SCHALMEI
Een buisvormig blaasinstrument (Ge 4:21). Omdat de bijbel geen beschrijving geeft van het muziekinstrument dat in het Hebreeuws ʽoe·ghavʹ wordt genoemd, kan er niet precies worden vastgesteld wat voor instrument ermee bedoeld wordt; enkele bijbelvertalingen geven het Hebreeuwse woord echter weer met „schalmei” (Job 21:12; 30:31, KB; LV; NW; OB; Ps 150:4, KB; LV; NW). De schalmei is dus het eerste (waarschijnlijk houten) blaasinstrument dat in de Schrift wordt genoemd. Jubal (de zevende generatie vanaf Adam) wordt geïdentificeerd als „de stamvader [lett.: vader] . . . van allen die . . . de schalmei [of: fluit] hanteren” (Ge 4:21, vtn.). Dit duidt er mogelijk op dat hij de initiator was van een beroep, hetzij in de zin dat de instrumenten beroepsmatig werden vervaardigd of dat ze door beroepsmusici werden bespeeld.
Hoewel de ʽoe·ghavʹ nergens wordt genoemd als instrument voor de tempelmuziek, geloven sommige geleerden dat deze naam een algemene term werd, waarmee alle houten blaasinstrumenten werden aangeduid. Oorspronkelijk kan het echter een specifiek instrument zijn geweest, misschien een fluit of mogelijk een aantal pijpen van verschillende lengte die aan één kant afgesloten waren en aan de andere kant werden aangeblazen. Het in het orkest van Nebukadnezar bespeelde instrument dat met het Aramese woord masj·rō·qiʹ wordt aangeduid („schalmei”, Da 3:5, 7, 10, 15, AT; Mo; NW; RS), komt wellicht met de Hebreeuwse ʽoe·ghavʹ overeen.