JABBOK, STROOMDAL VAN DE
(Ja̱bbok).
Een van de belangrijkste stroomdalen of wadi’s ten O van de Jordaan. Het wordt in de Schrift voor het eerst genoemd in verband met Jakob, toen hij met zijn huisgezin „de doorwaadbare plaats van de Jabbok” overtrok. Het was ook bij deze doorwaadbare plaats dat Jakob met een engel worstelde. — Ge 32:22-30.
Hoewel de bovenloop in de buurt van Amman (het oude Rabba) ontspringt, neemt de wadi water op van verscheidene nooit droogvallende beken en tal van winterstromen, alvorens 39 km ten N van de Dode Zee in de Jordaan uit te monden. De afstand tussen de plaats waar het stroomdal begint en waar het uitmondt, bedraagt hemelsbreed slechts ongeveer 40 km, maar door zijn halfcirkelvormige loop is de Jabbok bijna 100 km lang. De Arabische naam ervoor is thans Wadi Zarqa, wat letterlijk „Blauw stroomdal” betekent. Deze naam is wellicht ontleend aan de grijsblauwe kleur die de Jabbok vertoont als men hem van een afstand beziet. Het ondiepe water, dat goed doorwaadbaar is, wemelt van de kleine vissen.
Aan weerszijden van het diepe vruchtbare dal waar de Jabbok doorheen stroomt, groeien oleanderstruiken en allerlei laag geboomte. Dit dal, met zijn steile rotswanden, diende als natuurlijke grens (De 3:16). Het eerste stuk van het stroomdal, dat van Z naar N loopt, vormde eens de grens tussen de Ammonieten en de Amorieten (Nu 21:24), terwijl het van W naar O lopende deel Gilead in tweeën spleet en de grens vormde tussen de rijken van de Amoritische koningen Sihon en Og (De 2:37; Joz 12:2; Re 11:13, 22). Ditzelfde dal is thans een van de beste routes om de Jordaan over te steken vanaf de streek die in de oudheid Gilead werd genoemd.