Hebt u een geloof als dat van Abraham?
„Wanneer de Zoon des mensen gekomen is, zal hij dan werkelijk het geloof op aarde vinden?” — LUKAS 18:8.
1. Waarom is het moeilijk om thans een sterk geloof te behouden?
HET is niet gemakkelijk om thans een sterk geloof te behouden. De wereld legt een zware druk op christenen teneinde hun aandacht op andere dan geestelijke dingen te richten (Lukas 21:34; 1 Johannes 2:15, 16). Velen moeten een strijd voeren om ondanks oorlogen, rampen, ziekten of honger in leven te blijven (Lukas 21:10, 11). In een aantal natiën bestaat een sterke secularistische cultuur en allen die overeenkomstig hun geloof leven, worden als onredelijk, ja fanatiek bezien. Bovendien worden veel christenen ter wille van hun geloof vervolgd (Mattheüs 24:9). Jezus’ vraag, bijna 2000 jaar geleden gesteld, is beslist passend: „Wanneer de Zoon des mensen gekomen is, zal hij dan werkelijk het geloof op aarde vinden?” — Lukas 18:8.
2. (a) Waarom is een sterk geloof voor een christen van het grootste belang? (b) Wiens voorbeeld van geloof zouden wij heel goed kunnen beschouwen?
2 Het is echter een feit dat een sterk geloof uitermate belangrijk is, willen wij thans ons leven tot een succes maken en in de toekomst het beloofde eeuwige leven ontvangen. Jehovah’s tegen Habakuk geuite woorden citerend, schreef de apostel Paulus: „’Mijn rechtvaardige zal wegens geloof leven’ en ’indien hij terugdeinst, heeft mijn ziel geen behagen in hem’. . . . Het [is] zonder geloof onmogelijk [God] welgevallig te zijn” (Hebreeën 10:38–11:6; Habakuk 2:4). Paulus zei tot Timotheüs: „Strijd de voortreffelijke strijd van het geloof, grijp het eeuwige leven stevig vast, waartoe gij werdt geroepen” (1 Timotheüs 6:12). Hoe is het eigenlijk mogelijk een onverbrekelijk geloof te bezitten? Wanneer wij bij die vraag stilstaan, doen wij er goed aan een man te beschouwen die zo’n 4000 jaar geleden leefde, maar wiens geloof in drie grote religies — de islam, het judaïsme en de christenheid — nog steeds hoog wordt aangeslagen. Die man is Abraham. Waarom was zijn geloof zo opmerkelijk? Kunnen wij hem thans navolgen?
Gehoorzaamheid aan Gods leiding
3, 4. Waarom trok Terah met zijn familie van Ur naar Haran?
3 Abraham (oorspronkelijk Abram genaamd) wordt voor het eerst heel vroeg in de bijbel genoemd. In Genesis 11:26 lezen wij: „Terah . . . [werd] de vader van Abram, Nahor en Haran.” Terah en zijn familie woonden in Ur der Chaldeeën, een welvarende stad in het zuiden van Mesopotamië. Maar daar bleven zij niet. „Terah [nam] zijn zoon Abram en Lot, de zoon van Haran, zijn kleinzoon, en Sarai [Sara], zijn schoondochter, de vrouw van zijn zoon Abram, en zij trokken met hem uit Ur der Chaldeeën om naar het land Kanaän te gaan. Na verloop van tijd kwamen zij te Haran en gingen daar wonen” (Genesis 11:31). Abrahams broer Nahor trok ook met zijn familie naar Haran (Genesis 24:10, 15; 28:1, 2; 29:4). Maar waarom trok Terah van het welvarende Ur naar het verafgelegen Haran?
4 Zo’n 2000 jaar na Abrahams tijd verklaarde de getrouwe Stefanus, die voor het joodse Sanhedrin sprak, waarom Terah’s familie die ongewone reis maakte. Hij zei: „De God der heerlijkheid is aan onze voorvader Abraham verschenen terwijl hij in Mesopotamië was, voordat hij zich in Haran vestigde, en hij zei tot hem: ’Verlaat uw land en uw bloedverwanten en kom naar het land dat ik u zal tonen.’ Toen verliet hij het land der Chaldeeën en vestigde zich in Haran” (Handelingen 7:2-4). Terah onderwierp zich aan Jehovah’s wil ten aanzien van Abraham toen hij met zijn huisgezin naar Haran trok.
5. Waar trok Abraham na de dood van zijn vader heen? Waarom?
5 Terah’s familie vestigde zich in hun nieuwe stad. Toen Abraham jaren later over „mijn land” sprak, bedoelde hij de omgeving van Haran, niet die van Ur (Genesis 24:4). Niettemin zou Haran niet Abrahams permanente tehuis zijn. Volgens Stefanus „deed God hem, nadat [Abrahams] vader was gestorven, van woonplaats veranderen en naar dit land gaan, waarin gij nu woont” (Handelingen 7:4). Gehoorzaam aan Jehovah’s leiding, stak Abraham, vergezeld van Lot, de Eufraat over om het land Kanaän binnen te gaan.a
6. Welke belofte deed Jehovah aan Abraham?
6 Waarom bracht Jehovah Abraham ertoe naar Kanaän te trekken? De reden hield verband met Gods voornemens voor die getrouwe man. Jehovah had tot Abraham gezegd: „Trek weg uit uw land en van uw bloedverwanten vandaan en uit het huis van uw vader, naar het land dat ik u zal tonen; en ik zal u tot een grote natie maken en u zegenen en ik wil uw naam groot maken; en bewijs een zegen te zijn. En ik zal stellig zegenen wie u zegenen, en wie kwaad over u afsmeekt, zal ik vervloeken, en alle families van de aardbodem zullen zich stellig door bemiddeling van u zegenen” (Genesis 12:1-3). Abraham zou de vader worden van een grote natie die Jehovah’s bescherming zou genieten en die het land Kanaän zou bezitten. Een schitterende belofte! Maar Abraham moest radicale veranderingen in zijn leven aanbrengen om dat land te beërven.
7. Tot het aanbrengen van welke veranderingen moest Abraham bereid zijn om Jehovah’s belofte te beërven?
7 Toen Abraham Ur verliet, verliet hij een welvarende stad en waarschijnlijk de familie van zijn vader — belangrijke bronnen van zekerheid in die patriarchale tijden. Toen hij Haran verliet, scheidde hij zich af van het huisgezin van zijn vader, met inbegrip van de familie van zijn broer Nahor, en trok naar een onbekend land. In Kanaän zocht hij geen veiligheid binnen de muren van een stad. Waarom niet? Kort nadat Abraham het land was binnengetrokken, zei Jehovah tot hem: „Trek het land door in zijn lengte en in zijn breedte, want aan u zal ik het geven” (Genesis 13:17). De 75-jarige Abraham en zijn 65-jarige vrouw, Sara, volgden deze instructies op. „Door geloof vertoefde hij als vreemdeling in het land der belofte als in een vreemd land en woonde in tenten.” — Hebreeën 11:9; Genesis 12:4.
Geloof als dat van Abraham in deze tijd
8. Wat dienen wij met het oog op het voorbeeld van Abraham en andere getuigen uit de oudheid aan te kweken?
8 Abraham en zijn gezin staan vermeld onder de grote „wolk van [voorchristelijke] getuigen” die in Hebreeën hoofdstuk 11 worden genoemd. Met het oog op het geloof van deze vroege dienstknechten van God moedigt Paulus christenen aan „elk gewicht en de zonde [gebrek aan geloof] die ons gemakkelijk verstrikt, af [te] leggen” (Hebreeën 12:1). Ja, gebrek aan geloof kan ’ons gemakkelijk verstrikken’. Maar in Paulus’ tijd en die van ons zijn oprechte christenen in staat geweest een sterk geloof aan te kweken dat vergeleken kan worden met dat van Abraham en anderen uit oude tijden. Over zichzelf en medechristenen sprekend, zegt Paulus: „Wij behoren niet tot het soort dat terugdeinst, wat tot vernietiging leidt, maar tot het soort dat geloof heeft, wat tot het in het leven behouden van de ziel leidt.” — Hebreeën 10:39.
9, 10. Welke bewijzen zijn er dat velen in deze tijd een geloof als dat van Abraham hebben?
9 Het is waar dat de wereld sinds Abrahams tijd veranderd is. Niettemin dienen wij nog steeds dezelfde „God van Abraham” en hij verandert niet (Handelingen 3:13; Maleachi 3:6). Jehovah verdient het in deze tijd aanbeden te worden, net zoals dat in Abrahams tijd het geval was (Openbaring 4:11). Velen dragen zich volledig aan Jehovah op en brengen, net als Abraham, elke verandering in hun leven aan die nodig is teneinde Gods wil te doen. Vorig jaar hebben 316.092 personen er in het openbaar blijk van gegeven dat zij zich hadden opgedragen door zich „in de naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige geest” aan de waterdoop te onderwerpen. — Mattheüs 28:19.
10 De meeste van deze nieuwe christenen hoefden niet naar vergelegen vreemde landen te reizen teneinde overeenkomstig hun opdracht te leven. Maar in geestelijk opzicht hebben velen van hen een behoorlijke afstand overbrugd. Elsie op Mauritius bijvoorbeeld was een tovenares. Iedereen was bang voor haar. Een speciale pionierster begon een bijbelstudie met Elsies dochter en hierdoor werd voor Elsie de weg geopend ’om zich van de duisternis tot het licht te keren’ (Handelingen 26:18). Met het oog op de belangstelling van haar dochter stemde Elsie erin toe Mijn boek met bijbelverhalen te bestuderen. Zij kreeg driemaal per week studie omdat zij constante aanmoediging nodig had. Haar occulte praktijken brachten haar geen geluk en zij had veel persoonlijke problemen. Uiteindelijk was zij echter in staat de lange reis van het demonisme tot de ware aanbidding te voltooien. Wanneer mensen haar opzochten om hulp legde zij steeds uit dat alleen Jehovah hen tegen het kwaad kon beschermen. Elsie is nu een gedoopte Getuige, en veertien familieleden en kennissen van haar hebben de waarheid aanvaard.
11. Welke veranderingen zijn degenen die zich aan Jehovah opdragen bereid aan te brengen?
11 De meesten van degenen die zich vorig jaar hebben opgedragen om God te dienen, hebben niet zulke radicale veranderingen hoeven aan te brengen. Maar allen waren geestelijk dood en zijn geestelijk levend geworden (Efeziërs 2:1). Hoewel lichamelijk nog steeds in de wereld, zijn zij er geen deel meer van (Johannes 17:15, 16). Net als gezalfde christenen, wier ’burgerschap in de hemelen bestaat’, zijn zij gelijk „vreemdelingen en tijdelijke inwoners” (Filippenzen 3:20; 1 Petrus 2:11). Zij hebben hun leven in overeenstemming gebracht met Gods maatstaven, bovenal gemotiveerd door liefde voor God en liefde voor de naaste (Mattheüs 22:37-39). Zij streven geen zelfzuchtige, materialistische doeleinden na en denken ook niet dat zij zich in deze wereld zelf moeten ontplooien. In plaats daarvan richten zij hun ogen op de beloofde ’nieuwe hemelen en een nieuwe aarde waarin rechtvaardigheid zal wonen’. — 2 Petrus 3:13; 2 Korinthiërs 4:18.
12. Uit welke activiteit die vorig jaar werd gerapporteerd, blijkt dat Jezus gedurende zijn tegenwoordigheid „het geloof op aarde” heeft gevonden?
12 Toen Abraham naar Kanaän trok, waren hij en zijn gezin daar alleen en hadden zij alleen Jehovah om hen te steunen en te beschermen. Maar deze 316.092 pasgedoopte christenen zijn beslist niet alleen. Het is waar dat Jehovah hen door zijn geest steunt en beschermt, net als hij met Abraham deed (Spreuken 18:10). Maar hij steunt hen bovendien door middel van een bruisende, internationale „natie” die volkrijker is dan sommige wereldlijke natiën in deze tijd (Jesaja 66:8). Vorig jaar gaf een hoogtepunt van 5.888.650 burgers van die natie blijk van hun actieve geloof door tot hun naasten over Gods beloften te spreken (Markus 13:10). Zij besteedden het buitengewone aantal van 1.186.666.708 uur aan dit werk, op zoek naar geïnteresseerden. Als gevolg hiervan werden er 4.302.852 bijbelstudies geleid met anderen die geloof willen aankweken. Als een verder blijk van hun ijver stonden 698.781 personen in deze „natie” in de pioniersdienst, hetzij fulltime of voor een maand of langer. (Bijzonderheden over de activiteiten van Jehovah’s Getuigen gedurende het afgelopen jaar staan op bladzijde 12 tot 15.) Dit opmerkelijke bericht is een positief, levend antwoord op Jezus’ vraag: „Wanneer de Zoon des mensen gekomen is, zal hij dan werkelijk het geloof op aarde vinden?”
Getrouw ondanks beproevingen
13, 14. Beschrijf enkele van de moeilijkheden die Abraham en zijn gezin in Kanaän ondervonden.
13 Abraham en zijn huisgezin hadden het vaak niet gemakkelijk in Kanaän. Bij ten minste een gelegenheid werd hij door een zware hongersnood uit Kanaän verdreven en kwam in Egypte. Bovendien probeerde zowel de regeerder van Egypte als de regeerder van Gerar (bij Gaza) Abrahams vrouw, Sara, voor zichzelf te nemen (Genesis 12:10-20; 20:1-18). Ook rezen er conflicten tussen de herders van Abrahams veestapel en de herders van Lots veestapel en dit had tot gevolg dat de twee huisgezinnen uit elkaar gingen. Onzelfzuchtig liet Abraham Lot de eerste keus met betrekking tot het land en Lot verkoos in het District van de Jordaan te wonen, dat wat zijn vruchtbaarheid en schoonheid betreft een paradijselijke aanblik bood. — Genesis 13:5-13.
14 Vervolgens kwam Lot midden in een oorlog tussen de koning van het verre Elam en zijn bondgenoten en de koningen van de vijf steden van de Laagvlakte van Siddim terecht. De buitenlandse koningen versloegen de plaatselijke koningen en verwierven veel buit, en voerden ook Lot en zijn have weg. Toen Abraham vernam wat er was gebeurd, joeg hij de buitenlandse koningen onbevreesd na en was hij in staat Lot en zijn huisgezin terug te brengen, alsook de have van de plaatselijke koningen (Genesis 14:1-16). Dat was echter niet het ergste dat Lot in Kanaän overkwam. Om de een of andere reden ging hij in Sodom wonen, in weerwil van de immorele reputatie van de stad (2 Petrus 2:6-8).b Toen Lot door twee engelen werd gewaarschuwd dat de stad vernietigd zou worden, vluchtte hij met zijn vrouw en dochters. Lots vrouw negeerde echter de specifieke instructies van de engelen en vond als gevolg hiervan een graf in zout. Lot was gedwongen enige tijd met zijn twee dochters in een grot in Zoar te wonen (Genesis 19:1-30). Deze gebeurtenissen moeten Abraham zeer verontrust hebben, vooral omdat Lot als deel van Abrahams huisgezin naar Kanaän was gekomen.
15. Welke negatieve denkwijze wist Abraham kennelijk te vermijden, ondanks de problemen waarmee hij werd geconfronteerd toen hij in een vreemd land in tenten woonde?
15 Heeft Abraham zich ooit afgevraagd of hij en Lot veilig in Ur bij de familie van zijn vader of in Haran bij zijn broer Nahor hadden moeten blijven? Heeft hij ooit de wens gekoesterd zich veilig te kunnen vestigen in een ommuurde stad in plaats van in tenten te wonen? Heeft hij misschien de wijsheid in twijfel getrokken van de opofferingen die hij zich getroostte door in een vreemd land rond te trekken? Over Abraham en zijn gezin sprekend, merkte de apostel Paulus op: „Indien zij werkelijk waren blijven denken aan die plaats waar zij vandaan waren gekomen, [zouden zij] gelegenheid hebben gehad om terug te keren” (Hebreeën 11:15). Toch keerden zij niet terug. Door de moeilijkheden niet uit het veld geslagen, bleven zij waar Jehovah hen wilde hebben.
Volharding in deze tijd
16, 17. (a) Met welke moeilijkheden worden veel christenen thans geconfronteerd? (b) Welke positieve instelling hebben christenen? Waarom?
16 Soortgelijke volharding wordt thans bij christenen waargenomen. Hoewel het dienen van God hun grote vreugde bereidt, is het leven niet gemakkelijk voor ware christenen in deze laatste dagen. Hoewel zij in een geestelijk paradijs leven, staan zij onder dezelfde economische druk als hun buren (Jesaja 11:6-9). Velen zijn onschuldige slachtoffers in de oorlogen van de natiën geworden en sommigen zijn buiten hun schuld tot bittere armoede vervallen. Bovendien verduren zij de problemen die het met zich brengt een impopulaire minderheid te zijn. In veel landen prediken zij het goede nieuws ondanks de enorme apathie die zij ontmoeten. In andere hebben zij te kampen met bedrieglijke aanvallen van degenen die ’moeite beramen op gezag der verordening’ en die ’zelfs het bloed van de onschuldige nog schuldig verklaren’ (Psalm 94:20, 21). Zelfs in landen waar christenen niet worden aangevallen en waar zij door sommigen om hun hoge maatstaven worden geprezen, zijn zij zich ervan bewust dat zij anders zijn dan hun medeleerlingen en collega’s — net als Abraham, die in tenten woonde, terwijl de meeste mensen om hem heen in steden woonden. Ja, het is niet gemakkelijk in de wereld te wonen en er toch „geen deel” van te zijn. — Johannes 17:14.
17 Hebben wij er dan spijt van dat wij ons aan God hebben opgedragen? Hadden wij liever een deel van de wereld willen blijven en als ieder ander willen zijn? Betreuren wij de opofferingen die wij ons in Jehovah’s dienst hebben getroost? Geenszins! In plaats van verlangend achterom te kijken, beseffen wij dat alles wat wij wellicht hebben opgeofferd geen werkelijke waarde had in vergelijking met de zegeningen waarin wij ons thans verheugen en die welke ons in de toekomst ten deel zullen vallen (Lukas 9:62; Filippenzen 3:8). Trouwens, zijn mensen in de wereld gelukkig? De waarheid is dat velen van hen op zoek zijn naar antwoorden die wij reeds bezitten. Zij lijden omdat zij niet de door God via de bladzijden van de bijbel verschafte leiding volgen die wij volgen (Psalm 119:105). En velen van hen verlangen naar de soort van christelijke kameraadschap en de verrukkelijke omgang die wij met onze medegelovigen genieten. — Psalm 133:1; Kolossenzen 3:14.
18. Wat is het uiteindelijke resultaat wanneer christenen blijk geven van een moed als die van Abraham?
18 Het is waar dat wij soms moedig moeten zijn, net als Abraham toen hij Lots overweldigers najaagde. Maar wanneer wij dat zijn, zegent Jehovah de afloop. In Noord-Ierland bijvoorbeeld zijn vijandschappen als gevolg van sektarisch geweld diep verankerd geraakt en het vergt moed om neutraal te zijn. Toch hebben getrouwe christenen Jehovah’s woorden tot Jozua opgevolgd: „Wees moedig en sterk. Krimp niet van angst ineen en wees niet verschrikt, want Jehovah, uw God, is met u, overal waar gij gaat” (Jozua 1:9; Psalm 27:14). In de loop der jaren hebben zij door hun onbevreesde standpunt respect gewonnen en thans kunnen zij vrij in alle gemeenschappen van dat land prediken.
19. Waar zijn christenen graag, en welke afloop zien zij vol vertrouwen tegemoet wanneer zij Jehovah’s leiding volgen?
19 Als wij Jehovah’s leiding volgen, hoeven wij er nooit aan te twijfelen dat de uiteindelijke afloop tot zijn heerlijkheid en tot ons blijvende welzijn zal zijn, ongeacht voor welke situatie wij ook komen te staan. Ondanks uitdagingen en opofferingen is er geen plaats waar wij liever zijn dan in Jehovah’s dienst, omgang genietend met onze christelijke broeders en zusters en vol vertrouwen uitziend naar de eeuwige toekomst die God heeft beloofd.
[Voetnoten]
a Waarschijnlijk adopteerde Abraham zijn neef Lot toen Lots vader, Abrahams broer, stierf. — Genesis 11:27, 28; 12:5.
b Sommigen hebben geopperd dat Lot zich in een stad vestigde voor meer veiligheid nadat hij met de buit van de vier koningen was weggevoerd.
Kunt u zich dit herinneren?
◻ Waarom is een sterk geloof uitermate belangrijk?
◻ Hoe toonde Abraham dat hij een sterk geloof had?
◻ Hoe gaat opdracht gepaard met veranderingen in iemands leven?
◻ Waarom zijn wij gelukkig God te dienen, ondanks eventuele problemen waarmee wij wellicht worden geconfronteerd?
[Illustratie op blz. 7]
Abraham was bereid grote veranderingen in zijn leven aan te brengen teneinde de belofte te beërven
[Illustraties op blz. 9]
De bewijzen tonen aan dat Jezus gedurende zijn tegenwoordigheid „het geloof op aarde” heeft gevonden