PATHROS
(Pa̱thros).
Pathros wordt gewoonlijk met Egypte (Hebr.: Mits·raʹjim) in verband gebracht (Ez 30:13, 14). De meeste geleerden verbinden de naam Pathros met een Egyptische uitdrukking die „Land van het zuiden” betekent en klaarblijkelijk een aanduiding voor Opper-Egypte is. Met Opper-Egypte bedoelt men doorgaans het gebied van het Nijldal dat iets ten Z van Memphis begint en zich (in zuidelijke richting) tot Syene (het huidige Aswan) aan de eerste cataract van de Nijl uitstrekt. De tekst in Jesaja 11:11, waarin de terugkeer van de Israëlitische ballingen uit ’Egypte (Mizraïm), Pathros en Kusch’ wordt voorzegd, schijnt te bevestigen dat Pathros ergens in Opper-Egypte moet hebben gelegen en in het Z door Kusch (Ethiopië) begrensd werd. Een Assyrische inscriptie van koning Esar-Haddon bevat een soortgelijke geografische opsomming en maakt gewag van „Egypte (Musur), Paturisi en Nubië [Kusu, of Kusch]”. — Ancient Near Eastern Texts, onder redactie van J. B. Pritchard, 1974, blz. 290.
In Ezechiël 29:14 wordt Pathros als „het land van hun oorsprong [d.w.z. de oorsprong der Egyptenaren]” aangeduid. De traditionele Egyptische zienswijze, zoals die door Herodotus (II, 4, 15, 99) wordt verhaald, schijnt dit te bevestigen, want daaruit blijkt dat Opper-Egypte, vooral het gebied van Thebe, de zetel was van het eerste Egyptische koninkrijk, waarin een koning regeerde die door Herodotus Menes (Min) werd genoemd, een naam die in Egyptische annalen niet wordt gevonden. Diodorus Siculus (1ste eeuw v.G.T.) geeft een soortgelijke zienswijze weer (Diodorus of Sicily, I, 45, 1). De door deze Griekse geschiedschrijvers weergegeven Egyptische overlevering kan een zwakke echo zijn van het ware geschiedkundige verslag dat de bijbel over Mizraïm (wiens naam later ter aanduiding van Egypte werd gebruikt) en zijn nakomelingen, met inbegrip van de Pathrusim, geeft. — Ge 10:13, 14.
Nadat Nebukadnezar Juda woest gelegd had, vluchtte een overblijfsel van de joden naar Egypte. Tot de genoemde steden waarin zij woonden, behoorden Migdol, Tachpanches, Nof (allemaal steden in Neder-Egypte) en „het land Pathros” (Jer 44:1). Hier beoefenden zij afgodenaanbidding, als gevolg waarvan Jehovah hen veroordeelde en hen waarschuwde voor de komende verovering van Egypte door Nebukadnezar (Jer 44:15, 26-30). Volgens papyrusteksten uit de 5de eeuw v.G.T. bevond zich helemaal aan de Z-grens van het oude Egypte, in Elephantine bij Syene, een joodse kolonie.