ADMA
(A̱dma) [Aardbodem].
Een van de vijf steden in het gebied van „de Laagvlakte van Siddim” die door Kanaänieten werden bewoond (Ge 10:19; 14:1-3). Deze laagvlakte of vallei lag waarschijnlijk in de buurt van het Z-einde van de Zoutzee.
Toen vier oosterse koningen een inval in dit gebied deden, werd Adma met zijn koning Sineab, te zamen met de naburige steden Sodom, Gomorra, Zeboïm en Bela (Zoar) geslagen (Ge 14:8-11). Uit Deuteronomium 29:23 blijkt dat Adma later te zamen met Sodom, Gomorra en Zeboïm werd verwoest toen Jehovah op het gehele bekken vuur en zwavel liet regenen (Ge 19:25). In Hosea 11:8 wordt Adma te zamen met Zeboïm als waarschuwend voorbeeld genoemd.
Veel geleerden zijn van mening dat het gebied waar Adma en de andere „steden van het District” eens lagen, zich nu onder het water van de Zoutzee bevindt, hoewel sommige anderen onlangs hebben beweerd dat de ruïnes van de steden wellicht geïdentificeerd kunnen worden met plaatsen langs wadi’s ten O en ten ZO van de Dode Zee. — Ge 13:12.