VOLG HUN GELOOF NA | NOACH
Hij werd ’met zeven anderen veilig bewaard’
NOACH en zijn gezinsleden gingen dicht bij elkaar zitten terwijl de regen in stromen naar beneden kwam. Daar zaten ze dan. Hun gezichten werden verlicht door het flikkerende schijnsel van een olielamp. Gespannen luisterden ze naar de regen die op het dak neerkletterde en tegen de zijkanten van de ark striemde. Het moet een oorverdovend lawaai zijn geweest.
Noach keek naar de gezichten van de mensen die hem zo dierbaar waren — zijn loyale vrouw en zijn drie vastberaden zonen en hun vrouwen — en zijn hart liep over van dankbaarheid. Op dat beangstigende moment was het waarschijnlijk een troost voor hem dat degenen van wie hij het meeste hield, veilig om hem heen zaten. Hij zal zijn gezin ongetwijfeld zijn voorgegaan in een dankgebed, waarbij hij hard moest praten om boven het kabaal uit te komen.
Noach had een groot geloof. Dat geloof was voor zijn God, Jehovah, de reden om hem en zijn gezin te beschermen (Hebreeën 11:7). Maar hadden ze geen geloof meer nodig toen het eenmaal begon te regenen? Juist wel! Ze zouden die eigenschap in de moeilijke periode die voor hen lag nog heel hard nodig hebben. Dat geldt ook voor ons in deze turbulente tijd. Laten we daarom eens kijken wat we van het geloof van Noach kunnen leren.
„VEERTIG DAGEN EN VEERTIG NACHTEN”
Buiten bleef het „veertig dagen en veertig nachten” stortregenen (Genesis 7:4, 11, 12). En het water bleef maar stijgen. Noach kon zien hoe Jehovah goede mensen beschermde en tegelijkertijd slechte mensen strafte.
De vloed maakte een eind aan een opstand die onder de engelen was uitgebroken. Veel engelen hadden zich laten beïnvloeden door Satans egoïstische houding en hadden hun „juiste woonplaats” in de hemel verlaten om met vrouwen te gaan samenleven. De bastaardkinderen die ze kregen werden Nefilim genoemd (Judas 6; Genesis 6:4). Satan vond die opstand natuurlijk prachtig: zo ging de mensheid, de kroon van Jehovah’s schepping op aarde, steeds verder achteruit.
Maar vanwege het stijgende water moesten de opstandige engelen hun stoffelijke lichaam achterlaten en teruggaan naar het geestenrijk; ze zouden nooit meer een menselijk lichaam kunnen aannemen. Ze lieten hun vrouwen en kinderen achter. Die kwamen in de vloed aan hun eind, samen met de slechte mensenmaatschappij.
Vanaf de tijd van Henoch, bijna zevenhonderd jaar daarvoor, had Jehovah gewaarschuwd dat hij slechte, goddeloze mensen zou vernietigen (Genesis 5:24; Judas 14, 15). Sindsdien waren de mensen alleen maar slechter geworden; de aarde werd geruïneerd en overal was geweld. Nu werden ze terechtgesteld. Waren Noach en zijn gezin daar blij mee?
Nee! En hun barmhartige God ook niet (Ezechiël 33:11). Jehovah had er alles aan gedaan om zo veel mogelijk mensen te redden. Hij had Henoch de opdracht gegeven de mensen te waarschuwen en hij had tegen Noach gezegd dat hij een ark moest bouwen. Noach en zijn gezin hadden tientallen jaren aan dat gigantische project gewerkt, voor de ogen van iedereen. Bovendien liet Jehovah Noach als „een prediker van rechtvaardigheid” optreden (2 Petrus 2:5). Net als Henoch waarschuwde hij de mensen voor het oordeel dat over de wereld zou komen. Hoe reageerden ze? Jezus, die de gebeurtenissen vanuit de hemel had geobserveerd, zei later over de mensen in Noachs tijd: „Zij sloegen er geen acht op totdat de vloed kwam en hen allen wegvaagde” (Mattheüs 24:39).
Hoe zal het voor Noach en zijn gezin zijn geweest in die eerste veertig dagen nadat Jehovah de deur van de ark had gesloten? Terwijl de stortregens dag na dag op de ark kletterden, hebben ze waarschijnlijk een bepaalde routine opgebouwd: ze hielden hun woongedeelte netjes, verzorgden de dieren in hun hokken en zorgden voor elkaar. Maar op een bepaald moment begon het enorme gevaarte te schudden en te schokken. De ark bewoog! Het stijgende water tilde de ark op, hoger en hoger, totdat die ’hoog boven de aarde dreef’ (Genesis 7:17). Wat een bijzondere demonstratie van de kracht van de almachtige God, Jehovah!
Noach moet dankbaar zijn geweest, niet alleen omdat hij en zijn gezin veilig waren, maar ook omdat Jehovah zo barmhartig was geweest ze te gebruiken om de mensen te waarschuwen die nu buiten de ark omkwamen. Al die jaren van hard werk leken toen misschien niet veel op te leveren. De mensen reageerden zo onverschillig! En dan te bedenken dat Noach vóór de vloed waarschijnlijk nog broers, zussen, neven en nichten had, die allemaal niet wilden luisteren (Genesis 5:30). Nu ze met z’n achten veilig in de ark zaten, was het vast een troost te weten dat ze er heel veel tijd aan hadden besteed om personen een kans op overleving te bieden.
Jehovah is sinds de tijd van Noach niet veranderd (Maleachi 3:6). Jezus Christus legde uit dat onze tijd veel lijkt op „de dagen van Noach” (Mattheüs 24:37). We leven in een bijzondere, moeilijke periode, die zal eindigen in de vernietiging van een verdorven maatschappij. Ook nu maken Gods aanbidders een waarschuwingsboodschap bekend aan iedereen die wil luisteren. Hoe reageert u op die levensreddende boodschap? Als u die boodschap al hebt aanvaard, geeft u die dan weer aan anderen door? Noach en zijn gezin zijn voor ons allemaal een goed voorbeeld.
’VEILIG DOOR HET WATER HEEN GEVOERD’
Terwijl de ark op de woelige golven dreef, moet er binnenin allerlei gepiep en gekraak van de enorme houten balken te horen zijn geweest. Maakte Noach zich zorgen over de hoogte van de golven en vroeg hij zich af of de ark het wel zou houden? Nee. Dat zijn dingen waar sceptici in deze tijd zich misschien druk over maken, maar Noach was anders. De Bijbel zegt: „Door geloof heeft Noach (...) een ark gebouwd” (Hebreeën 11:7). Geloof waarin? Jehovah had een verbond gesloten, een plechtige overeenkomst, dat hij Noach en de anderen tijdens de vloed in leven zou houden (Genesis 6:18, 19). Zou degene die het heelal, de aarde en al het leven erop geschapen heeft, er niet voor kunnen zorgen dat de ark heel bleef? Natuurlijk kon hij dat! Noach vertrouwde er terecht op dat Jehovah zich aan Zijn belofte zou houden. En hij en zijn gezin werden inderdaad ’veilig door het water heen gevoerd’ (1 Petrus 3:20).
Na veertig dagen en veertig nachten stopte het eindelijk met regenen. Dat was volgens onze kalender ergens in december van het jaar 2370 v.Chr. Maar het avontuur aan boord van de ark was nog lang niet voorbij. Het vaartuig vol mensen en dieren dreef eenzaam op een watermassa die de hele aarde bedekte, zelfs de hoogste bergtoppen (Genesis 7:19, 20). We kunnen ons voorstellen dat Noach en zijn zonen, Sem, Cham en Jafeth, het zwaardere werk onderling verdeelden, en ervoor zorgden dat alle dieren genoeg te eten hadden en schoon en gezond bleven. Natuurlijk kon de God die al die wilde dieren zo mak had gemaakt dat ze de ark inliepen, ze ook rustig houden in de tijd dat ze binnen moesten blijven.a
Noach hield ongetwijfeld een nauwkeurig logboek bij. In dat verslag staat wanneer het begon te regenen en wanneer het stopte. Het laat ook zien dat de aarde 150 dagen met water bedekt was. Uiteindelijk begon het water te zakken. Op een gedenkwaardige dag ’kwam de ark te rusten op de bergen van Ararat’ (in het hedendaagse Turkije). Dat moet in april 2369 v.Chr. zijn geweest. Na 73 dagen, in juni, werden de toppen van de bergen zichtbaar. Drie maanden later, in september, besloot Noach een deel van de „bedekking” van de ark, het dak, te verwijderen. Dat was een hele klus die werd beloond toen er licht en frisse lucht naar binnen stroomden. Eerder had Noach al geprobeerd om erachter te komen of de omgeving veilig en bewoonbaar was. Hij had een raaf losgelaten, die een tijdje heen en weer vloog, en tussendoor misschien even op de ark ging zitten. Daarna liet hij een duif los, die steeds naar hem terugkwam totdat ze eindelijk een plekje vond waar ze kon blijven (Genesis 7:24–8:13).
In Noachs dagelijkse routine waren geestelijke zaken natuurlijk het belangrijkste. We kunnen ons goed voorstellen dat het gezin regelmatig bij elkaar ging zitten om te bidden en over hun zorgzame hemelse Vader te praten. Noach vertrouwde bij elke belangrijke beslissing op Jehovah. Na meer dan een jaar aan boord van de ark zag hij bijvoorbeeld dat de aarde „droog geworden” was. Toch deed hij niet meteen de deur open om zijn gezin en alle dieren eindelijk naar buiten te laten (Genesis 8:14). Nee, hij wachtte op een opdracht van Jehovah!
Gezinshoofden in deze tijd kunnen veel van Noach leren. Hij was ordelijk, ijverig, geduldig en zorgzaam. Maar belangrijker nog, hij vroeg zich altijd eerst af wat Jehovah’s wil was. Als we Noachs geloof en getrouwheid navolgen, zal dat tot zegeningen leiden voor iedereen van wie we houden.
„GA UIT DE ARK”
Ten slotte gaf Jehovah Noach het gebod: „Ga uit de ark, gij en uw vrouw en uw zonen en de vrouwen van uw zonen met u.” En dat deden ze. Alle dieren kwamen achter ze aan. Stormden ze allemaal tegelijk naar buiten? Nee, in het verslag staat: „Naar hun families gingen ze uit de ark” (Genesis 8:15-19). Eenmaal buiten ademden Noach en zijn gezin de frisse berglucht in en keken ze uit over de Ararat. Voor hen lag een gereinigde aarde. De Nefilim, het geweld, de opstandige engelen en de slechte maatschappij waren helemaal verdwenen!b De mensheid kon met een schone lei beginnen.
Het eerste wat Noach deed was een altaar bouwen om God te aanbidden. Hij bracht Jehovah een brandoffer en gebruikte daarvoor enkele van de dieren die Hij als rein bezag — waarvan Noach er „telkens zeven” had meegenomen in de ark (Genesis 7:2; 8:20). Was Jehovah blij met dat offer?
De Bijbel beantwoordt die vraag met de geruststellende woorden: „Toen rook Jehovah een rustig stemmende geur.” De pijn die hij had gevoeld toen de mensen de wereld met geweld vulden, werd vervangen door de vredige aanblik van een familie van trouwe aanbidders op aarde die vastbesloten waren zijn wil te doen. Jehovah verwachtte geen volmaaktheid. In hetzelfde vers staat verder: „De neiging van ’s mensen hart is slecht van zijn jeugd af” (Genesis 8:21). En er waren nog meer manieren waarop Jehovah liet zien dat hij geduld met de mensen had en met ze begaan was.
God nam de vloek die op de grond rustte weg. Hij had die vloek, waardoor landbouw ongewoon moeilijk werd, uitgesproken toen Adam en Eva in opstand kwamen. Noachs naam betekent waarschijnlijk „Rust” of „Vertroosting”, en toen zijn vader, Lamech, hem die naam gaf, voorspelde hij dat zijn zoon de mensheid een tijd zou binnenleiden van „rust” of verlossing van die vloek. Noach moet overgelukkig zijn geweest toen hij besefte dat die profetie nu uitkwam en dat de aarde makkelijker te bebouwen zou zijn. Geen wonder dat Noach al gauw allerlei gewassen ging verbouwen! — Genesis 3:17, 18; 5:28, 29; 9:20.
Tegelijkertijd gaf Jehovah alle afstammelingen van Noach een paar duidelijke, eenvoudige wetten om naar te leven; hij verbood bijvoorbeeld moord en het misbruik van bloed. God sloot ook een verbond met de mensheid: hij beloofde dat hij het leven op aarde nooit meer door een vloed zou vernietigen. Als teken van de betrouwbaarheid van die belofte liet Jehovah de mensen voor het eerst een schitterend natuurverschijnsel zien: de regenboog. En nog steeds is elke regenboog die we zien een geruststellende herinnering aan die liefdevolle belofte (Genesis 9:1-17).
Als Noachs verhaal alleen maar fictie was, zou het waarschijnlijk geëindigd zijn met die regenboog. Maar Noach heeft echt bestaan, en zijn leven was niet bepaald eenvoudig. In die tijd leefden de mensen veel langer, en de getrouwe Noach leefde nog 350 jaar. Die jaren brachten hem veel verdriet. Hij maakte een ernstige fout toen hij een keer dronken werd, maar wat de situatie nog erger maakte was dat zijn kleinzoon Kanaän een nog ernstiger zonde beging, een zonde die vreselijke gevolgen had voor Kanaäns familie. Noach heeft nog meegemaakt dat zijn afstammelingen in de tijd van Nimrod afgoden gingen aanbidden en gewelddadig werden. Maar aan de andere kant heeft hij ook kunnen zien dat zijn zoon Sem een goed voorbeeld van geloof voor zijn familie was (Genesis 9:21-28; 10:8-11; 11:1-11).
Net als Noach moeten wij ondanks problemen trouw blijven. Als anderen de ware God negeren of er zelfs mee stoppen hem te dienen, moeten ook wij vol geloof volharden. Jehovah heeft veel waardering voor onze getrouwheid. Jezus Christus zei: „Wie tot het einde heeft volhard, die zal gered worden” (Mattheüs 24:13).
a Sommigen hebben geopperd dat God de dieren in een soort verdoofde toestand hield, te vergelijken met een winterslaap, zodat ze minder voedsel nodig hadden. Of hij dat nu wel of niet heeft gedaan, hij heeft zich in ieder geval aan zijn belofte gehouden en alle mensen en dieren in de ark gered.
b Er was ook geen spoor meer te bekennen van de oorspronkelijke Hof van Eden, die waarschijnlijk door het water van de vloed was weggevaagd. De taak van de cherubs die de ingang bewaakten, zat er dan na 1600 jaar eindelijk op, waarna ze terug konden gaan naar de hemel (Genesis 3:22-24).