Abraham — Een voorbeeld voor allen die Gods vriendschap zoeken
’Hij verzwakte niet in geloof, er ten volle van overtuigd dat [God] hetgeen hij had beloofd, ook in staat was te doen.’ — ROMEINEN 4:19-21.
1. Waarom heeft Satan geprobeerd het verslag over Abraham in diskrediet te brengen?
HET goddelijke woord dat wij in de Schrift uiteengezet vinden, is „levend en oefent kracht uit” (Hebreeën 4:12). Zo komt het dat het verslag van Jehovah’s bemoeienissen met Abraham, hoewel meer dan 3500 jaar geleden opgetekend, een bron van aanmoediging vormt voor allen die Gods vriendschap zoeken (Romeinen 15:4). De aartsvijand, Satan, weet dit en heeft zich bediend van religieuze leiders in een poging dat verslag voor een mythe te laten uitmaken. — 2 Korinthiërs 11:14, 15.
2. Hoe bezagen Jezus’ discipelen Abraham?
2 Als deel van de in zijn geheel ’door God geïnspireerde’ Schrift is de geschiedenis van Abraham waarheidsgetrouw en ’nuttig voor [christelijk] onderwijs’ (2 Timótheüs 3:16; Johannes 17:17). Jezus’ vroege discipelen hebben dit beslist naar waarde weten te schatten, want Abraham wordt 74 keer in de christelijke Griekse Geschriften genoemd. In het geloofopbouwende elfde hoofdstuk van Hebreeën zijn meer regels aan hem besteed dan aan enige andere voorchristelijke dienstknecht van God.
3. Welke grote eer viel Abraham te beurt?
3 Abraham was geen gewone „profeet”, want Jehovah gebruikte hem om een groots „symbolisch drama” op te voeren waarin de patriarch de grote eer te beurt viel een profetisch beeld van God zelf te zijn (Genesis 20:7; Galaten 4:21-26). Zo sprak Jezus over „de boezempositie van Abraham” toen hij een positie van gunst bij God illustreerde. — Lukas 16:22.
Zijn eerste daad van geloof
4. Waarmee begonnen volgens de bijbel Gods bemoeienissen met Abram?
4 Abram, zoals hij oorspronkelijk heette, werd grootgebracht in „Ur der Chaldeeën”. Terwijl hij daar woonde, verscheen Jehovah God aan hem en zei: „Trek weg uit uw land en van uw bloedverwanten vandaan en uit het huis van uw vader, naar het land dat ik u zal tonen; en ik zal u tot een grote natie maken en u zegenen en ik wil uw naam groot maken; en bewijs een zegen te zijn. En ik zal stellig zegenen wie u zegenen, en wie kwaad over u afsmeekt, zal ik vervloeken, en alle families van de aardbodem zullen zich stellig door bemiddeling van u zegenen.” — Genesis 12:1-3; 15:7; Handelingen 7:2, 3.
5. (a) Hoe moet Gods belofte Abrams hart hebben geroerd? (b) Hoe reageerde Abram op de belofte?
5 Wat een uitdaging vormde deze oproep! Eraan gehoorzamen betekende voor Abram een bijzonder prettige omgeving en zijn verwanten achter te laten om de rest van zijn leven in een ver en vreemd land door te brengen. Maar Abrams hart was diep geroerd door Gods liefdevolle belofte. Hij was een kinderloze oude man met een onvruchtbare vrouw en zijn naam scheen voorbestemd om weldra vergeten te zijn. Gods belofte verzekerde hem van het tegendeel: „Een grote natie” zou uit hem voortkomen. Bovendien behelsde Gods belofte een wonderbaarlijke bekendmaking van goed nieuws voor de hele mensheid, vooruitwijzend naar een tijd dat alle natiën gezegend zouden worden (Galaten 3:8). Abram oefende geloof in Jehovah’s belofte en verliet een centrum van een ontwikkelde beschaving. „Hij vertrok”, vertelt de bijbel ons, „zonder te weten waar hij naar toe ging.” — Hebreeën 11:8.
6. (a) Waarom schrijft Genesis 11:31 het vertrek aan Terah toe? (Handelingen 7:2-4) (b) In welke opzichten was Sara een voorbeeld voor christelijke vrouwen in deze tijd?
6 Abrams geloof was van invloed op anderen. Zijn huisgezin, alsook Terah, zijn vader, en Lot, zijn neef, vertrokken met hem. Omdat Terah het patriarchale familiehoofd was, wordt het vertrek echter aan hem toegeschreven (Genesis 11:31). Wij mogen zeker niet zo maar voorbijgaan aan de ondersteuning die Abram ontving van zijn vrouw Sarai, later Sara genoemd. Voor de rest van haar leven nam zij genoegen met een lagere levensstandaard (Genesis 13:18; 24:67). Het valt heel goed te begrijpen dat Abraham bij Sara’s dood ’naar binnen ging om over [haar] te weeklagen en haar te bewenen’ (Genesis 23:1, 2). Vanwege haar sterke geloof en haar oprechte onderworpenheid als vrouw, wordt zij beschreven als een voorbeeld van ware geestelijke schoonheid voor christelijke vrouwen. — Hebreeën 11:11, 13-15; 1 Petrus 3:1-6.
7. In welke opzichten hebben christenen in deze tijd een geloof als dat van Abraham en Sara aan de dag gelegd?
7 In deze tijd hebben veel christenen een overeenkomstig geloof getoond door zich aan te bieden om Gods boodschap te verbreiden in gebieden waar een grote behoefte aan Koninkrijksverkondigers bestaat en waar bouwers en werkers nodig zijn ten behoeve van nieuwe faciliteiten voor het drukken en verzenden van bijbelse lectuur (Matthéüs 24:14). Deze christenen hebben een aandeel gehad aan het opvolgen van het gebod: „Gaat . . . en maakt discipelen van mensen uit alle natiën.” Wanneer zij daarvoor naar een onbekend land zijn getrokken, hebben zij zich vaak moeten aanpassen aan een andere levensstandaard. Anderen hebben niet-onaanzienlijke materiële offers gebracht om in hun eigen gebied discipelen te maken. — Matthéüs 28:19, 20.
Andere daden van geloof
8. Wat leidde ertoe dat Jehovah voor de tweede maal aan Abram verscheen?
8 Abram onderbrak zijn tocht in de stad Haran tot de dood van zijn vader Terah (Genesis 11:31, 32). Toen stak zijn huisgezin de Eufraat over en trok naar het zuiden. Uiteindelijk bereikten zij „de plek Sichem” in het midden van het land Kanaän. Wat een aantrekkelijke aanblik moet deze streek hebben opgeleverd! Sichem ligt in een vruchtbaar dal tussen twee bergruggen met de Ebal en de Gerizim als toppen. De streek is beschreven als het „paradijs van het Heilige Land”. Het was passend dat Jehovah hier opnieuw aan Abram verscheen en zei: „Aan uw zaad zal ik dit land geven.” — Genesis 12:5-7.
9. (a) Op welke voortreffelijke wijze bleef Abram geloof aan de dag leggen? (b) Welke les leren wij hieruit?
9 Abrams reactie was nog een daad van geloof. Het verslag zegt: ’Hij bouwde daar een altaar voor Jehovah’ (Genesis 12:7). Waarschijnlijk was hierbij ook het brengen van een dierlijk slachtoffer betrokken, want het Hebreeuwse woord voor „altaar” betekent „offerplaats”. Later herhaalde Abram deze geloofsdaden in andere delen van het land. Bovendien ’riep hij de naam van Jehovah aan’ (Genesis 12:8; 13:18; 21:33). De Hebreeuwse uitdrukking „de naam aanroepen” betekent ook „de naam uitroepen (verkondigen)”. Abrams huisgezin en ook de Kanaänieten moeten hem vrijmoedig de naam van zijn God, Jehovah, hebben horen verkondigen (Genesis 14:22-24). Evenzo moeten allen die in deze tijd Gods vriendschap zoeken, zijn naam in geloof aanroepen. Dit houdt dan ook in dat zij een aandeel hebben aan de openbare prediking, „God altijd een slachtoffer van lof brengen[d], namelijk de vrucht der lippen die zijn naam in het openbaar bekendmaken”. — Hebreeën 13:15; Romeinen 10:10.
10. (a) Op welke andere manieren oefende Abram geloof? (b) Welk voorbeeld gaf hij christelijke gezinshoofden? (1 Timótheüs 3:12)
10 Abrams geloof in Jehovah werd op nog vele andere manieren in praktijk gebracht. Hij getroostte zich opofferingen in het belang van de vrede maar trad crisissen op moedige wijze tegemoet (Genesis 13:7-11; 14:1-16). Hoewel hij rijk was, was hij geen materialist (Genesis 14:21-24). Hij was juist gastvrij en ondersteunde op edelmoedige wijze Jehovah’s aanbidding (Genesis 14:18-20; 18:1-8). Wat het belangrijkste was, hij was een voorbeeldig gezinshoofd en gehoorzaamde Jehovah’s richtlijnen door zijn zonen en zijn huisgezin na hem te gebieden zodat zij ’Jehovah’s weg hielden om rechtvaardigheid te doen’ (Genesis 18:19). Hierin vormde Abrams huisgezin een sterk contrast met de seksueel perverse Kanaänieten in het naburige Sodom en Gomorra. Abram zou stellig zulke grove zonden in zijn huisgezin niet hebben getolereerd. Dat hij op een voortreffelijke wijze de leiding had over zijn huisgezin, blijkt uit de wijze waarop leden ervan hem navolgden en eveneens in geloof Jehovah’s naam aanriepen. — Genesis 16:5, 13; 24:26, 27; 25:21.
’Hij verzwakte niet in geloof’
11. Hoe kon Abram het honderd jaar uithouden als „vreemdeling . . . in een vreemd land”?
11 Abrams sterke geloof hielp hem ontberingen te verduren terwijl hij zo’n honderd jaar leefde onder mensen die er aanspraak op maakten dat het land van hen was (Genesis 12:4; 23:4; 25:7). De bijbel zegt: ’Hij vertoefde als vreemdeling in het land der belofte als in een vreemd land en woonde in tenten met Isaäk en Jakob, die met hem erfgenamen waren van precies dezelfde belofte. Want hij verwachtte de stad [Gods koninkrijk] die werkelijke fundamenten heeft, van welke stad God de bouwer en maker is. En toch zou hij, indien hij werkelijk was blijven denken aan die plaats waar hij vandaan was gekomen, gelegenheid hebben gehad om terug te keren.’ — Hebreeën 11:9, 10, 15; vergelijk Hebreeën 12:22, 28.
12. Welke gelegenheid deed zich al vroeg aan Abram voor om naar Ur terug te keren, en hoe pakte hij de crisis aan?
12 Abram was nog niet zo lang in Kanaän toen een ernstige hongersnood hem een ’gelegenheid om terug te keren’ bood. Ur, dat zijn watertoevoer ontleende aan de overvloedige wateren van de Eufraat, was immers niet afhankelijk van rechtstreekse regenval. Maar in plaats van daarheen terug te keren, stelde Abram geloof in Jehovah en trok in tegengestelde richting — Egypte. Daar waren risico’s aan verbonden. Als een buitenlander met een heel mooie vrouw verkeerde Abram in dat vreemde land in levensgevaar. Niettemin nam hij voorzorgsmaatregelen door Sarai te vragen hun huwelijksrelatie verborgen te houden. Jehovah zegende Abram voor zijn geloof en weldra was hij in staat met grotere rijkdommen dan ooit naar het Beloofde Land terug te keren. — Genesis 12:10–13:2; 20:12.
13. Wat wordt afgebeeld door de onvruchtbaarheid van Sarai en door het feit dat Abram zijn huwelijksrelatie met haar verborgen hield?
13 Ook dit maakte deel uit van het profetische drama dat Abram zonder het te weten tot ons onderricht opvoerde. Sarai, die nog steeds onvruchtbaar was, vormde een afbeelding van Jehovah’s hemelse, met een vrouw te vergelijken organisatie van loyale engelen. Deze schone symbolische vrouw moest meer dan vierduizend jaar wachten voordat zij het ware zaad van de Grotere Abraham, Jehovah God, kon verschaffen. De regelrechte vervolging van getrouwe dienstknechten van God gedurende al die jaren van wachten deed het er soms op lijken dat Jehovah zijn relatie als echtgenoot van haar verborgen had gehouden. — Genesis 3:15; Jesaja 54:1-8; Galaten 3:16, 27, 29; 4:26.
14. (a) Hoe reageerde Sarai uiteindelijk op haar onvruchtbaarheid? (b) Wat gebeurde er in Abrams 99ste jaar, en waarom?
14 Na het al tien jaar als vreemdeling te hebben uitgehouden had Abraham nog steeds geen zoon als erfgenaam. In wanhoop smeekte Sarai hem een nakomeling voort te brengen bij haar slavin Hagar. Abram stemde toe en Ismaël werd geboren (Genesis 12:4; 16:1-4, 16). Maar het beloofde zaad der zegening zou door bemiddeling van iemand anders komen. In Abrams 99ste jaar werd zijn naam veranderd in Abraham, want, zoals God zei, „tot een vader van een menigte natiën wil ik u maken”. Sarai’s naam werd veranderd in Sara, met de belofte dat zij een zoon zou baren. — Genesis 17:1, 5, 15-19.
15. (a) Waarom lachte Abraham bij de gedachte dat Sara hem een zoon zou baren? (b) Welk verdere bewijs gaf Abraham van zijn krachtige geloof?
15 Abraham (en later ook Sara) lachte bij deze gedachte omdat èn bij hem èn bij Sara het vermogen tot voortplanting was opgehouden (Genesis 17:17; 18:9-15). Maar dit was geen lachen uit ongeloof. De bijbel verklaart immers: ’Hij verzwakte niet in geloof. Doch vanwege Gods belofte werd hij krachtig door zijn geloof, terwijl hij God heerlijkheid gaf en er ten volle van overtuigd was dat hij hetgeen hij had beloofd, ook in staat was te doen’ (Romeinen 4:18-21). Op diezelfde dag gaf Abraham een bewijs van zijn krachtige geloof. Jehovah zei Abraham dat hij als een teken van Gods verbond met hem, samen met alle mannelijke leden van zijn grote huisgezin besneden moest worden (Genesis 15:18-21; 17:7-12, 26). Wat was zijn reactie op dit bevel met zijn pijnlijke consequenties? ’Hij besneed nog op diezelfde dag het vlees van hun voorhuid, juist zoals God met hem gesproken had.’ — Genesis 17:22-27.
16. (a) Wat gebeurde er op de dag dat Isaäk gespeend werd? (b) Wat beeldde het verdrijven van Hagar en Ismaël af?
16 Isaäk, wiens naam „Lachen” betekent, werd het jaar daarop aan Sara geboren (Genesis 21:5, 6). Spoedig kwam de tijd dat hij gespeend werd. Tijdens het feest vervolgde de jaloerse Ismaël Isaäk. Hierop drong Sara er krachtig bij Abraham op aan de slavin Hagar en haar zoon uit het huisgezin weg te sturen. Jehovah God steunde Sara’s verzoek. Hoewel het Abraham pijn deed, gehoorzaamde hij prompt (Genesis 21:8-14). Volgens Galaten 4:21-30 beeldde dit af hoe de Grotere Abraham zijn relatie met de natuurlijke natie Israël zou beëindigen. Net als de rest van de mensheid waren zij geboren als slaven van de zonde (Romeinen 5:12). Maar daarbij verwierpen zij Jezus Christus, het ware Zaad van Abraham, die kwam om hen te bevrijden (Johannes 8:34-36; Galaten 3:16). En zoals Ismaël Isaäk had vervolgd, zo vervolgden zij de pasgevormde christelijke gemeente van het geestelijke Israël, die het secundaire deel van Abrahams zaad vormde. — Matthéüs 21:43; Lukas 3:7-9; Romeinen 2:28, 29; 8:14-17; 9:6-9; Galaten 3:29.
Zijn grootste geloofsbeproeving
17. Hoe werd Abrahams geloof vervolgens ernstig beproefd?
17 Het is onwaarschijnlijk dat enige menselijke vader meer liefde voor een zoon heeft gehad dan de bejaarde Abraham voor Isaäk. Wat een afschuwelijke schok moet het dan ook voor hem zijn geweest toen hij het gebod ontving: „Neem alstublieft uw zoon, uw enige zoon, die gij zo liefhebt, Isaäk, en maak een tocht naar het land Moría en offer hem daar als brandoffer op een van de bergen die ik u zal aanwijzen.” — Genesis 22:1, 2.
18. Hoe reageerde Abraham op Jehovah’s bevel om Isaäk te offeren?
18 Het moet Abraham moeilijk zijn gevallen de reden voor dit smartelijke bevel te begrijpen. Toch legde hij zijn gebruikelijke prompte gehoorzaamheid aan de dag (Genesis 22:3). Drie hartverscheurende dagen had hij ervoor nodig om de gekozen berg te bereiken. Daar bouwde hij een altaar en plaatste er brandhout op. Tegen deze tijd moet hij Gods bevel hebben uitgelegd aan Isaäk, die zich gemakkelijk uit de voeten had kunnen maken. In plaats daarvan stond Isaäk zijn bejaarde vader toe hem aan handen en voeten te binden en op het altaar te leggen (Genesis 22:4-9). Waaraan kunnen wij zo’n gehoorzaamheid toeschrijven?
19. (a) Waaraan kunnen wij Isaäks moedige onderwerping toeschrijven? (b) Hoe vormt de relatie tussen Abraham en Isaäk een les voor christelijke gezinnen in deze tijd?
19 Abraham had zich getrouw gekweten van zijn verantwoordelijkheden ten aanzien van Isaäk, zoals die in Genesis 18:19 beschreven staan. Ongetwijfeld had hij Isaäk doordrongen van Jehovah’s voornemen de doden op te wekken (Genesis 12:3; Hebreeën 11:17-19). Van zijn kant was Isaäk het voorwerp van Abrahams diepe liefde en zou hij zijn vader in alles ter wille hebben willen zijn, zeker als het ging om het volbrengen van Gods wil. Wat een voortreffelijke les is dit voor christelijke gezinnen in deze tijd! — Efeziërs 6:1, 4.
20. Hoe gehoorzaamde Abraham, en wat was zijn beloning?
20 Nu kwam het hoogtepunt van de test. Abraham greep het slachtmes. Maar net toen hij op het punt stond zijn zoon te doden, hield Jehovah hem tegen en zei: „Nu weet ik werkelijk dat gij godvrezend zijt, doordat gij mij uw zoon, uw enige, niet hebt onthouden” (Genesis 22:11, 12). Hoe rijkelijk werd Abraham beloond doordat hij God zelf hoorde verklaren dat hij rechtvaardig was! Hij kon er nu zeker van zijn dat hij had beantwoord aan wat God van een onvolmaakt mens vraagt. Belangrijker nog, Jehovah’s eerdere beoordeling van zijn geloof was gerechtvaardigd (Genesis 15:5, 6). Hierna offerde Abraham de ram waarin op wonderbare wijze was voorzien ter vervanging van Isaäk. Toen hoorde hij Jehovah met een gezworen eed de beloften van het verbond bevestigen. Later kwam hij bekend te staan als Jehovah’s vriend. — Genesis 22:13-18; Jakobus 2:21-23.
21. Welke profetische illustratie werd hier verschaft, en tot het zoeken waarvan moet dit ons aanmoedigen?
21 Abrahams offer was „bij wijze van illustratie” (Hebreeën 11:19). Het was een voorafbeelding van het pijnlijke, kostbare offer dat Jehovah God bracht toen hij zijn geliefde Zoon naar de aarde zond om te sterven als „het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt” (Johannes 1:29). En Isaäks bereidheid om te sterven illustreert hoe de Grotere Isaäk, Jezus Christus, zich liefdevol onderwierp aan het doen van de wil van zijn hemelse Vader (Lukas 22:41, 42; Johannes 8:28, 29). Ten slotte, juist zoals Abraham zijn zoon levend van het altaar terugkreeg, zo ontving Jehovah zijn geliefde Zoon uit de dood terug als een glorierijk geestelijk schepsel (Johannes 3:16; 1 Petrus 3:18). Hoe aanmoedigend is dit alles voor degenen die in deze tijd Gods vriendschap zoeken!
22. Hoe heeft een selecte groep mensen voordeel getrokken van de onovertroffen liefde van God?
22 Door geloof te oefenen in deze onovertroffen daad van liefde van de kant van de Grotere Abraham, Jehovah God, is een speciaal gekozen groep mensen rechtvaardig verklaard als zonen van God (Romeinen 5:1; 8:15-17). Eerst uit de joden genomen en vervolgens uit de heidenen, zijn dezen inderdaad gezegend door bemiddeling van het Zaad van Abraham, Jezus Christus (Handelingen 3:25, 26; Galaten 3:8, 16). Op hun beurt vormen zij het secundaire deel van Abrahams zaad (Galaten 3:29). Het aantal van zulke personen bedraagt uiteindelijk 144.000 en net als Jezus worden zij opgewekt tot hemels leven na zich getrouw betoond te hebben tot in de dood. — Romeinen 6:5; Openbaring 2:10; 14:1-3.
23. (a) Hoe worden miljoenen nu reeds gezegend door bemiddeling van het overblijfsel van Abrahams zaad? (2 Korinthiërs 5:20) (b) Welke verdere zegeningen liggen er in het verschiet voor de „grote schare”?
23 Ondertussen zijn er al miljoenen uit alle natiën die ’zich zegenen’ door hun reactie op de liefdevolle bediening van het kleine overblijfsel van Abrahams zaad (Genesis 22:18). Met opwinding hebben zij vernomen hoe zondige mensen rechtvaardig verklaard kunnen worden als vrienden van God. Het gevolg is dat „een grote schare . . . uit alle natiën” zich verheugt in Gods gunst, omdat ’zij hun lange gewaden hebben gewassen en wit gemaakt in het bloed van het Lam’. Terwijl het overblijfsel de leiding neemt, verrichten ook zij „dag en nacht heilige dienst” voor God. Deze grote schare is de schitterende hoop voor ogen gesteld eeuwig in een paradijs te leven als aardse „kinderen Gods” (Openbaring 7:9-17; 21:3-5; Romeinen 8:21; Psalm 37:29). Voordat zulke zegeningen echter werkelijkheid worden, staan er eerst belangrijker dingen te gebeuren, zoals wij in het volgende artikel zullen vernemen.
Vragen ter herhaling
◻ Hoe werd het geloof van Abraham en zijn verwanten beproefd?
◻ Hoe hebben christenen in deze tijd een soortgelijk geloof getoond?
◻ Op welke verdere manieren oefende Abraham geloof?
◻ Hoe zijn Abraham, Sara en Isaäk voorbeelden voor christelijke gezinnen?
◻ Wat wordt geïllustreerd door Abrahams grootste daad van geloof?