-
LetusimInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
LETUSIM
(Le̱tusim) [misschien van een grondwoord dat „scherpen; hameren; smeden” betekent].
Een naam die voorkomt in de opsomming van de nakomelingen van Abraham en Ketura via Dedan (Ge 25:3). De naam heeft de Hebreeuwse meervoudsuitgang im, net als Assurim en Leümmim in dezelfde schriftplaats. Daarom geloven veel geleerden dat er een stam of volk wordt bedoeld. Gezien hun verwantschap met Dedan woonde deze stam waarschijnlijk op het Arabisch Schiereiland, maar een precieze identificatie is niet mogelijk. — Zie MIZRAÏM.
-
-
LeümmimInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
LEÜMMIM
(Le̱ümmim) [Nationale groepen; Bevolkingen].
Een naam die in Genesis 25:1-3 samen met Assurim en Letusim voorkomt; alle drie zijn nakomelingen van Abraham en Ketura via Dedan. Het gebruik van de Hebreeuwse meervoudsuitgang im in de naam Leümmim kan erop duiden dat het om een stam of volk gaat. Een precieze identificatie van deze Dedanitische stam is niet mogelijk. Men vermoedt echter dat zij ergens in Arabië woonden, waarschijnlijk in de omgeving waar Dedan naar toe werd gezonden. — Zie MIZRAÏM.
-