deze mislukking te wijten is? Wanneer wij de oogmerken, doelstellingen en beginselen die aan deze verenigde poging ten grondslag liggen aan een onderzoek onderwerpen, kunnen wij zien waarom ze op een volkomen mislukking is uitgelopen. Daar de krachtsinspanningen welke thans in die richting worden gedaan hiermee in vele opzichten overeenkomen, zal het voor ons geweldig veel nut afwerpen wanneer wij een onderzoek instellen om ons ervan te vergewissen waarom dit plan nu precies heeft gefaald.
Het is interessant dat deze verenigde poging om de mensheid te regeren, het eerste menselijke koninkrijk vormde waarvan de geschiedenis melding maakt. In die tijd leefde Noach nog. De nakomelingen van zijn zoons waren sterk in aantal gegroeid en zij maakten destijds de menselijke familie uit. Zou Noach in deze regering de koning zijn? Neen. In werkelijkheid waren vooral hij en zijn zoon Sem tegen iets dergelijks gekant. Noach kwam er in de allereerste plaats voor in aanmerking koning te worden, maar hij aanbad God als Koning. Het staat vast dat God Noach niet als koning over enig deel van de menselijke familie heeft aangesteld. Om die reden weigerde Noach zich aan iets schuldig te maken wat gelijk stond met een streven naar eer en macht en met opstand tegen de soevereiniteit van de Schepper Jehovah God. Noch zou hij het goedkeuren dat een van zijn zoons of kleinzoons koning zou worden. Niettemin was het mislukken van het plan niet te wijten aan de oppositie van Noach en Sem. — Gen. 6:9, 10; 10:32.
DE LEIDER VAN DE OPSTAND
De man die bij deze verenigde krachtsinspanning als koning optrad, was een zekere Nimrod. Hij was een achterkleinzoon van Noach en een zoon van Kusch. Dit plan van Nimrod kwam erop neer dat hij Jehovah tartte. Het was in feite een opstand tegen de universele soevereiniteit van God. Nimrod had het niet gelaten bij zijn plaatselijk koningschap te Babylon. Hij ging nog verder in zijn opstandigheid, want hij zon op de wereldheerschappij, viel het gebied van Sem binnen en breidde zijn koninkrijk van Babylon tot in Assyrië uit. — Gen. 10:8-11, NW.
Enkele geleerden zijn van mening dat de naam Nimrod is ontleend aan het Hebreeuwse woord marad. De naam zou de eerste persoon meervoud zijn van de gebiedende wijs van het werkwoord marad, en zou betekenen: „Wij zullen in opstand komen!” of: „Laten wij in opstand komen!” De Jeruzalemse Targoem, een joodse vertaling van de bijbel met verklaringen, zegt over Nimrod: „Hij was machtig in het jagen en in goddeloosheid voor het aangezicht van de Heer, want hij was een jager op de mensenzonen, en hij zei tot hen: ’Wijkt af van het oordeel des Heren, en weest trouw aan het oordeel van Nimrod!’” Zowel de Targoem Jonathan als de woorden van de historicus Flavius Josefus stemmen hiermee overeen en Josefus zegt: „Hij maakte hun diets, dat zij niet aan God hunnen voorspoed hadden te danken, maar aan hun eigen dapperheid. Langzamerhand wist hij zich de onbeperkte heerschappij over hen te verwerven, . . . De menigte was volkomen bereid, alles op te volgen, wat Nebrod [Nimrod] goed vond te bepalen, en beschouwde het als lafheid, voor God onder te doen. Zij bouwden aan den toren.” — Joodsche Oudheden, Boek 1, hoofdstuk IV, de paragrafen 2 en 3, in de bewerking van dr. W. A. Terwogt, van 1873.
BABYLON VANAF HET BEGIN TEGEN GOD GEKANT
Deze naam Nimrod moet hem, indien de bovengenoemde betekenis eraan toegekend moet worden, gegeven zijn nadat hij met zijn opstandige handelwijze was begonnen en niet bij zijn geboorte. Zijn hoofdstad, Babylon, was de zetel van een koninkrijk dat tegen de universele soevereiniteit van God in opstand was gekomen. Op elk tijdstip in de geschiedenis van Babylon, zelfs later, toen de stad onder het bewind stond van een andere tak van de menselijke familie, was het onveranderlijk tegen God gekant. Ongeveer zestienhonderd jaar later zei God bij monde van zijn profeet Jeremia over Babylon: „Tegen den HERE heeft het gezondigd! . . . Want tegen den HERE is het overmoedig geweest.” In een toespraak tot Babylon zei hij: „Gij [hebt] den HERE . . . uitgedaagd”, waaraan hij toevoegde: „Zie, Ik zál u, o Driestheid, luidt het woord van den Here, den HERE der heerscharen, want uw dag is gekomen, de tijd dat Ik aan u bezoeking doe, en Driestheid zal struikelen en vallen en niemand zal haar oprichten.” — Jer. 50:14, 29, 24, 31, 32.
Babylon lag op een vlakte tussen twee rivieren, de Eufraat en de Tigris, ten noordwesten van het aan de noordpunt van de Perzische Golf gelegen Ur. Deze vlakte is ongeveer vierhonderd kilometer lang en meet op zijn breedst een honderd zestig kilometer. Men noemde deze vlakte Mesopotamië, wat „het land tussen de rivieren” betekent. Het gebied was rijk aan asfalt, dat gebruikt kon worden als metselspecie, en klei voor het maken van stenen. De mensen die zich in deze vlakte vestigden, waren op de hoogte van de aan Noach en zijn gezin gegeven opdracht zich te vermenigvuldigen en de aarde te vullen. Zij wisten dat zij uiteen moesten gaan en dat zij zich in gehoorzaamheid aan Jehovah’s gebod over de aarde moesten verspreiden en hun kinderen van Zijn naam in kennis moesten stellen, opdat men overal op aarde bekend zou zijn met de faam en aanbidding van Jehovah God. Er was geen sprake van overbevolking, en er bestond geen noodzaak op verovering uit te gaan om meer levensruimte te krijgen en dus gebieden te bezetten waar anderen woonden. Ook was het er de tijd niet voor zich in steden te begraven, zich een materialistische, militaristische levenswijze eigen te maken en onverschilligheid jegens Gods opdracht te tonen. — Gen. 9:1.
Stelden deze mensen belang in het ten uitvoer brengen van Gods gebod? Neen. Zij zeiden onder aanvoering van Nimrod, die hun koning zou zijn: „Welaan, laten wij tichelen maken en die goed bakken. . . . Welaan, laten wij ons een stad bouwen met een toren, waarvan de top tot den hemel reikt, en laten wij ons een naam maken, opdat wij niet over de gehele aarde verstrooid worden.” In plaats dat zij dus voor God een naam maakten, lag het in hun bedoeling zelf naam te maken en zij beschouwden het als een eer als inwoners van deze stad bekend te staan. Zij wilden mensen naam laten maken en wensten helden te hebben, met name Nimrod, wiens naam zij wilden verheerlijken. — Gen. 11:3, 4.
GOD VOLTREKT HET OORDEEL
Wat was in feite het doel van deze toren? Het was beslist niet nodig een schuilplaats te bouwen voor een zondvloed, want God had Noach en zijn zoons beloofd: „De wateren [zullen] niet weer tot een vloed . . . worden om al wat leeft te verderven” (Gen. 9:15). Bovendien was de hoop dat zij in de laagvlakte van Sinear een toren zouden kunnen bouwen hoog genoeg om aan een dergelijke vloed te ontkomen, ijdel, want het water was nog zeven meter boven de hoogste toenmalige bergen uitgekomen. Neen, deze toren werd met een ander doel gebouwd. Het zou een toren worden voor religieuze aanbidding, een ziggurat. Uit archeologisch bewijsmateriaal blijkt dat het geen ronde toren zou worden met een wenteltrap, maar veeleer een vierkante of rechthoekige, piramidevormige toren met een serie terrassen. Wegens de grote hoogte van de toren zou deze de stad domineren en de religie de belangrijkste plaats toekennen. De aandacht zou erdoor worden gevestigd op de voornaamste god van de stad. Het zou een religieuze stad worden.
Wat was de mening en de houding van God de Schepper ten aanzien van dit plan? De Schrift zegt vervolgens: „Toen daalde de HERE neder om de stad en den toren, die de mensenkinderen bouwden, te bezien, en de HERE zeide: Zie, het is één volk en zij allen hebben één taal. Dit is het begin van hun streven; nu zal niets van wat zij denken te doen voor hen onuitvoerbaar zijn.” God had hen niet gemachtigd tot de bouw van een stad die de zetel van een aardse heerser zou worden. Noch nam hij deze verenigde krachtsinspanningen licht op of beschouwde hij het als iets onbelangrijks dat zij een toren voor valse aanbidding bouwden. Dit was opstand, een daad van verraad jegens zijn universele soevereiniteit, apostasie, afval van de aanbidding van de God van Noach. Het betekende ook ongehoorzaamheid aan de goddelijke opdracht de aarde te vullen met aanbidders van Jehovah als God. Het was een afkeurenswaardig werk. — Gen. 11:5, 6.
Hoe ver zouden zij gaan in hun georganiseerde pogingen in verband met dit zeer afkeurenswaardige werk? Dit zou nog maar het begin zijn. In hun eerzucht zou het ene plan na het andere bij hen opkomen dat op een verkeerde manier, met een verkeerd doel, met verenigde, georganiseerde krachtsinspanningen, te verwezenlijken zou zijn. In Jehovah’s verklaring dienaangaande valt het ons op hoe nauwkeurig hij dit, dank zij zijn vermogen in de toekomst te zien, heeft voorzegd. In deze tijd, nu de twee grote wereldblokken zich tegenover elkaar hebben gesteld, heeft de bewapeningswedloop tussen hen, figuurlijk gesproken, een veel grotere hoogte bereikt dan de tempeltoren destijds aan de oever van de Eufraat en dan het waterpeil van de vloed in Noachs tijd; ja, met de explosie van een thermonucleair wapen op een hoogte van ruim 400 kilometer boven het aardoppervlak heeft men, zonder dat men rekening heeft gehouden met de eventuele uitwerking ervan op de gezondheid en voorspoed van de gehele mensheid, thans zelfs de hogere regionen van de interplanetaire ruimte bereikt. Hieruit blijkt dus dat de gevolgen van het eerzuchtige, zelfzuchtige, georganiseerde begin in het oorspronkelijke Babylon niet te verwaarlozen zijn. Reeds toen was Jehovah God, de Schepper van de mens, hiervan op de hoogte.
Op welke beginselen werden Babylon en zijn toren gebouwd? Deze opstandelingen waren van plan een valse religie te stichten welke verenigd zou zijn met een regering die Gods koningschap loochende. Ook de wens Jehovah’s gebod inzake het vullen van de aarde en het alom bekendmaken van zijn naam te dwarsbomen, lag eraan ten grondslag. Het lag in hun bedoeling dat mensen naam zouden maken en zij lieten zich hierbij leiden door onrechtvaardige beginselen als eerzucht, zelfzucht en ongehoorzaamheid aan hun Schepper. Zij waren hun eigen weg gegaan, zonder Jehovah’s machtiging en, in feite, tegen zijn gebod in. Nu moesten zij wel rekening met hem houden. Hij ging snel tot daden over en zei: „Welaan, laat Ons nederdalen en daar hun taal verwarren, zodat zij elkanders taal niet verstaan. Zo verstrooide de HERE hen vandaar over de gehele aarde, en zij staakten den bouw van de stad. Daarom noemt men haar Babel, omdat de HERE daar de taal der gehele aarde verward heeft.” — Gen. 11:7-9.
Juist datgene wat zij door de bouw hadden trachten te verhinderen, werd door Jehovah bewerkstelligd; zij werden namelijk verstrooid. Hij bracht een verandering teweeg in hun verstandelijke vermogen waardoor de herinnering aan hun vroegere, ene oorspronkelijke taal werd uitgewist. Zij begonnen volkomen nieuwe talen te spreken, de ene groep deze taal en een andere die, terwijl niemand de gave werd geschonken de ene taal in de andere te vertolken. Dit was geen uitstorting van heilige geest als tijdens het pinksterfeest plaatsvond — het spreken in tongen als een zegen van God. Neen, God schonk hun wel nieuwe talen, maar beslist niet met de bedoeling hun onjuiste pogingen te zegenen. Toch was het resultaat voor de mensheid gunstig, want hun goddeloze plannen werden erdoor verijdeld en zij werden ertoe gedwongen Gods voornemen te volvoeren. Daar zij hun collega’s bij het torenproject niet langer begrepen, ontstond er verwarring wanneer zij trachtten samen te werken. Langzamerhand staakten zij de bouw van de stad. Zij verspreidden zich en iedereen voegde zich bij zijn eigen taalgroep. Hun verenigde opstand tegen God was mislukt.
BABYLON — EEN MET SCHANDE BELADEN NAAM
De stad kreeg nu een naam die tot op de huidige dag beroemd is gebleven. Het is niet de naam waarmee de eerste bouwers als inwoners zelf naam wilden maken. De taal van Noach en zijn getrouwe zoon Sem werd niet verward. Zij spraken nog steeds de taal die oorspronkelijk door Adam werd gesproken en later bekend kwam te staan als het Hebreeuws. De naam die zij de stad gaven, getuigt ervan dat God zijn oordeel aan haar heeft voltrokken. De naam is ontleend aan het werkwoord balal, dat „vermengen, door elkaar gooien, verwarren, verijdelen” betekent. De naam werd verkort van Balbel tot Babel, dat „Verwarring” betekent.
Josefus wijdt een beschrijving aan het mislukken van de opstand en zegt: „Daar de menschen nu verschillende talen spraken, zoo verstrooiden zij zich van daar en zonden allerwege volkplantingen uit. Iedere volkplanting nam dat land in bezit, waar zij het eerst aankwamen en waarheen God hen leidde, zodat het geheele vasteland, zoowel de binnenlanden als de oevers der zee, door hen bevolkt werd. . . . Nebrod [Nimrod], de zoon van Chus, bleef, zoals ik reeds vroeger verhaalde, bij de Babyloniërs en voerde over hen de alleenheerschappij.”a De inwoners van Babylon beviel de ware betekenis die aan deze naam was gehecht niet en daarom ontwikkelde zich een plaatselijke traditie die inhield dat de naam van de stad was ontleend aan de twee woorden Bab en El, die respectievelijk „Poort” en „God” betekenen, waardoor de naam een heilige klank kreeg. In vroeger tijden werden in de ruime stadspoort rechtszaken gehouden. Daarom is Bab, wat „Poort” betekent, in het Nabije Oosten de aanduiding voor een regeringszetel. Voor de inwoners was het dus alsof Babylon Gods regeringszetel werd genoemd, natuurlijk niet met de betekenis van Jehovah’s zetel.
Uit dit voorbeeld van de toren van Babel blijkt, hoe bedrieglijk het is onze hoop te vestigen op menselijke koninkrijken. Zij die vertrouwen stellen in menselijke pogingen om een verenigde wereld tot stand te brengen, vallen in de strik mensen als helden te beschouwen. Zij maken zich in feite schuldig aan eenzelfde opstandigheid tegen God als Babel en zullen zijn zegen beslist moeten ontberen. Dit ware historische voorbeeld is voor ons een maatstaf waardoor wij ons dienen te laten leiden. Het helpt ons te beseffen dat de kans op vrede — niet alleen de vrede met onze medemens maar, wat nog belangrijker is, met onze Schepper, die een specifiek doel en voornemen met onze aarde heeft — niet schuilt in de verwezenlijking van menselijke plannen om een wereldregering in het leven te roepen, maar in het koninkrijk Gods. Zijn Woord, de bijbel, verstrekt een overvloed aan inlichtingen en geeft te kennen welke handelwijze wij thans dienen te volgen om zijn koninkrijk onder Christus onze steun te verlenen.
De verenigde opstand tegen Gods soevereiniteit mislukte en Babylon slaagde er die keer niet in zich tot een wereldmacht te ontwikkelen. Dit is niet alleen een historisch voorbeeld van een afkeurenswaardig streven, maar de ongunstige gevolgen ervan doen zich ook thans nog voelen, hetgeen wij in de volgende uitgave van De Wachttoren zullen bespreken.
[Voetnoten]
a Joodsche Oudheden, Boek 1, hoofdstuk V, paragraaf 1; hoofdstuk VI, paragraaf 2.
[Illustratie op blz. 436]
Reconstructie van de toren van Babel