-
’De geopenbaarde dingen behoren aan ons’De Wachttoren 1986 | 15 mei
-
-
Jehovah’s geopenbaarde geheimen
3. Welke openbaringen van zijn voornemen heeft Jehovah Adam en Eva gegeven?
3 Gelukkig is Jehovah heel royaal geweest in het openbaren van kennis. Vanaf de tijd van de schepping heeft God zijn aanbidders geleidelijk alle inlichtingen gegeven die zij onder verschillende omstandigheden nodig hadden (Spreuken 11:9; Prediker 7:12). In het begin legde hij uit dat de aarde en het dierenleven erop onderworpen zouden zijn aan Adam en Eva en hun nakomelingen (Genesis 1:28, 29). Maar Satan bracht Adam en Eva er door zijn invloed toe te zondigen, en het werd nu moeilijk om te zien hoe het goddelijke voornemen tot Gods heerlijkheid verwezenlijkt zou kunnen worden. Jehovah ging er echter al gauw toe over opheldering te geven. Hij onthulde dat er na verloop van tijd een rechtvaardige nakomeling, een rechtvaardig „zaad”, zou komen die de werken van Satan en zijn volgelingen teniet zou doen. — Genesis 3:15.
4, 5. Welke verdere openbaringen gaf Jehovah, en via welke menselijke kanalen?
4 Godvrezende mannen en vrouwen zullen ongetwijfeld veel vragen over dat Zaad gehad hebben. Wie zou dit zijn? Wanneer zou hij komen? Hoe zou hij de mensheid tot voordeel strekken? Naarmate de eeuwen verstreken, verschafte Jehovah verdere openbaringen over zijn voornemens, en uiteindelijk beantwoordde hij al deze vragen. Vóór de Vloed inspireerde hij Henoch tot het uitspreken van een profetie over de komende vernietiging van Satans zaad (Judas 14, 15). Ongeveer 2400 jaar vóór onze gewone tijdrekening vertrouwde hij Noach de openbaring toe dat menselijk leven en bloed heilig zijn — een waarheid die ten tijde van de komst van het beloofde Zaad van het allergrootste belang zou zijn. — Genesis 9:1-7.
5 Na Noachs tijd openbaarde Jehovah uiterst belangrijke kennis via andere getrouwe patriarchen. In de twintigste eeuw v.G.T. kwam Abraham te weten dat het beloofde Zaad een van zijn nakomelingen zou zijn (Genesis 22:15-18). Deze belofte werd het onschatbare bezit van Abrahams zoon Isaäk en kleinzoon Jakob (die later de naam Israël kreeg) (Genesis 26:3-5; 28:13-15). Via Jakob openbaarde Jehovah vervolgens dat dit Zaad, „Silo”, een machtig regeerder zou zijn die in de geslachtslijn van zijn zoon Juda geboren zou worden. — Genesis 49:8-10.
-
-
’De geopenbaarde dingen behoren aan ons’De Wachttoren 1986 | 15 mei
-
-
7, 8. (a) Welke verdere inlichtingen openbaarde Jehovah over het toekomstige Zaad? (b) Hoe werden „de geopenbaarde dingen” bewaard, en wie openbaarde het juiste begrip van zulke dingen?
7 Na verloop van tijd gaf Jehovah meer openbaringen over het Zaad. Via de psalmist openbaarde God dat de natiën zijn Zaad zouden verwerpen, maar dat het Zaad met Jehovah’s hulp zou triomferen (Psalm 2:1-12). Via Jesaja openbaarde hij dat het Zaad de „Vredevorst” zou zijn, maar ook dat hij wegens de zonden van anderen lijden zou ondergaan (Jesaja 9:6; 53:3-12). In de achtste eeuw v.G.T. openbaarde Jehovah zelfs de plaats waar het Zaad geboren zou worden, en in de zesde eeuw v.G.T. onthulde hij het tijdschema voor zijn bediening. — Micha 5:2; Daniël 9:24-27.
-
-
’De geopenbaarde dingen behoren aan ons’De Wachttoren 1986 | 15 mei
-
-
11, 12. Wat waren enkele van de schitterende openbaringen die via dit nieuwe kanaal werden gegeven?
11 Deze nieuwe „heilige geheimen” waren opgebouwd rondom het centrale feit dat Jezus Christus, het beloofde Zaad, was verschenen (Galáten 3:16). Jezus was „Silo”, degene die het recht had de mensheid te regeren, en Jehovah stelde hem aan tot Koning van het Koninkrijk dat uiteindelijk het Paradijs op deze aarde zou herstellen (Jesaja 11:1-9; Lukas 1:31-33). Jezus was ook Jehovah’s aangestelde Hogepriester, die zijn onbezoedelde, volmaakte leven als een losprijs voor de mensheid gaf — een werkelijk wonderbaarlijke toepassing van het beginsel van de heiligheid van bloed (Hebreeën 7:26; 9:26). De gelovige mensheid had voortaan de hoop het volmaakte menselijke leven dat Adam had verbeurd, te herwinnen. — 1 Johannes 2:1, 2.
12 Dit beloofde Zaad was ook een middelaar, die tussen zijn volgelingen en zijn hemelse Vader een nieuw verbond tot stand bracht dat het oude Wetsverbond verving (Hebreeën 8:10-13; 9:15). Op basis van dit nieuwe verbond verving de prille christelijke gemeente de natie van het vleselijke Israël en werden de leden ervan een geestelijk Israël, samen met Jezus een geestelijk ’zaad van Abraham’ en beheerders van „de geopenbaarde dingen” (Galáten 3:29; 6:16; 1 Petrus 2:9). Bovendien gebeurde er iets wat ondenkbaar was voor de joden: heidenen werden uitgenodigd om deel uit te maken van dat nieuwe geestelijke Israël! (Romeinen 2:28, 29) Samen ontvingen joodse en niet-joodse geestelijke Israëlieten de opdracht mensen overal op aarde tot discipelen van Jezus te maken (Matthéüs 28:19, 20). Aldus kregen „de geopenbaarde dingen” een internationaal aspect.
-