-
EdenInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
In Genesis 2:15 staat: „God nam nu de mens en plaatste hem in de tuin van Eden.” Hoewel dit er schijnbaar op zou kunnen duiden dat de mens buiten de tuin werd geschapen, kan de uitdrukking ’God nam de mens’ echter ook eenvoudig betekenen dat hij de mens — nadat hij hem uit de elementen van de aarde gevormd en geschapen had — de tuin, waarin hij tot leven was gebracht, als aanvankelijke woonplaats toewees. De mens kreeg de taak om de tuin te bebouwen en te verzorgen.
-
-
EdenInzicht in de Schrift, Deel 1
-
-
Daar er na Adams verdrijving uit de paradijstuin niemand meer was „om die te bebouwen en er zorg voor te dragen”, kan men aannemen dat dit gebied verwilderde en dat zich daarin alleen nog maar dieren ophielden, totdat het door de onstuimige wateren van de Vloed werd weggevaagd, zodat men thans behalve de gegevens in het door God geïnspireerde verslag geen aanknopingspunten heeft om vast te kunnen stellen waar Eden precies gelegen heeft. — Ge 2:15.
-