-
Jehovah’s soevereiniteit en het koninkrijk GodsDe Wachttoren 2007 | 1 december
-
-
9 Bij het uitspreken van het vonnis over Satan onthulde Jehovah een nieuwe uiting van zijn soevereiniteit, een instrument om de vrede en orde in zijn hele domein te herstellen. Tegen Satan zei God: „Ik zal vijandschap stellen tussen u en de vrouw en tussen uw zaad en haar zaad. Hij zal u in de kop vermorzelen en gij zult hem in de hiel vermorzelen” (Genesis 3:15). Zo onthulde Jehovah dat het zijn voornemen was een „zaad” te machtigen om Satan en zijn legers te verpletteren en de rechtmatigheid van Zijn soevereiniteit te bewijzen. — Psalm 2:7-9; 110:1, 2.
10. (a) Wie bleek het „zaad” te zijn? (b) Wat zei Paulus over de verwezenlijking van de eerste profetie?
10 Dat „zaad” bleek Jezus Christus te zijn, samen met een selecte groep mederegeerders. Met elkaar vormen ze Gods Messiaanse koninkrijk (Daniël 7:13, 14, 27; Mattheüs 19:28; Lukas 12:32; 22:28-30). Dat alles werd echter niet onmiddellijk onthuld. De verwezenlijking van de eerste profetie bleef in feite ’een tijdenlang verzwegen heilig geheim’ (Romeinen 16:25). Eeuwenlang zagen gelovige mannen uit naar de tijd dat „het heilige geheim” onthuld zou worden en de eerste profetie in vervulling zou gaan ter rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit. — Romeinen 8:19-21.
„Het heilige geheim” progressief onthuld
11. Wat liet Jehovah Abraham weten?
11 In de loop van de tijd maakte Jehovah progressief aspecten van „het heilige geheim van het koninkrijk Gods” bekend (Markus 4:11). Tot degenen aan wie Jehovah ze onthulde, behoorde Abraham, een man die „Jehovah’s vriend” werd genoemd (Jakobus 2:23). Jehovah beloofde Abraham dat Hij hem „tot een grote natie” zou maken. Later liet God Abraham bovendien weten dat er ’koningen uit hem zouden voortkomen’ en dat ’door bemiddeling van zijn zaad alle naties der aarde zich stellig zouden zegenen’. — Genesis 12:2, 3; 17:6; 22:17, 18.
12. Hoe manifesteerde Satans zaad zich na de Vloed?
12 Tegen de tijd van Abraham waren er al mensen geweest die zich tot heerser hadden opgeworpen. Zo zegt de Bijbel over Nimrod, de achterkleinzoon van Noach: „Hij maakte er een begin mee een geweldige te worden op de aarde. Hij deed zich kennen als een geweldig jager gekant tegen Jehovah” (Genesis 10:8, 9). Het is duidelijk dat Nimrod en andere heersers die zich de macht hadden toegeëigend, marionetten in Satans handen waren. Zij en hun aanhangers gingen deel uitmaken van Satans zaad. — 1 Johannes 5:19.
13. Wat voorzei Jehovah via Jakob?
13 Wat Satan ook onderneemt om menselijke heersers voort te brengen, Jehovah’s voornemen blijft van kracht. Via Abrahams kleinzoon Jakob onthulde Jehovah: „De scepter zal van Juda niet wijken, noch de gebiedersstaf van tussen zijn voeten, totdat Silo komt; en aan hem zal de gehoorzaamheid der volken behoren” (Genesis 49:10). De term Silo betekent „Hij van wie het is; Hij aan wie het toebehoort”. Die profetische woorden duidden er dan ook op dat er iemand zou komen die het wettelijke recht had „de scepter” of soevereiniteit en „de gebiedersstaf” of heerschappij over de „volken” of de hele mensheid te ontvangen. Wie zou dat zijn?
„Totdat Silo komt”
14. Welk verbond sloot Jehovah met David?
14 De eerste van Juda’s nakomelingen die door Jehovah werd uitverkoren om koning over zijn volk te zijn, was de herder David, een zoon van Isaï (1 Samuël 16:1-13).a Ondanks zijn zonden en fouten genoot David Jehovah’s gunst wegens zijn loyaliteit aan Jehovah’s soevereiniteit. Jehovah sloot een verbond met David waardoor er meer licht op de Edense profetie werd geworpen. Hij zei: „Ik [zal] stellig uw zaad na u verwekken, dat uit uw inwendige delen zal komen; en ik zal zijn koninkrijk waarlijk stevig bevestigen.” Dat zou niet alleen op Davids zoon en opvolger Salomo slaan, want het verbond vermeldde: „Ik zal de troon van zijn koninkrijk stellig tot onbepaalde tijd stevig bevestigen.” Uit dat davidische verbond bleek dat het beloofde Koninkrijkszaad mettertijd via de geslachtslijn van David zou komen. — 2 Samuël 7:12, 13.
15. Waarom kon het koninkrijk Juda als een voorafbeelding van Gods koninkrijk worden beschouwd?
15 Met David begon een dynastie van koningen die door de hogepriester met heilige olie werden gezalfd. Die koningen konden daarom gezalfden of messiassen worden genoemd (1 Samuël 16:13; 2 Samuël 2:4; 5:3; 1 Koningen 1:39). Van hen werd gezegd dat ze op Jehovah’s troon zaten en voor Jehovah als koningen in Jeruzalem regeerden (2 Kronieken 9:8). In die zin was het koninkrijk Juda een afbeelding van Gods koninkrijk en een uiting van Jehovah’s soevereiniteit.
16. Wat waren de resultaten van de regering van de Judese koningen?
16 Als de koning en het volk zich aan Jehovah’s soevereiniteit onderwierpen, genoten ze Zijn bescherming en zegen. Vooral de regering van Salomo was een tijd van ongekende vrede en voorspoed; ze verschafte een profetische glimp van de regering van Gods koninkrijk wanneer het totaal gedaan zal zijn met Satans invloed en Jehovah’s soevereiniteit gerechtvaardigd zal zijn (1 Koningen 4:20, 25). Helaas hielden de meeste koningen in de davidische geslachtslijn zich niet aan Jehovah’s vereisten, en het volk verviel tot afgoderij en immoraliteit. Ten slotte liet Jehovah toe dat het koninkrijk in 607 v.G.T. door de Babyloniërs werd vernietigd. Satan leek geslaagd te zijn in zijn poging Jehovah’s soevereiniteit te schande te maken.
17. Waaruit blijkt dat Jehovah ondanks de omverwerping van het davidische koninkrijk de macht nog steeds in handen had?
17 De omverwerping van het davidische koninkrijk — en de eerdere omverwerping van het noordelijke koninkrijk Israël — bewees niet dat Jehovah’s soevereiniteit gefaald had of dat er iets aan mankeerde. Wel bleek eruit wat de droevige gevolgen zijn van Satans invloed en waartoe het leidt als de mens zich onafhankelijk van God opstelt (Spreuken 16:25; Jeremia 10:23). Om duidelijk te maken dat hij nog steeds zijn soevereiniteit uitoefende, verklaarde Jehovah bij monde van de profeet Ezechiël: „Verwijder de tulband en zet af de kroon. . . . Tot een puinhoop, een puinhoop, een puinhoop zal ik ze maken. Ook wat deze aangaat, ze zal stellig van niemand worden totdat hij komt die het wettelijke recht heeft, en ik moet het aan hem geven” (Ezechiël 21:26, 27). Uit die woorden blijkt dat het beloofde „zaad”, hij „die het wettelijke recht” had, nog moest komen.
18. Wat maakte de engel Gabriël aan Maria bekend?
18 Laten we ons nu verplaatsen naar omstreeks het jaar 2 v.G.T. De engel Gabriël werd naar Maria gezonden, een maagd die in Nazareth woonde, een Galilese stad in het noorden van Palestina. Hij maakte bekend: „Zie! gij zult in uw schoot ontvangen en een zoon baren, en gij moet hem de naam Jezus geven. Deze zal groot zijn en de Zoon van de Allerhoogste worden genoemd; en Jehovah God zal hem de troon van zijn vader David geven, en hij zal voor eeuwig als koning over het huis van Jakob regeren en aan zijn koninkrijk zal geen einde zijn.” — Lukas 1:31-33.
19. Voor welke opwindende gebeurtenissen was de tijd aangebroken?
19 Eindelijk was de tijd aangebroken voor de onthulling van „het heilige geheim”. Weldra zou de Voornaamste van het beloofde „zaad” verschijnen (Galaten 4:4; 1 Timotheüs 3:16). Hij zou door Satan in de hiel vermorzeld worden. Maar dat „zaad” zal op zijn beurt Satans kop vermorzelen en hem en al zijn trawanten uitschakelen. Hij zou er ook van getuigen dat door middel van het koninkrijk Gods alle door Satan aangerichte schade ongedaan gemaakt zal worden en Jehovah’s soevereiniteit wordt gerechtvaardigd (Hebreeën 2:14; 1 Johannes 3:8).
-
-
Ben je voor Jehovah’s soevereiniteit?De Wachttoren 2007 | 1 december
-
-
Ben je voor Jehovah’s soevereiniteit?
„Zegt onder de natiën: ’Jehovah zelf is koning geworden.’” — PSALM 96:10.
1, 2. (a) Welke gedenkwaardige gebeurtenis deed zich omstreeks oktober 29 G.T. voor? (b) Wat betekende die gebeurtenis voor Jezus?
OMSTREEKS oktober 29 G.T. deed zich een gedenkwaardige gebeurtenis voor, iets wat nog nooit op aarde was gezien. De evangelieschrijver Mattheüs bericht: „Nadat Jezus was gedoopt, kwam hij onmiddellijk omhoog uit het water; en zie! de hemelen werden geopend, en [Johannes de Doper] zag Gods geest gelijk een duif neerdalen en op [Jezus] komen. Zie! Ook kwam er een stem uit de hemelen, die zei: ’Dit is mijn Zoon, de geliefde, die ik heb goedgekeurd.’” Dit was een van de weinige gebeurtenissen waarover alle vier de evangelieschrijvers hebben bericht. — Mattheüs 3:16, 17; Markus 1:9-11; Lukas 3:21, 22; Johannes 1:32-34.
2 Door die zichtbare uitstorting van heilige geest werd Jezus geïdentificeerd als de Gezalfde, wat de betekenis is van de termen Messias en Christus (Johannes 1:33). Eindelijk was het beloofde „zaad” verschenen! Johannes de Doper had hier de man voor zich staan wiens hiel door Satan vermorzeld zou worden en die zelf de kop van die aartsvijand van Jehovah en Zijn soevereiniteit zou vermorzelen (Genesis 3:15). Vanaf dat moment was Jezus zich er ten volle van bewust dat hij zich moest inspannen om Jehovah’s voornemen met betrekking tot Zijn soevereiniteit en het Koninkrijk te vervullen.
3. Hoe bereidde Jezus zich voor op zijn rol in het hooghouden van Jehovah’s soevereiniteit?
3 Ter voorbereiding op de taak die hem wachtte, ’keerde Jezus, vervuld van heilige geest, terug van de Jordaan, en hij werd door de geest in de wildernis rondgevoerd’ (Lukas 4:1; Markus 1:12). Daar had Jezus veertig dagen de tijd om diep te mediteren over de soevereiniteitsstrijdvraag die Satan had opgeworpen en over de weg die hij moest bewandelen om Jehovah’s soevereiniteit hoog te houden. Bij die strijdvraag zijn alle met verstand begiftigde schepselen in de hemel en op aarde betrokken. We doen er dus goed aan Jezus’ loopbaan van getrouwheid te beschouwen om te zien wat wij moeten doen om te tonen dat ook wij Jehovah’s soevereiniteit hoog willen houden. — Job 1:6-12; 2:2-6.
Soevereiniteitsstrijdvraag komt centraal te staan
4. Door welk optreden van Satan kwam de soevereiniteitsstrijdvraag centraal te staan?
4 Natuurlijk ontsnapte geen van de zojuist genoemde gebeurtenissen aan Satans aandacht. Hij liet geen tijd verloren gaan en opende de aanval op het voornaamste „zaad” van Gods „vrouw” (Genesis 3:15). Satan verzocht Jezus drie keer door hem aan te moedigen tot dingen waarmee zijn eigenbelang gediend leek in plaats van de dingen die zijn Vader van hem verlangde. Vooral bij de derde verzoeking draaide het om de soevereiniteitsstrijdvraag. Satan toonde Jezus „alle koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid” en zei schaamteloos tegen hem: „Al deze dingen zal ik u geven indien gij neervalt en een daad van aanbidding jegens mij verricht.” Jezus was zich er terdege van bewust dat de Duivel inderdaad de macht had over „alle koninkrijken der wereld” en maakte zijn standpunt inzake de soevereiniteitsstrijdvraag duidelijk door te antwoorden: „Ga weg, Satan! Want er staat geschreven: ’Jehovah, uw God, moet gij aanbidden en voor hem alleen heilige dienst verrichten.’” — Mattheüs 4:8-10.
5. Welke moeilijke taak moest Jezus volbrengen?
5 Uit Jezus’ levenswandel bleek duidelijk dat het hooghouden van Jehovah’s soevereiniteit zijn primaire doel was. Jezus wist heel goed dat hij getrouw moest blijven tot zijn dood door Satans hand — profetisch voorzegd als de vermorzeling van de hiel van het „zaad” van de vrouw — om de rechtmatigheid van Gods soevereiniteit te bewijzen (Mattheüs 16:21; 17:12). Hij moest ook uitleggen dat het koninkrijk Gods het instrument is waarvan Jehovah zich bedient om de opstandeling Satan te bedwingen en de vrede en orde in de hele schepping te herstellen (Mattheüs 6:9, 10). Wat deed Jezus om die moeilijke taak te volbrengen?
„Het koninkrijk Gods is nabij gekomen”
6. Hoe maakte Jezus bekend dat het Koninkrijk het middel is waarvan God zich zal bedienen om „de werken van de Duivel te verbreken”?
6 Om te beginnen „ging Jezus naar Galilea en predikte het goede nieuws van God en zei: ’De bestemde tijd is vervuld en het koninkrijk Gods is nabij gekomen’” (Markus 1:14, 15). Hij zei zelfs: „Ik moet . . . het goede nieuws van het koninkrijk Gods bekendmaken, want hiertoe werd ik uitgezonden” (Lukas 4:18-21, 43). Jezus trok het hele land door „terwijl hij het goede nieuws van het koninkrijk Gods predikte en bekendmaakte” (Lukas 8:1). Jezus verrichtte ook veel krachtige werken: hij voedde grote mensenmenigten, bedwong de elementen, genas zieken en wekte doden op. Met deze wonderen bewees Jezus dat God alle schade en al het lijden als gevolg van de opstand in Eden ongedaan kan maken en zo ’de werken van de Duivel kan verbreken’. — 1 Johannes 3:8.
7. Wat droeg Jezus zijn volgelingen op, en met welk resultaat?
7 Om zo veel mogelijk bekendheid te geven aan het goede nieuws van het Koninkrijk, bracht Jezus een groep trouwe volgelingen bijeen om hen in dat werk op te leiden. Eerst stelde hij zijn twaalf apostelen aan en zond „hen uit om het koninkrijk Gods te prediken” (Lukas 9:1, 2). Vervolgens stuurde hij zeventig anderen uit om de boodschap te verkondigen: „Het koninkrijk Gods is nabij u gekomen” (Lukas 10:1, 8, 9). Toen die discipelen terugkeerden en Jezus verslag uitbrachten over het succes dat ze in de Koninkrijksprediking hadden gehad, luidde zijn reactie: „Ik zag Satan reeds als een bliksem uit de hemel gevallen.” — Lukas 10:17, 18.
8. Wat bleek duidelijk uit Jezus’ levenswandel?
8 Jezus deed wat hij kon en liet geen gelegenheid voorbijgaan om van het Koninkrijk te getuigen. Hij werkte onophoudelijk, zwoegde dag en nacht en ontzegde zich zelfs de normale gemakken van het leven. „De vossen hebben holen en de vogels des hemels roestplaatsen, maar de Zoon des mensen heeft geen plaats om zijn hoofd neer te leggen”, zei hij (Lukas 9:58; Markus 6:31; Johannes 4:31-34). Kort voor zijn dood verklaarde Jezus vrijmoedig tegenover Pontius Pilatus: „Hiertoe ben ik in de wereld gekomen, om getuigenis af te leggen van de waarheid” (Johannes 18:37). Uit Jezus’ hele levenswandel bleek dat hij niet enkel gekomen was om een groot onderwijzer of een wonderwerker of zelfs gewoon een zelfopofferende Redder te zijn, maar om Jehovah’s soevereine wil hoog te houden en getuigenis af te leggen van Gods vermogen om die wil via het Koninkrijk te verwezenlijken. — Johannes 14:6.
„Het is volbracht!”
9. Hoe slaagde Satan er ten slotte in de hiel van het „zaad” van Gods vrouw te vermorzelen?
9 Alles wat Jezus met betrekking tot het Koninkrijk deed, beviel de Tegenstander, Satan de Duivel, niet. Herhaaldelijk probeerde Satan door middel van het aardse deel van zijn „zaad” — zowel het politieke als het religieuze gedeelte — het „zaad” van Gods vrouw het zwijgen op te leggen. Vanaf zijn geboorte tot aan het einde van zijn aardse leven was Jezus het mikpunt van Satan en zijn trawanten. Ten slotte, in het voorjaar van 33 G.T., was de tijd gekomen dat de Zoon des mensen aan de Tegenstander overgeleverd werd om door hem in de hiel vermorzeld te worden (Mattheüs 20:18, 19; Lukas 18:31-33). De evangelieverslagen laten duidelijk zien hoe mensen — van Judas Iskariot tot de overpriesters, schriftgeleerden, farizeeën en Romeinen — door Satan werden gemanipuleerd om Jezus te veroordelen en hem een pijnlijke dood aan een martelpaal te laten sterven. — Handelingen 2:22, 23.
10. Wat was het belangrijkste dat Jezus door zijn dood aan de martelpaal tot stand bracht?
10 Wat komt er bij je op als je stilstaat bij Jezus’ langzame en pijnlijke dood aan de martelpaal? Misschien denk je aan het loskoopoffer dat Jezus onzelfzuchtig ten behoeve van de zondige mensheid heeft gebracht (Mattheüs 20:28; Johannes 15:13). Het kan zijn dat je versteld staat van de grote liefde die Jehovah heeft getoond door in dat offer te voorzien (Johannes 3:16). Misschien voel je je als de Romeinse legeroverste die tot de uitspraak kwam: „Waarlijk, dit was Gods Zoon” (Mattheüs 27:54). Dat zijn beslist allemaal juiste reacties. Bedenk echter dat Jezus’ laatste woorden aan de martelpaal waren: „Het is volbracht!” (Johannes 19:30) Wat was er volbracht? Was Jezus, hoewel hij door zijn leven en dood veel heeft bereikt, niet in de eerste plaats naar de aarde gekomen om de strijdvraag inzake Jehovah’s soevereiniteit te beslechten? En was er niet voorzegd dat hij als het „zaad” door Satan tot het uiterste beproefd zou worden om Jehovah’s naam van alle smaad te zuiveren? (Jesaja 53:3-7) Dat waren zware verantwoordelijkheden, maar Jezus heeft zich daar in elk opzicht van gekweten. Hij heeft het volbracht!
11. Wat zal Jezus doen om de Edense profetie volkomen te vervullen?
11 Wegens zijn getrouwheid en loyaliteit kreeg Jezus een opstanding, niet als mens, maar als „een levengevende geest” (1 Korinthiërs 15:45; 1 Petrus 3:18). Jehovah’s belofte aan zijn verheerlijkte Zoon luidde: „Zit aan mijn rechterhand, totdat ik uw vijanden tot een voetbank voor uw voeten stel” (Psalm 110:1). Tot de „vijanden” behoren de voornaamste boosdoener, Satan, en al degenen die zijn „zaad” vormen. Als Koning van Jehovah’s Messiaanse koninkrijk zal Jezus Christus het voortouw nemen bij het verdelgen van alle opstandelingen, in het geestenrijk en op aarde (Openbaring 12:7-9; 19:11-16; 20:1-3, 10). Dat zal de volledige vervulling brengen van de profetie in Genesis 3:15 en van het gebed dat Jezus zijn volgelingen heeft geleerd: „Uw koninkrijk kome. Uw wil geschiede, gelijk in de hemel, zo ook op aarde.” — Mattheüs 6:10; Filippenzen 2:8-11.
-