Kunnen de nieuwe heiligen van het Heilig Jaar u helpen?
DUIZENDEN pleitbezorgers hebben er drieënnegentig jaar aan gewerkt en voor gebeden. Gezamenlijk brachten zij miljoenen dollars bijeen. Maar ten slotte wisten zij hun doel te bereiken — paus Paulus VI verklaarde tijdens het Heilig Jaar de eerste Amerikaanse van geboorte, Elizabeth Ann Bayley Seton, heilig. Thans is zij „officieel door de Kerk verklaard tot iemand die de hemel heeft bereikt” en wordt zij beschouwd als een nieuwe heilige die kerkleden kan helpen tot God te naderen.
Volgens een verslag in The Wall Street Journal hebben de ijverige aanhangers van Elizabeth Seton hiervoor een proces moeten voeren „inspannender dan welke politieke campagne maar ook en stellig even kostbaar als de meeste”. Allerlei advocaten en artsen moesten betaald worden om van haar verdiensten te getuigen en haar „wonderen” te staven. Stapels documenten moesten in het Italiaans worden vertaald ten behoeve van de Vaticaanse autoriteiten.
De uitgaven overtroffen het jaarbudget van de „Moeder Seton”-vereniging (ƒ95.000) zelfs dermate dat een noodkreet voor meer geld de wereld werd ingezonden. Het praalvertoon bij de ceremonie van de heiligverklaring te Rome schijnt zelfs kostbaarder te zijn geweest dan de Amerikaanse viering waarvoor 100.000 dollar moest worden neergeteld. Wat alles gekost moet hebben, kan men enigszins opmaken aan de hand van hetgeen de huur van de St.-Pieterbasiliek bij een recente zaligverklaring (de laatste stap vóór de heiligverklaring) kostte. Dat was toen ƒ26.000.
Behalve echter grote sommen gelds vereist het uitroepen van een heilige ook onderzoekingen die zich soms over honderden jaren kunnen uitstrekken. De Vaticaanse Congregatie der Riten graaft zich door bergen geschriften en getuigenverklaringen heen om naar bewijzen te zoeken van „heldhaftige deugden” en „wonderen”. Aan de andere kant is er de „duivelsadvokaat” (officieel „bevorderaar van het geloof” genoemd), die allerlei wettelijke bedenkingen tegen de voorgestelde heilige aanvoert, en hiermee tijdens de diverse stadiums van het proces aanhoudend doorgaat. Gedurende één fase van een bepaald onderzoek werden bijvoorbeeld 55 bladzijden met bezwaren in het Latijn ontzenuwd door een 129 bladzijden tellend tegenweer — het werk van een heel jaar!
Zelfs het lichaam van de heilige wordt niet met rust gelaten. Indien maar even mogelijk, wenst Rome definitieve identificatie van de overblijfselen. Na opgegraven te zijn, werden de beenderen van Elizabeth Seton, „eersterangs-relikwieën”. Eén bot ging naar de paus, terwijl in speciale houders geborgen fragmenten als beloning hun weg vonden naar bepaalde ijveraars voor haar zaak.
Is het resultaat al deze inspanningen waard? Volgens kerkelijke woordvoerders zeer zeker. Het vooruitzicht op de heiligverklaring van Elizabeth Seton en vijf anderen in de loop van het Heilig Jaar ontlokte aan paus Paulus de opmerking dat zij „nieuwe sterren zouden zijn . . . schijnend aan het firmament van de Kerk om ten aanschouwen van de moderne mens te tonen . . . dat het leven voor God en de broederen waard is geleefd te worden”.
Waarom zoveel inspanning?
Toch zou u zich kunnen afvragen waarom er zoveel tijd, inspanning en geld wordt gestoken in het onderzoek van kandidaten voor de heiligverklaring. Wel, volgens de New Catholic Encyclopedia (uitgave van 1967) zijn heiligen eeuwenlang zonder zulke grondige onderzoekingen erkend, maar toen rezen er grote problemen: „Tussen de 6e en 10e eeuw steeg het aantal overledenen dat in de heiligenverering werd opgenomen, aanzienlijk. . . . Allerlei levens, vaak van legendarische oorsprong, werden geschreven. Als gevolg hiervan rezen er misstanden die bestreden moesten worden. De dringende noodzaak om op dit belangrijke terrein tot reglementering te komen, bracht langzamerhand een bepaalde eenduidigheid in de procesvoering.” — Deel 3, blz. 55.
Behalve verzonnen verslagen over de „levens” van heiligen, omvatten de andere „misstanden” ook „commerciële handel in relikwieën en zelfs regelrecht bedrog”, aldus The Catholic Encyclopedia for School and Home (uitgave 1965, Deel 9, blz. 219). Door uitgebreide heiligverklaringsprocessen slaagde men er tegen het eind van de zestiende eeuw in het aantal jaarlijks benoemde heiligen met gemiddeld 90 percent te verminderen, maar deze methode was op zich niet zonder problemen — men denke slechts aan de hoge uitgaven.
De eerste heiligen
Wist u echter dat voor de eerste christenen zulke problemen helemaal niet bestonden? De methode om heiligen te identificeren verschilde toen volledig van wat nu gangbaar is. De New Catholic Encyclopedia geeft dit trouwens ook zelf toe: „In de Schrift worden de getrouwen in het algemeen met ’de heiligen’ of met ’zij die heilig zijn’ aangeduid” (Deel 12, blz. 852). „St.-Paulus bracht het woord heilige op al zijn medechristenen van toepassing.” — The Catholic Encyclopedia for School and Home, Deel 9, blz. 538.
Wanneer u voor uzelf een katholieke vertaling, de Petrus-Canisiusvertaling (PC) bijvoorbeeld, leest, zal het u opvallen dat het woord „heilige” bijna synoniem gebruikt wordt voor „gelovige”, en dat het van toepassing was op levende christenen, niet alleen op degenen die reeds lang gestorven waren. De brieven van Paulus zijn vaak gericht aan „alle heiligen” in een bepaalde plaats. Hij schreef aan de christenen te Éfeze dat zij „medeburgers der heiligen” waren, „huisgenoten Gods”. — Efeziërs 2:19, PC.
Het is trouwens interessant dat die heiligen op gezette tijden zelf geestelijke hulp nodig hadden. De christelijke slaaf Filémon werd geprezen omdat hij „rust” had gebracht „in de harten der heiligen”. En in plaats van tot enkele speciale heiligen in de hemel te bidden om voorspraak voor christenen hier op aarde, kregen alle Efezische christenen de aansporing „met grote volharding voor alle heiligen te blijven bidden”. — Filem. 7; Efeziërs 6:18, PC.
Blijkbaar betekende het woord „heilige” in die bijbelse tijd heel iets anders dan nu voor degenen die heiligen en relikwieën van heiligen eren. „Thans is het woord van toepassing op iemand die volgens de officiële verklaring van de Kerk de hemel heeft bereikt”, aldus The Catholic Encyclopedia for School and Home. — Deel 9, blz. 538.
Maar wat is er in verband met die vroege christelijke zienswijze omtrent heiligen gebeurd? Waarom is het huidige begrip zo anders dan in de bijbel wordt aangetroffen? De New Catholic Encyclopedia biedt de volgende verklaring:
„Wat de voorspraak betreft van de doden voor de levenden — waarvan in de meeste oude boeken van het Oude Testament geen melding wordt gemaakt, en waarin, zoals bekend, een zeer onvolledige kennis over het lot van de doden naar voren treedt . . . En in het Nieuwe Testament — neergeschreven, zoals men moet bedenken, niet als een formele verhandeling, maar veeleer als een verzameling terloopse opmerkingen — wordt niets expliciet over het onderwerp gezegd . . .” (Wij cursiveerden.)
Lijkt het redelijk dat de bijbel „niets expliciet” over zo’n belangrijke leer te zeggen zou hebben, enkel omdat, zoals beweerd, hij slechts „onvolledige kennis” bevat en slechts ’terloops’ over zulke aangelegenheden spreekt? Of geeft diezelfde encyclopedie zelf een nauwkeuriger weergave van de ’volledige kennis’ wanneer ze komt met de volgende erkenning inzake het vereren van relikwieën:
„Men zoekt dus tevergeefs naar een rechtvaardiging van de verering van relikwieën in het Oude Testament; evenmin wordt er in het Nieuwe Testament veel aandacht aan relikwieën geschonken. . . . [De kerk-’vader’] Orígenes schijnt de gewoonte te hebben bezien als een heidens teken van respect voor stoffelijke voorwerpen.” — Deel 12, blz. 973, 235, wij cursiveerden.
Dit toegegeven gebrek aan bijbelse ondersteuning voor zulke gewoonten, bracht vele vroege hervormers ertoe „hun stem tegen de verering van relikwieën te verheffen”, zo weet deze encyclopedie te melden. Vandaar dat „het concilie van Trente zich tegen deze dwalingen uitsprak en op haar 25e zitting een decreet uitvaardigde waarin geen verwijzing werd gedaan naar de Schrift maar een beroep werd gedaan op de Apostolische traditie en het vaste gebruik van de Kerk” om de verering van relikwieën te ondersteunen. — Deel 12, blz. 238, wij cursiveerden.
Maar als wij nu wel ’naar de Schrift verwijzen’ in plaats van ons door tradities en ’het gebruik van de Kerk’ te laten leiden? Kan er dan werkelijk worden gezegd dat de bijbel ’niet expliciet’ is met betrekking tot de vraag of heiligen u kunnen helpen tot God te bidden, zoals de New Catholic Encyclopedia suggereert?
Tot God naderen op de manier die hij goedkeurt
De meeste christenen kennen het gebed het „Onze Vader”. Jezus bracht dit onder woorden toen hem om richtlijnen werd gevraagd over het bidden, en hij gaf de suggestie om te beginnen met de woorden „Onze Vader”. Wat een warme en innige band met God spreekt er uit die woorden! Kunt u van die warme, vaderlijke verhouding genieten wanneer u niet tot God maar tot een heilige bidt? De eerste christelijke heiligen baden vaak ten behoeve van medechristenen. Maar dit vormde nooit een vervanging voor de persoonlijke intieme verhouding die zij genoten wanneer zij tot hun hemelse Vader spraken. — Matth. 6:9; Luk. 11:1, 2.
En hoe staat het met de rol van Jezus Christus? Die is niet hetzelfde als van een „heilige”. In de katholieke New American Bible lezen we: „In Christus en door geloof in hem kunnen wij vrijelijk tot God spreken, en ons vol vertrouwen tot hem aangetrokken voelen.” Oprechte christenen spreken dus altijd tot God in gebed, en tot niemand anders. Terzelfder tijd erkennen zij Christus’ rol als middelaar die zichzelf geofferd heeft, waardoor zij vertrouwen hebben om God als „Onze Vader” aan te spreken. De bijbel handhaaft dit ook. In Efeziërs 3:12 lezen wij: „In Hem naderen we, door het geloof in Hem, vrijmoedig en vol vertrouwen tot God.” — Efeziërs 3:12; 2 Kor. 1:20, PC; vergelijk Hebreeën 7:24, 25.
Jezus zelf sloot de mogelijkheid dat iemand anders een bemiddelende rol in de hemel zou vervullen duidelijk uit toen hij tot zijn discipelen sprak: „Niemand komt tot den Vader, dan door Mij”, en enige jaren later, nadat hij en vele christenen reeds de marteldood waren gestorven, werd duidelijk in de bijbel gesteld: „Er is één God, en ook één Middelaar tussen God en de mensen, de Mens Jesus Christus.” — Joh. 14:6, 13; 1 Tim. 2:5, PC.
Nog een reden waarom de bijbel zwijgt over de voorspraak of tussenkomst van heiligen bij God in de hemel, is dat dit absoluut onmogelijk was. Waarom? Wel, merk op wat de apostel Paulus tot de vervolgde Thessalonicenzen over de tweede komst van Christus zei:
„Broeders, wij willen u niet in onwetendheid laten over hen die ontslapen zijn; . . . op een teken, op het geroep van den Aartsengel en de bazuinstoot van God, zal de Heer zelf uit de hemel neerdalen, en allereerst zullen zij verrijzen, die stierven in Christus.” — 1 Thess. 4:13-16; vergelijk 1 Korinthiërs 15:22, 23, 51, 52, PC.
Als die heiligen, die ’in Christus’ gestorven en „ontslapen” zijn, pas bij de tweede komst van Christus zullen verrijzen, hoe kunnen zij dan in de hemel voor iemand een voorspraak zijn? De bijbel zwijgt dus op dit punt, niet vanwege onvolledigheid of slechts het terloopse karakter van zijn bericht, maar omdat hij niet in strijd kan zijn met zijn eigen leer over de opstanding.
Wat valt er dan echter te zeggen over de tijd, de kosten en moeite die aan de heiligverklaringsprocessen worden gespendeerd? Schrijver Joel Wells van het katholieke kwartaalblad The Critic merkt vrijmoedig op dat „de kerk heel wat meer zou kunnen doen met het geld dat eraan wordt besteed”. Zouden zulke uitputtende inspanningen niet veel beter gericht kunnen worden op het onderwijzen van oprechte mensen over God, als Degene tot wie zij zich vol vertrouwen en in tijd van nood kunnen wenden?
„Want we hebben geen Hogepriester, die onze zwakheden niet meevoelen kan”, zegt de bijbel over Christus. En vandaar de aansporing: „Laat ons dus met vertrouwen opgaan tot [Gods] troon der genade, om barmhartigheid te verkrijgen, en genade te vinden tot tijdige hulp” (Hebr. 4:14-16, PC). Ja, hulp van God zal niet komen wanneer men tot de een of andere door mensen aangestelde heilige bidt, maar slechts wanneer men een rechtstreeks gebed tot „Onze Vader in de hemelen” richt, door bemiddeling van het kanaal dat hij heeft aangesteld, zijn Zoon Christus Jezus.