HOOFDSTUK 2
‘God keurde hun gaven goed’
FOCUS: De zuivere aanbidding van Jehovah door de eeuwen heen
1-3. (a) Welke vragen gaan we bespreken? (b) Over welke vier belangrijke elementen van zuivere aanbidding gaan we het hebben? (Zie beginplaatje.)
ABEL kijkt eens goed naar zijn kudde. Hij heeft deze dieren al vanaf hun geboorte met liefde gehoed. Nu kiest hij er een paar uit, slacht ze en biedt ze als offer aan God aan. Zal deze daad van aanbidding door een onvolmaakt mens aanvaardbaar zijn voor Jehovah?
2 Paulus werd ertoe geïnspireerd over Abel te schrijven: ‘God keurde zijn gaven goed.’ Maar Jehovah wees Kaïns offer af. (Lees Hebreeën 11:4.) Dat roept belangrijke vragen op. Waarom aanvaardde Jehovah wel de aanbidding van Abel maar niet die van Kaïn? Wat kunnen we leren van de voorbeelden van Kaïn en Abel en van anderen die in Hebreeën 11 vermeld worden? De antwoorden zullen ons helpen beter te begrijpen wat er bij zuivere aanbidding betrokken is.
3 We gaan in het kort bespreken hoe Jehovah aanbeden werd vanaf de tijd van Abel tot die van Ezechiël. Let daarbij op een combinatie van vier belangrijke elementen waar aanbidding volgens Jehovah aan moet voldoen: Jehovah moet de ontvanger ervan zijn, de aanbidding moet van de allerbeste kwaliteit zijn, de manier waarop moet voor Jehovah aanvaardbaar zijn en het motief van de aanbidder moet zuiver zijn.
Waarom werd Kaïns offer afgekeurd?
4, 5. Wat kan Kaïn tot de conclusie hebben gebracht dat Jehovah de ontvanger van zijn offer moest zijn?
4 Lees Genesis 4:2-5. Kaïn koos er bewust voor een offer aan Jehovah te brengen. Hij had volop tijd en mogelijkheden om Jehovah te leren kennen. Hij en zijn broer Abel waren misschien al tegen de 100 toen ze hun offer brachten.a Als kind hadden ze al van de tuin van Eden gehoord en konden ze dat prachtige park misschien zelfs in de verte zien. Ongetwijfeld hebben ze de cherubs gezien die de toegang tot de tuin bewaakten (Gen. 3:24). Ze hebben van hun ouders vast gehoord dat Jehovah al het leven geschapen had en dat zijn oorspronkelijke voornemen met de mensen heel anders was dan wat ze nu meemaakten — een langzame aftakeling die zou eindigen in de dood (Gen. 1:24-28). Misschien is Kaïn door die dingen tot de conclusie gekomen dat God de ontvanger van zijn offer moest zijn.
5 Wat kan Kaïn daar nog meer toe hebben bewogen? Jehovah had voorspeld dat er een ‘nageslacht’ zou komen, iemand die de kop zou verbrijzelen van ‘de slang’ die Eva ertoe had verleid zo’n afschuwelijke keus te maken (Gen. 3:4-6, 14, 15). Kaïn heeft als eerstgeboren zoon misschien gedacht dat hij het beloofde nageslacht was (Gen. 4:1). En Jehovah had niet alle communicatie met zondige mensen stopgezet. Zelfs nadat Adam had gezondigd, praatte Jehovah met hem, kennelijk via een engel (Gen. 3:8-10). Jehovah praatte ook met Kaïn nadat hij zijn offer had gebracht (Gen. 4:6). Kaïn wist ongetwijfeld dat Jehovah het recht heeft om aanbeden te worden.
6, 7. Was er iets mis met de kwaliteit van Kaïns offer of de manier waarop hij het bracht? Leg uit.
6 Waarom keurde Jehovah Kaïns offer dan niet goed? Was er iets mis met de kwaliteit van het offer? De Bijbel zegt daar niets over. Er staat alleen dat Kaïn een offer bracht ‘van de opbrengst van het land’. Uit de wet die Jehovah later aan Mozes gaf, blijkt dat zulke offers aanvaardbaar waren (Num. 15:8, 9). Denk ook aan de omstandigheden. Op dit punt in de geschiedenis aten mensen alleen plantaardig voedsel (Gen. 1:29). En omdat de grond buiten Eden door God vervloekt was, had Kaïn hard gewerkt voor het offer dat hij bracht (Gen. 3:17-19). Hij offerde voedsel waarvoor hij gezwoegd had en dat hem in leven kon houden! Toch keurde Jehovah Kaïns offer af.
7 Was er dan iets mis met de manier waarop het offer werd gebracht? Offerde Kaïn het niet op een aanvaardbare manier? Dat lijkt onwaarschijnlijk. Waarom? Toen Jehovah Kaïns offer afwees, veroordeelde hij niet de manier waarop het offer was gebracht. Er wordt zelfs niets gezegd over hoe Kaïn en Abel hun offer brachten. Wat was dan het probleem?
8, 9. (a) Waarom keurde Jehovah Kaïn en zijn offer af? (b) Wat is je opgevallen aan het Bijbelverslag over Kaïn en Abel?
8 Paulus’ geïnspireerde woorden aan de Hebreeën laten uitkomen dat Kaïns motief voor het brengen van het offer niet zuiver was. Kaïn had geen geloof (Hebr. 11:4; 1 Joh. 3:11, 12). Daarom keurde Jehovah Kaïn zelf af en niet alleen zijn offer (Gen. 4:5-8). Als liefdevolle Vader probeerde Jehovah zijn zoon vriendelijk te corrigeren. Maar Kaïn sloeg Jehovah’s helpende hand als het ware weg. In zijn figuurlijke hart woekerden werken van het onvolmaakte vlees: ‘vijandschap, ruzie, jaloezie’ (Gal. 5:19, 20). Kaïns slechte hart maakte eventuele positieve aspecten van zijn aanbidding waardeloos. Zijn voorbeeld leert ons dat er voor zuivere aanbidding meer nodig is dan zichtbare uitingen van toewijding aan Jehovah.
9 In het Bijbelverslag staat veel over Kaïn: we lezen wat Jehovah tegen hem zegt en wat hij antwoordt, en we weten zelfs de namen van zijn kinderen en een aantal dingen die ze deden (Gen. 4:17-24). Maar er staat niet in of Abel kinderen had, en niets van wat hij heeft gezegd is in de Bijbel bewaard gebleven. Toch spreken Abels daden nog steeds. Hoe dan?
Abel geeft het goede voorbeeld
10. Welk voorbeeld gaf Abel op het gebied van zuivere aanbidding?
10 Abel bracht zijn offer aan Jehovah omdat hij wist dat Hij de enige ontvanger is die er recht op heeft. Hij bracht een offer van de allerbeste kwaliteit — hij koos ‘enkele eerstgeboren dieren van zijn kudde’. Hoewel het verslag niet zegt of hij ze op een altaar offerde, was de manier waarop hij zijn offer bracht duidelijk aanvaardbaar. Maar wat opvalt aan Abels offer — het voorbeeld waar we na 6000 jaar nog steeds veel van kunnen leren — is zijn motief om het te brengen. Abels motief was geloof in Jehovah en liefde voor Zijn rechtvaardige normen. Hoe weten we dat?
11. Waarom noemde Jezus Abel rechtvaardig?
11 Sta eerst eens stil bij wat Jezus over Abel zei. Hij kende hem heel goed, want hij leefde in de hemel toen Abel op aarde was. Jezus had oprechte belangstelling voor deze zoon van Adam (Spr. 8:22, 30, 31; Joh. 8:58; Kol. 1:15, 16). Toen hij Abel rechtvaardig noemde, zei hij dat dus als ooggetuige (Matth. 23:35). Iemand die rechtvaardig is, erkent dat Jehovah de normen voor goed en fout mag vaststellen. Maar hij laat ook zien dat hij achter die normen staat door wat hij doet en zegt. (Vergelijk Lukas 1:5, 6.) Het kost tijd om de reputatie op te bouwen dat je rechtvaardig bent. Dus al voordat Abel zijn offer aan Jehovah bracht, moet hij de reputatie hebben opgebouwd dat hij naar Jehovah’s normen leefde. Dat zal niet makkelijk zijn geweest. Zijn oudste broer is waarschijnlijk geen positieve invloed geweest, want zijn hart was slecht geworden (1 Joh. 3:12). Abels moeder was ongehoorzaam geweest aan een rechtstreeks gebod van Jehovah, en zijn vader was tegen Jehovah in opstand gekomen omdat hij zelf wilde bepalen wat goed en slecht was (Gen. 2:16, 17; 3:6). Wat moedig van Abel om zo’n andere keus te maken dan zijn familie!
12. Wat was een belangrijk verschil tussen Kaïn en Abel?
12 Let er nu eens op hoe Paulus de eigenschappen geloof en rechtvaardigheid met elkaar in verband brengt. Hij schreef: ‘Door geloof bracht Abel een slachtoffer aan God dat meer waarde had dan dat van Kaïn. En door dat geloof kreeg hij het getuigenis dat hij rechtvaardig was’ (Hebr. 11:4). Paulus’ woorden wijzen erop dat Abel, in tegenstelling tot Kaïn, zijn leven lang gemotiveerd werd door oprecht geloof in Jehovah en vertrouwen in Zijn aanpak.
13. Wat leren we van Abels voorbeeld?
13 Van Abels voorbeeld leren we dat zuivere aanbidding alleen kan komen uit een hart met zuivere motieven — een hart dat vol geloof in Jehovah is en volledig instemt met zijn rechtvaardige normen. Ook leren we dat voor zuivere aanbidding meer nodig is dan één daad van toewijding. Onze hele manier van leven is erbij betrokken.
De patriarchen volgen zijn voorbeeld
14. Waarom aanvaardde Jehovah de offers van Noach, Abraham en Jakob?
14 Abel was de eerste onvolmaakte man die Jehovah op een zuivere manier aanbad, maar hij was zeker niet de laatste. Paulus noemt ook anderen die Jehovah op een aanvaardbare manier aanbaden, zoals Noach, Abraham en Jakob. (Lees Hebreeën 11:7, 8, 17-21.) Op een bepaald moment in hun leven brachten deze patriarchen Jehovah een offer en hij keurde hun offers goed. Waarom? Deze mannen deden meer dan hun toewijding tonen door formele daden. Ze voldeden ook aan alle voorwaarden voor zuivere aanbidding. We gaan nu hun voorbeeld bespreken.
15, 16. Hoe voldeed Noach aan de vier voorwaarden voor zuivere aanbidding?
15 Noach werd slechts 126 jaar na Adams dood geboren, maar hij groeide op in een wereld vol valse aanbidding (Gen. 6:11).b Van alle gezinnen die vlak voor de vloed op aarde leefden, diende alleen het gezin van Noach Jehovah op een aanvaardbare manier (2 Petr. 2:5). Nadat Noach de vloed had overleefd, werd hij ertoe bewogen een altaar te bouwen — het eerste dat in de Bijbel vermeld wordt — en slachtoffers aan Jehovah te brengen. Door die oprechte daad gaf Noach een duidelijke boodschap mee aan zijn gezin en aan de rest van de mensheid, die van hem zou afstammen: Jehovah is de enige rechtmatige ontvanger van aanbidding. Uit de dieren die Noach kon offeren, koos hij ‘enkele van de reine landdieren en van de reine vliegende dieren’ (Gen. 8:20). Dat waren offers van de beste kwaliteit omdat Jehovah zelf die dieren rein had verklaard (Gen. 7:2).
16 Noach bracht die brandoffers op het altaar dat hij bouwde. Was de manier waarop hij Jehovah aanbad aanvaardbaar? Ja, het verslag zegt dat Jehovah de geur van het offer aangenaam vond en dat hij Noach en zijn zonen daarna zegende (Gen. 8:21; 9:1). Maar Jehovah aanvaardde het offer vooral vanwege Noachs motief om het te brengen. Opnieuw waren de offers een uiting van Noachs sterke geloof in Jehovah en van zijn vertrouwen in Zijn aanpak. Omdat Noach altijd gehoorzaam was aan Jehovah en zich aan Zijn normen hield, zegt de Bijbel dat hij ‘met de ware God wandelde’. Daardoor kreeg Noach blijvend de reputatie van een rechtvaardig man (Gen. 6:9; Ezech. 14:14; Hebr. 11:7).
17, 18. Hoe voldeed Abraham aan de vier voorwaarden voor zuivere aanbidding?
17 Abraham werd omringd door valse aanbidding. In de stad Ur, waar Abraham vandaan kwam, nam een tempel ter ere van de maangod Nannac een prominente plaats in. Zelfs Abrahams eigen vader aanbad op een bepaald moment valse goden (Joz. 24:2). Toch koos Abraham ervoor Jehovah te aanbidden. Waarschijnlijk had hij over de ware God gehoord van zijn voorvader Sem, een van Noachs zonen. Hun levens overlapten elkaar met 150 jaar.
18 Tijdens zijn lange leven bracht Abraham veel slachtoffers. Die formele daden van aanbidding waren altijd gericht tot de enige ontvanger die er recht op had, Jehovah (Gen. 12:8; 13:18; 15:8-10). Was Abraham bereid om Jehovah offers van de beste kwaliteit te geven? Die vraag werd duidelijk beantwoord toen Abraham liet zien dat hij bereid was om zijn geliefde zoon Isaäk te offeren. Bij die gelegenheid vertelde Jehovah Abraham gedetailleerd op welke manier hij het offer moest brengen (Gen. 22:1, 2). En Abraham was bereid om die instructies tot in detail op te volgen. Jehovah zelf weerhield Abraham ervan om zijn zoon echt te doden (Gen. 22:9-12). Hij aanvaardde Abrahams offers omdat ze werden gebracht met zuivere motieven. Paulus schreef: ‘Abraham geloofde in Jehovah en het werd hem als rechtvaardigheid toegerekend’ (Rom. 4:3).
19, 20. Hoe voldeed Jakob aan de vier voorwaarden voor zuivere aanbidding?
19 Jakob bracht een groot deel van zijn leven in Kanaän door, het land dat Jehovah aan Abraham en zijn nakomelingen had beloofd (Gen. 17:1, 8). Het was een land waarvan de inwoners zich met zo’n verdorven vorm van aanbidding bezighielden dat Jehovah zei dat het land ‘zijn bewoners zou uitbraken’ (Lev. 18:24, 25). Toen Jakob 77 was, vertrok hij uit Kanaän, trouwde en kwam later terug met een groot gezin (Gen. 28:1, 2; 33:18). Sommigen in zijn gezin werden beïnvloed door valse aanbidding. Maar toen Jehovah Jakob vroeg om naar Bethel te gaan en daar een altaar te bouwen, kwam Jakob resoluut in actie. Hij zei eerst tegen zijn gezin: ‘Doe de vreemde goden die jullie hebben weg, reinig je.’ Daarna volgde hij gehoorzaam de instructies op die hij had gekregen (Gen. 35:1-7).
20 Jakob bouwde in het beloofde land meerdere altaren, maar de ontvanger van zijn aanbidding was altijd Jehovah (Gen. 35:14; 46:1). Vanwege de kwaliteit van zijn slachtoffers, de manier waarop hij Jehovah aanbad en zijn motief daarvoor wordt Jakob in de Bijbel ‘een onberispelijk man’ genoemd. Die uitdrukking wordt gebruikt voor personen die Jehovah’s goedkeuring hebben (Gen. 25:27). Door zijn hele manier van leven gaf Jakob een uitstekend voorbeeld aan het volk Israël, dat van hem zou afstammen (Gen. 35:9-12).
21. Wat leert het voorbeeld van de patriarchen ons over zuivere aanbidding?
21 Wat leert het voorbeeld van de patriarchen ons over zuivere aanbidding? Net als zij zijn we omringd door mensen, misschien zelfs familieleden, die ons zouden kunnen afleiden van het geven van volledige toewijding aan Jehovah. Om tegen die druk op te kunnen, moeten we een sterk geloof in Jehovah ontwikkelen en ervan overtuigd zijn dat zijn rechtvaardige normen de beste zijn. Dat geloof tonen we door Jehovah te gehoorzamen en door onze tijd, energie en middelen te gebruiken in de dienst voor hem (Matth. 22:37-40; 1 Kor. 10:31). Als we Jehovah aanbidden naar ons beste vermogen, op de manier die hij vraagt en met zuivere motieven, beziet hij ons als rechtvaardig. Wat een opbouwende gedachte! (Lees Jakobus 2:18-24.)
Een volk dat de zuivere aanbidding toegewijd was
22-24. Hoe liet de wet uitkomen hoe belangrijk de manier van offeren, de ontvanger en de kwaliteit waren?
22 Jehovah gaf Jakobs nakomelingen de wet, waardoor ze er niet aan hoefden te twijfelen wat hij van hen verwachtte. Als ze Jehovah gehoorzaamden, zouden ze zijn ‘speciale bezit’ en ‘een heilige natie’ worden (Ex. 19:5, 6). Let op hoe de wet de vier voorwaarden voor zuivere aanbidding beklemtoonde.
23 Jehovah maakte duidelijk wie de ontvanger van de aanbidding van de Israëlieten moest zijn. ‘Je mag buiten mij geen andere goden hebben’, zei Jehovah (Ex. 20:3-5). De slachtoffers die ze aan hem brachten, moesten van de hoogste kwaliteit zijn. Dierenoffers mochten bijvoorbeeld geen gebreken hebben (Lev. 1:3; Deut. 15:21; vergelijk Maleachi 1:6-8). De Levieten hadden voordeel van de offers die aan Jehovah gebracht werden, maar ze brachten zelf ook offers. Van wat ze kregen, moesten ze ‘het allerbeste deel als bijdrage aan Jehovah geven’ (Num. 18:29). Wat hun manier van aanbidden betrof, kregen de Israëlieten specifieke instructies over wat, waar en hoe ze aan Jehovah moesten offeren. In totaal kregen ze meer dan 600 wetten om hun gedrag te reguleren, en ze kregen te horen: ‘Zorg ervoor dat jullie precies doen wat Jehovah, je God, jullie geboden heeft. Wijk niet af, niet naar rechts en niet naar links’ (Deut. 5:32).
24 Maakte het echt uit waar de Israëlieten hun offers brachten? Ja. Jehovah gaf zijn volk opdracht een tabernakel te bouwen en die werd het centrum voor zuivere aanbidding (Ex. 40:1-3, 29, 34). Als de Israëlieten in die tijd wilden dat hun offers door God werden goedgekeurd, moesten ze die naar de tabernakel brengen (Deut. 12:17, 18).d
25. Wat was het belangrijkst bij het brengen van een offer? Leg uit.
25 Maar nog belangrijker was het motief achter het offer van de Israëliet. Hij moest gemotiveerd worden door oprechte liefde voor Jehovah en Zijn normen. (Lees Deuteronomium 6:4-6.) Wanneer de Israëlieten Jehovah alleen maar aanbaden uit plichtsbesef, wees Jehovah hun offers af (Jes. 1:10-13). Via de profeet Jesaja liet Jehovah weten dat hij zich niet voor de gek laat houden door aanbidding voor de schijn. Hij zei: ‘Dit volk (...) eert mij met hun lippen, maar hun hart is ver van mij’ (Jes. 29:13).
Aanbidding in de tempel
26. Welke rol speelde Salomo’s tempel bij de zuivere aanbidding?
26 Toen het volk Israël al eeuwen in het beloofde land woonde, bouwde koning Salomo een centrum voor zuivere aanbidding dat de tabernakel in pracht overtrof (1 Kon. 7:51; 2 Kron. 3:1, 6, 7). In het begin was Jehovah de enige ontvanger van de offers die in deze tempel gebracht werden. Salomo en zijn onderdanen brachten enorme hoeveelheden offers van hoge kwaliteit op de manier die in Gods wet werd voorgeschreven (1 Kon. 8:63). Maar of de aanbidding in de tempel aanvaardbaar was voor Jehovah, werd niet bepaald door de kosten van het gebouw en de hoeveelheid offers. Het ging om het motief van degene die het offer bracht. Dat punt werd door Salomo beklemtoond bij de inwijding van de tempel. Hij zei: ‘Laat jullie hart dus onverdeeld zijn met Jehovah, onze God, door naar zijn voorschriften te leven en zijn geboden op te volgen, zoals op deze dag’ (1 Kon. 8:57-61).
27. Wat deden de koningen van Israël en hun onderdanen, en hoe reageerde Jehovah daarop?
27 Jammer genoeg gingen de Israëlieten er niet mee door die wijze raad van de koning op te volgen. Ze negeerden een of meer van de voorwaarden voor zuivere aanbidding. De koningen van Israël en hun onderdanen lieten zich negatief beïnvloeden, verloren hun geloof in Jehovah en hielden zich niet meer aan zijn rechtvaardige normen. Steeds opnieuw was Jehovah zo liefdevol om profeten te sturen om hen te corrigeren en hen te waarschuwen voor de gevolgen van hun daden (Jer. 7:13-15, 23-26). Een belangrijke profeet was de trouwe Ezechiël. Hij leefde in een cruciale tijd in de geschiedenis van de zuivere aanbidding.
Ezechiël ziet het verval van de zuivere aanbidding
28, 29. Wat weten we over Ezechiël? (Zie het kader ‘Het leven van Ezechiël’.)
28 Ezechiël was heel goed bekend met de aanbidding in Salomo’s tempel. Zijn vader was priester en zal in de tempel hebben gediend (Ezech. 1:3). Waarschijnlijk heeft Ezechiël een gelukkige jeugd gehad. Zijn vader heeft hem ongetwijfeld geleerd over Jehovah en de wet. Rond de tijd dat Ezechiël werd geboren, werd in de tempel ‘het wetboek’ gevonden.e Op dat moment was de goede koning Josia aan de macht, en hij werd zo geraakt door wat hij hoorde dat hij zich nog meer ging inzetten voor de zuivere aanbidding (2 Kon. 22:8-13).
29 Net als de trouwe mannen vóór hem voldeed Ezechiël aan de vier voorwaarden voor zuivere aanbidding. Uit het boek Ezechiël blijkt dat hij Jehovah volledig was toegewijd, hem altijd het beste gaf en gehoorzaam deed wat Jehovah van hem vroeg, op de manier die Hij wilde. Ezechiël deed al die dingen omdat hij werd gemotiveerd door oprecht geloof. Dat gold niet voor de meesten van zijn tijdgenoten. Ezechiël was opgegroeid met de profetieën van Jeremia, die in 647 v.Chr. begon te profeteren en die ijverig waarschuwde voor Jehovah’s komende oordeel.
30. (a) Wat laten de profetieën van Ezechiël uitkomen? (b) Wat is een profetie, en hoe moeten de profetieën die Ezechiël overbracht begrepen worden? (Zie het kader ‘Ezechiëls profetieën begrijpen’.)
30 Ezechiëls geïnspireerde woorden laten uitkomen hoever Gods volk was afgedwaald van het dienen van Hem. (Lees Ezechiël 8:6.) Toen Jehovah Juda begon te straffen, was Ezechiël een van degenen die naar Babylon werden gedeporteerd (2 Kon. 24:11-17). Hoewel Ezechiël gevangen werd genomen, was dat niet om hem te straffen. Jehovah had werk voor hem te doen onder Zijn verbannen volk. De schitterende visioenen en profetieën die Ezechiël opschreef, geven aan hoe de zuivere aanbidding hersteld zou worden in Jeruzalem. Maar we hebben er nog veel meer aan: ze geven inzicht in hoe de zuivere aanbidding uiteindelijk volledig hersteld zal worden voor iedereen die van Jehovah houdt.
31. Wat gaan we in dit boek bespreken?
31 In dit boek gaan we een glimp opvangen van Jehovah’s woonplaats, gaan we zien hoe verontreinigd de zuivere aanbidding was en hoe Jehovah zijn volk heeft hersteld en verdedigd. We nemen ook een kijkje in de toekomst, wanneer alle mensen Jehovah zullen aanbidden. In het volgende hoofdstuk bespreken we het eerste visioen dat Ezechiël opschreef. We krijgen een levendig beeld van Jehovah en van het hemelse deel van zijn organisatie, wat zal beklemtonen waarom alleen hij recht heeft op exclusieve, zuivere aanbidding.
a Waarschijnlijk werd Abel geboren niet lang nadat Adam en Eva uit Eden waren gezet (Gen. 4:1, 2). In Genesis 4:25 staat dat God Seth gaf ‘in de plaats van Abel’. Adam was 130 toen hij de vader van Seth werd, na de gewelddadige dood van Abel (Gen. 5:3). Abel kan dus zo’n 100 jaar oud zijn geweest toen hij door Kaïn werd vermoord.
b Genesis 4:26 zegt dat mensen in de tijd van Adams kleinzoon Enos ‘de naam van Jehovah begonnen aan te roepen’. Maar kennelijk deden ze dat zonder respect, en mogelijk brachten ze Jehovah’s naam in verband met afgoden.
c De god Nanna stond ook bekend onder de naam Sin. Hoewel de inwoners van Ur meerdere goden aanbaden, waren de tempels en altaren in die stad voornamelijk aan hem gewijd.
d Nadat de heilige ark uit de tabernakel was verdwenen, vond Jehovah het blijkbaar goed dat er op andere plekken dan in de tabernakel offers werden gebracht (1 Sam. 4:3, 11; 7:7-9; 10:8; 11:14, 15; 16:4, 5; 1 Kron. 21:26-30).
e Kennelijk was Ezechiël 30 jaar toen hij in het jaar 613 v.Chr. met profeteren begon. Blijkbaar is hij dus geboren rond 643 v.Chr. (Ezech. 1:1). Josia begon te regeren in 659 v.Chr., en het wetboek (waarschijnlijk het origineel) werd rond het 18de jaar van zijn koningschap gevonden, oftewel rond 642/641 v.Chr.