Georganiseerd blijven om levend het Millennium binnen te gaan
„Zij zullen één kudde, één herder worden.” — JOHANNES 10:16.
1. Wat is duizend jaar vanuit het standpunt van de God die eeuwig leeft?
JEHOVAH is de Schepper van de tijd voor de mensheid. En voor hem, de onsterfelijke God die van eeuwigheid tot eeuwigheid is, is duizend jaar als een snel voorbijgaande dag of zelfs als louter een wake in een van onze nachten. — Psalm 90:4; 2 Petrus 3:8.
2. Welke tijdsperiode heeft Jehovah opzij gezet om de gehele mensheid te zegenen?
2 God heeft een symbolische dag van duizend jaar vastgesteld gedurende welke hij alle families van de aarde zal zegenen (Genesis 12:3; 22:17, 18; Handelingen 17:31). Hiertoe behoren degenen die nu dood zijn en degenen die nog leven. Hoe zal God dit bewerkstelligen? Welnu, door middel van Zijn koninkrijk in handen van Jezus Christus, het „zaad” van Zijn symbolische vrouw! — Genesis 3:15.
3. (a) Hoe werd de hiel van het Zaad van Gods vrouw vermorzeld, maar hoe werd die wond genezen? (b) Wat zal Jezus Christus aan het einde van zijn duizendjarige regering met de symbolische slang doen?
3 De symbolische hiel van het Zaad van Gods vrouw (of hemelse organisatie) werd vermorzeld toen Jezus Christus een marteldood stierf en in het jaar 33 van onze gewone tijdrekening gedurende gedeelten van drie dagen dood was. Maar op de derde dag genas de Almachtige God, de Grote Levengever, die wond door zijn loyale Zoon tot onsterfelijk leven in het geestenrijk op te wekken (1 Petrus 3:18). Aangezien Jezus nooit meer zal sterven, bevindt hij zich in een positie om duizend jaar lang als Koning over de mensheid te regeren en de kop van de symbolische slang te „vermorzelen” door hem na het einde van de Duizendjarige Regering voor eeuwig te verpletteren. Wat een zegen zal dat voor de getrouwe herstelde mensheid zijn!
4. Wat voor programma heeft God onder zijn volk voortgang doen vinden?
4 Onder Jehovah’s volk overal op aarde heeft er gedurende dit „besluit van het samenstel van dingen” sedert de tijden der heidenen in 1914 eindigden, organisatorisch gesproken heel wat plaatsgevonden (Matthéüs 24:3; Lukas 21:24, SV). Dit aan het Millennium voorafgaande programma waarbij organisatie betrokken is, wordt in harmonie met de wil van de Grote Organisator, Jehovah God, en onder zijn leiding, uitgevoerd. Zijn vrouw, zijn met een echtgenote te vergelijken hemelse organisatie, schonk in 1914 het leven aan zijn beloofde koninkrijk in handen van Jezus Christus, zoals door de vervulling van bijbelse profetieën wordt bevestigd.
5. Welke geboorte werd in Openbaring 12:5 voorzegd, en wanneer werd dit voor het eerst in The Watch Tower verklaard?
5 Aldus zijn de volgende woorden van Openbaring 12:5 op luisterrijke wijze vervuld: „Zij baarde een zoon, een mannelijk kind, dat alle natiën zal weiden met een ijzeren staf. En haar kind werd weggerukt tot God en tot zijn troon.” De geboorte van Jehovah’s door Christus geregeerde koninkrijk, afgebeeld door het pasgeboren kind van Gods vrouw, werd voor het eerst in The Watch Tower van 1 maart 1925 verklaard. De geboorte van dit Messiaanse koninkrijk in de hemel in 1914 verschilt van de geboorte van de „natie” van Sions ’kinderen’ op aarde in 1919. — Jesaja 66:7, 8.
6. (a) Welk door Jezus voorzegde werk werd noodzakelijk gemaakt door de geboorte van het Koninkrijk? (b) Wat moest Jehovah’s volk doen om dit werk te verrichten, en wat voor front vormen zij nu?
6 De geboorte van Jehovah’s koninkrijk door middel waarvan hij zijn rechtmatige soevereiniteit over het gehele universum zal rechtvaardigen — aha, dit was iets wat terecht over de gehele aarde aangekondigd moest worden! Ja, de tijd was aangebroken voor de vervulling van Jezus’ woorden met betrekking tot de bewijzen van zijn onzichtbare „tegenwoordigheid”: „Dit goede nieuws van het koninkrijk zal op de gehele bewoonde aarde worden gepredikt tot een getuigenis voor alle natiën, en dan zal het einde komen” (Matthéüs 24:3, 14). Voor een verenigde, harmonieuze prediking op internationale, wereldomvattende schaal zou het inderdaad nodig zijn dat het zichtbare deel van Jehovah’s universele organisatie georganiseerd werd. De Watch Tower Bible and Tract Society, zoals vertegenwoordigd door haar toenmalige president J. F. Rutherford, was ervoor dat dit gebeurde. Vanaf het naoorlogse jaar 1919 vond derhalve het organiseren van de loyale ondersteuners van het Genootschap als een herstelde natie vastberaden voortgang, hetgeen gepaard ging met tot de Opperste Organisator, Jehovah God, gerichte gebeden om zijn leiding en zegen. In weerwil van de Tweede Wereldoorlog vormden Jehovah’s Getuigen ondanks bittere tegenstand van de zijde van de fascisten, de nazi-beweging onder Hitler en de Katholieke Actie, over de gehele aarde een verenigd front tegen de vijandige wereld.
7. (a) Alleen door in welke verhouding tot elkaar te blijven, kan Jehovah’s volk verwachten de grote verdrukking te overleven? (b) Hoe kwamen de overlevenden van de Vloed door de wereldomvattende vloed heen, en wie werden door hen afgebeeld?
7 Alleen Jehovah’s Getuigen, zowel zij die tot het gezalfde overblijfsel als zij die tot de „grote schare” behoren, hebben als een verenigde organisatie onder de bescherming van de Opperste Organisator een schriftuurlijke hoop om het ophanden zijnde einde van dit ten ondergang gedoemde, door Satan de Duivel beheerste samenstel te overleven (Openbaring 7:9-17; 2 Korinthiërs 4:4). Zij worden bedoeld met het „vlees” dat volgens Jezus Christus door de ergste verdrukking in de hele menselijke geschiedenis heen gespaard zal worden. Jezus zei dat het op de dag waarop Hij geopenbaard zou worden, net zo zou zijn als in de dagen van Noach. In de ark, die na vele jaren van georganiseerde krachtsinspanningen was voltooid, overleefden slechts acht menselijke zielen de wereldomvattende vloed. Zij overleefden als een verenigde gezinsgroep (Matthéüs 24:22, 37-39; Lukas 17:26-30). Noachs vrouw komt overeen met de bruid van Christus, en zijn zonen en schoondochters met Jezus’ huidige „andere schapen”, die uitgegroeid zijn tot een nog steeds in aantal toenemende grote schare, waarvan wij thans niet weten hoe groot die uiteindelijk zal zijn (Johannes 10:16). Om onder de Grotere Noach, Jezus Christus, levend het Millennium binnen te gaan, moeten zij in verbondenheid met het gezalfde overblijfsel, „de uitverkorenen” ter wille van wie de dagen van de „grote verdrukking” verkort zullen worden, georganiseerd blijven. — Matthéüs 24:21, 22.
Levend het Millennium binnengaan
8. Welke illustratie gaf Jezus tot besluit van zijn profetie betreffende zijn tegenwoordigheid, en hoe was 1 juni 1935 een belangrijke dag voor het begrijpen van de betekenis ervan?
8 Volgens het Evangelie van Matthéüs besloot Jezus zijn profetie over het teken van zijn tegenwoordigheid met een illustratie. Deze illustratie, gewoonlijk de gelijkenis van de schapen en de bokken genoemd, is nu, gedurende het besluit van dit samenstel van dingen, dat aan het einde van de tijden der heidenen in 1914 begon, van toepassing (Matthéüs 25:31-46). Zaterdag 1 juni 1935 was een belangrijke dag omdat toen het inzicht werd onthuld dat de schapen uit deze gelijkenis vereenzelvigd moesten worden met de leden van de grote schare. Op die dag werden op een congres van Jehovah’s Getuigen in Washington D.C. (VS) 840 personen gedoopt als een symbool van hun opdracht aan Jehovah God door bemiddeling van Jezus Christus. De meerderheid van hen deed dit als een prompte reactie op een door J. F. .Rutherford gehouden lezing over Openbaring 7:9-17. Het was hun wens tot de grote schare andere schapen van de Voortreffelijke Herder te gaan behoren, die de gelegenheid heeft het einde van dit samenstel in de naderbij komende grote verdrukking te overleven en de duizendjarige regering van de Herder-Koning, Jezus Christus, binnen te gaan. Uiteindelijk verwerven zij eeuwig leven op een paradijsaarde. — Matthéüs 25:46; Lukas 23:43.
9. Waarom worden de schapen uitgenodigd ’het koninkrijk te beërven dat voor hen is bereid’, en hoe bevinden zij zich in de beste positie om de broeders van de Koning goed te doen?
9 Waarom worden deze met schapen te vergelijken personen uitgenodigd ’het koninkrijk te beërven dat sedert de grondlegging der wereld voor hen is bereid’? De Koning zegt hun dat de reden hiervoor is dat zij zijn „broeders” goedgedaan hebben, en het daardoor voor hem hebben gedaan. Met de uitdrukking „broeders” doelt de Koning op het overblijfsel van zijn geestelijke broeders dat in dit besluit van het samenstel van dingen nog op aarde is. Daar zij één kudde zijn geworden met deze broeders van de Herder-Koning, Jezus Christus, zouden zij zo hecht mogelijk met het overblijfsel van hen verbonden zijn en aldus in de beste positie verkeren hun goed te doen. Zelfs in materiële opzichten zouden zij Jezus’ broeders helpen de boodschap van het opgerichte Koninkrijk wereldwijd te prediken voordat het einde zou komen. Met het oog hierop zouden de schapen hun voorrecht om in verbondenheid met het overblijfsel als de ene kudde van de ene Herder georganiseerd te blijven, op prijs stellen.
10. Wat betekent het dat de schapen ’het koninkrijk beërven dat sedert de grondlegging der wereld voor hen is bereid’?
10 Dat deze schapen ’het koninkrijk beërven dat voor hen is bereid’, betekent niet dat zij duizend jaar lang met Jezus Christus en zijn broeders in de hemel zullen regeren. De schapen zullen daarentegen vanaf het begin van het Millennium het aardse domein van het Koninkrijk beërven. Aangezien zij de nakomelingen van Adam en Eva zijn, was dit aardse domein, waarover het koninkrijk van God in handen van Christus zal gaan regeren, voor hen bereid „sedert de grondlegging der wereld” van de loskoopbare mensheid. Bovendien beërven de schapen, aangezien zij de aardse kinderen van de Koning worden, die hun „Eeuwige Vader” wordt, een aards domein of grondgebied onder Gods koninkrijk. — Jesaja 9:6, 7.
11. Hoe geven de schapen er blijk van dat zij het Koninkrijk voorstaan, en welke zegen valt hun daardoor ten deel?
11 In tegenstelling met de symbolische bokken geven de met schapen te vergelijken personen er onmiskenbaar blijk van dat zij het Koninkrijk voorstaan. Hoe doen zij dat? Door daden, niet slechts met woorden. Omdat de Koning zich in de hemel bevindt en onzichtbaar is, kunnen zij hem ter ondersteuning van zijn Koninkrijk niet rechtstreeks goeddoen. Daarom doen zij goed aan zijn geestelijke broeders die nog op aarde zijn. Hoewel de schapen zich door aldus goed te doen haat, tegenstand en vervolging van de zijde der bokken op de hals halen, wordt hun door de Koning gezegd dat ’de zegen van zijn Vader op hen rust’.
12. Wie zullen door de in leven gebleven schapen verwelkomd worden, en welke gedachte hebben leden van het overblijfsel in dit opzicht gekoesterd?
12 De grote schare met schapen te vergelijken weldoeners van de geestelijke broeders van de Koning zal worden gezegend met het vreugdevolle voorrecht zonder te hoeven sterven het Millennium binnen te gaan. Te bestemder tijd zullen zij er een aandeel aan hebben de menselijke doden die zich in de herinneringsgraven bevinden, te verwelkomen (Johannes 5:28, 29; 11:23-25). Onder hen zullen zich ook de getrouwe patriarchen en profeten bevinden die ter wille van de rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit veel geleden en verduurd hebben opdat zij „tot een betere opstanding mochten geraken”, mogelijk een vroegere opstanding (Hebreeën 11:35). Tot zulke uit de doden opgewekte mannen en vrouwen des geloofs, van wie er enkelen in Hebreeën hoofdstuk 11 worden vermeld, zou Johannes de Doper behoren (Matthéüs 11:11). Sommige leden van het gezalfde overblijfsel hebben de gedachte gekoesterd dat zij het einde zouden overleven en aanwezig zouden zijn om zulke uit de doden opgewekte getrouwen die vóór Pinksteren van het jaar 33 G.T. zijn gestorven, te verwelkomen. Zal de gezalfden dit voorrecht te beurt vallen?
13. Waarom zou het niet nodig zijn dat het overblijfsel die tot aards leven opgewekte doden verwelkomt en voor hen zorgt?
13 Dit behoeft niet per se het geval te zijn. Er zullen voldoende leden van de grote schare overlevenden van de verdrukking aanwezig zijn om zorg te dragen voor de situatie en degenen die uit de doden worden opgewekt in te lichten over de „nieuwe aarde” onder de „nieuwe hemelen” (2 Petrus 3:13). Nu reeds wordt de grote schare hiervoor georganiseerd. Aangezien er thans volgens de berichten minder dan 9000 geestelijke broeders van Jezus op aarde zijn, zouden de overlevenden uit hun midden in elk geval te gering in aantal zijn om zorg te dragen voor al het voorbereidende werk dat aan de algemene opstanding voorafgaat (Ezechiël 39:8-16). Wat dit betreft zullen de leden van de grote schare, wier aantal in de miljoenen loopt, dus schitterend werk kunnen doen. En dat voorrecht is ongetwijfeld voor hen weggelegd.
14. (a) Waar worden vele leden van de grote schare momenteel voor opgeleid, en waarom moet een aantal van hen nu verantwoordelijkheid op zich nemen? (b) Welke gebeurtenissen moeten binnenkort plaatsvinden, en welk werk wacht de andere schapen?
14 Vele leden van de grote schare ontvangen reeds een opleiding in gemeentelijke verantwoordelijkheden en door middel van bouwprogramma’s die onder leiding van Gods organisatie over de gehele aarde worden uitgevoerd. En het is aanmoedigend te zien dat er nog meer geestelijk rijpe mannen van de grote schare een toewijzing ontvangen om grotere verantwoordelijkheid op zich te nemen in de organisatie die Jehovah thans op aarde laat functioneren. De overgebleven leden van de gezalfden raken op leeftijd en zijn minder goed in staat de lading verantwoordelijkheid te dragen. Deze broeders van de Koning zijn blij met de liefdevolle organisatorische assistentie die geestelijk bekwame ouderlingen en dienaren in de bediening uit het midden der andere schapen in staat zijn te geven. Zeer binnenkort zal Babylon de Grote van het aardse toneel verwijderd worden. Dan zal, zoals Openbaring 19:1-8 te kennen geeft, het huwelijk van het Lam met zijn voltallige uit 144.000 leden bestaande bruid in de hemel voltrokken worden, en de andere schapen, die als een nieuwe aarde onder de nieuwe hemelen dienen, zullen de Koning vertegenwoordigen bij het verrichten van het grootse herstellingswerk dat zal voortduren totdat de gehele aarde een bevolkt paradijs tot Jehovah’s lof is geworden. — Jesaja 65:17; vergelijk Jesaja 61:4-6.
15. Welke verwachtingen koestert de grote schare met betrekking tot het Millennium?
15 Gedurende Christus’ duizendjarige regering, wanneer de losgekochte doden van de mensheid worden opgewekt, zal de in leven gebleven grote schare zich in geweldige en buitengewoon eervolle voorrechten verheugen. Zij zullen dan zonen en dochters van de Koning worden. De mogelijkheid bestaat dat zulke zonen uit hun midden de positie van vorsten zullen bekleden, zoals ook de zonen van koning David vorsten waren die verscheidene verantwoordelijkheden droegen.a Dit doet ons denken aan Psalm 45, die gecomponeerd werd met betrekking tot Jehovah’s gezalfde „koning”.
16. Tot wie wordt Psalm 45 in werkelijkheid gericht, en hoe kan dit bewezen worden?
16 Tot welke koning wordt Psalm 45 in werkelijkheid gericht? Tot niemand anders dan Jezus Christus! In Hebreeën 1:9 wordt die toepassing eraan gegeven doordat daar Psalm 45:7 wordt aangehaald, waar staat: „Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad en gij haat goddeloosheid. Daarom heeft God, uw God, u gezalfd met de olie van uitbundige vreugde, meer dan uw deelgenoten.” Psalm 45:16 wordt dus in werkelijkheid tot de verheerlijkte Jezus Christus gericht wanneer daar wordt gezegd: „In de plaats van uw voorvaders zullen uw zonen blijken te zijn, die gij tot vorsten zult aanstellen op de gehele aarde.”
17. Naar wat en naar wie gaat de belangstelling van de Koning, Jezus Christus, speciaal uit?
17 Terecht is Jezus meer geïnteresseerd in zijn toekomst als regerende Koning dan in zijn aardse verleden. Natuurlijk vergeet hij dat verleden niet en zeker is hij zijn menselijke voorvaders die betrokken waren bij Jehovah’s belofte om alle families door bemiddeling van het Abrahamitische Zaad te zegenen, niet vergeten. Maar nu gaat zijn voornaamste belangstelling uit naar de onmiddellijke toekomst zoals die besloten ligt in het voornemen van Degene die hem tot Koning heeft aangesteld, Jehovah God. Jezus’ belangstelling gaat nu dus niet zozeer uit naar zijn aardse voorvaders maar veeleer naar zijn aardse kinderen, vooral naar de zonen onder hen die ervoor in aanmerking komen onder zijn leiding de positie van vorsten te bekleden.
18. Hoe laten bepaalde weergaven van Psalm 45:16 uitkomen dat Jezus meer geïnteresseerd is in vorstelijke zonen dan in zijn aardse voorvaders?
18 Verscheidene bijbelvertalingen laten uitkomen dat Jezus meer geïnteresseerd is in vorstelijke zonen dan in voorvaders. Hier volgt hoe enkele van deze vertalingen Psalm 45:16 weergeven: „In de plaats uwer vaderen zullen uw zonen komen, gij zult hen aanstellen tot vorsten in het gansche land” (vers 17, Leidse Vertaling). „Op de plaats uwer vaderen zullen uw zonen staan, gij zult hen tot vorsten stellen over het ganse land” (vers 17, Nieuwe Vertaling van het Nederlands Bijbelgenootschap). „In plaats van uwe vaderen worden zonen U geboren; Gij zult hen tot vorsten aanstellen over geheel de aarde.” — Psalm 44:17, Nederlandse Professorenbijbel.
19. Welke gemeentelijke verantwoordelijkheid rust thans op bepaalde mannen die tot de grote schare behoren, en tot welke positie kan de Koning, Jezus Christus, hen gedurende zijn duizendjarige regering aanstellen?
19 Tot onze grote vreugde bevinden zich toekomstige vorsten in ons midden. Zij worden aangetroffen onder de andere schapen die naar de stem van de Voortreffelijke Herder, Jezus Christus, luisteren. Vooral sedert 1935 hebben zij ernaar geluisterd, toen op het in Washington D.C. (VS) gehouden congres van Jehovah’s Getuigen Openbaring 7:9-17 werd verklaard. In deze tijd dienen duizenden leden van deze grote schare andere schapen als ouderlingen, of opzieners, in de meer dan 57.670 gemeenten van Jehovah’s Getuigen in 212 landen over de hele wereld. Doordat deze mannen in verbondenheid met het overblijfsel van Jezus’ geestelijke broeders die nog op aarde zijn, georganiseerd blijven, komen zij ervoor in aanmerking gedurende de duizendjarige regering van de Koning, Jezus Christus, over de beloofde nieuwe aarde volledig aangenomen te worden als zijn aardse zonen (2 Petrus 3:13). Als zodanig bestaat de mogelijkheid dat zij als vorsten worden aangesteld om dienst te verrichten in de nieuwe aarde.
20. (a) Hoe zal de Koning tegenover deze door hem aangestelde personen op aarde staan? (b) Wie zullen door de grote schare welkom geheten worden, en welke gelegenheid wordt deze teruggekeerde personen geboden?
20 De Koning, Jezus Christus, zal deze nieuw aangestelde vorsten heel graag erkennen, precies zoals hij nu erkent dat getrouwe andere schapen in de hedendaagse gemeenten van Jehovah’s Getuigen het opzicht hebben. Alle leden van de grote schare andere schapen — zowel de vrouwen als de mannen — zullen het opwindende voorrecht hebben al degenen welkom te heten die op het horen van Jezus’ stem uit de doden zullen opstaan en de gelegenheid zullen ontvangen om eeuwig leven in menselijke volmaaktheid te verkrijgen op een gereinigde aarde die in een wereldomvattend paradijs veranderd zal worden (Johannes 5:28, 29). Tot die zeer begunstigde uit de doden opgewekte personen zullen ook de losgekochte voorvaders van Jezus Christus behoren, mannen des geloofs die bereid waren tot in de dood hun toewijding jegens Jehovah God te tonen in de hoop tot „een betere opstanding” te geraken (Hebreeën 11:35). Maar gedurende de duizendjarige regering van hun Loskoper-Koning, Jezus Christus, tot volmaakt menselijk leven opgeheven te worden, is slechts het begin. Door onder leiding van Jehovah God onverbrekelijk georganiseerd te blijven gedurende de laatste beproeving waaraan de herstelde mensheid aan het einde van het Millennium onderworpen zal worden, zullen zij zich waardig betonen als het aardse deel van Jehovah’s universele organisatie gerechtvaardigd te worden tot eeuwig leven in het Paradijs. — Matthéüs 25:31-46; Openbaring 20:1–21:1.
[Voetnoten]
a Vergelijk 2 Samuël 8:18, Nieuwe-Wereldvertaling, Studiebijbel, voetnoot.
Wat zou u antwoorden?
◻ Welke tijdsperiode heeft Jehovah opzij gezet om de gehele mensheid te zegenen?
◻ Alleen door in welke verhouding tot elkaar te blijven, kunnen wij de grote verdrukking overleven?
◻ Wat betekent het dat de schapen ’het koninkrijk beërven dat sedert de grondlegging der wereld voor hen is bereid’?
◻ Welke voorrechten kan de grote schare gedurende het Millennium ten deel vallen?