Jehovah — „Een manlijk persoon van oorlog”
DE ELITETROEPEN van het Egyptische leger waren vernietigd. Langs de Rode Zee werden lijken van wagenmenners en ruiters door de branding op het strand geworpen, en de kustlijn lag bezaaid met militaire uitrustingsstukken. Onder Mozes’ leiding hieven de mannen van Israël jubelend een overwinningslied aan: „Laat mij zingen voor Jehovah, want hoog is hij verheven geworden. Het paard en zijn berijder heeft hij in de zee gestort. Jehovah is een manlijk persoon van oorlog. Jehovah is zijn naam.” — Exodus 15:1, 3.
Jehovah’s overwinning bij de Rode Zee was inderdaad een demonstratie van zijn superioriteit in oorlogvoering. De Israëlieten hadden Egypte in slagorde geschaard verlaten, maar waren niet toegerust om te strijden. Door middel van een wolkkolom die ’s nachts in een vuurzuil veranderde, had Jehovah hen van Rameses naar „de rand van de wildernis” bij Etham geleid (Exodus 12:37; 13:18, 20-22). Toen zei Jehovah tot Mozes: „Spreek tot de zonen van Israël, dat zij dienen om te keren en zich dienen te legeren vóór Pi-Hachiroth, tussen Migdol en de zee, in het gezicht van Baäl-Sefon. . . . Dan zal Farao stellig aangaande de zonen van Israël zeggen: ’Zij dolen in verwarring rond in het land.’ . . . En hij zal hen stellig najagen” (Exodus 14:1-4). Gehoorzaam maakten de Israëlieten rechtsomkeert en trokken naar Pi-Hachiroth. Farao’s verspieders berichtten de ogenschijnlijke verwarring, waarop Farao, zoals voorzegd, zijn leger mobiliseerde voor de achtervolging. — Exodus 14:5-9.
Een valstrik — Voor Israël of voor Farao?
Aan beide zijden ingesloten door bergen, met de zee voor zich en de Egyptenaren achter zich, schenen de bevreesde Israëlieten in de val te zitten, en zij riepen daarom luid tot God om hulp. Om het volk moed in te spreken, zei Mozes: „Weest niet bevreesd. Staat vast en ziet de redding van Jehovah, die hij vandaag voor u zal bewerken. Want de Egyptenaren die gij vandaag inderdaad nog ziet, zult gij niet meer zien, neen, nooit meer. Jehovah zal zelf voor u strijden, en gij, gij zult stil zijn” (Exodus 14:10-14). In overeenstemming met die belofte „[vertrok] de wolkkolom . . . van hun voorhoede en ging achter hen staan. Zo kwam ze tussen het kamp van de Egyptenaren en het kamp van Israël in. . . . En gedurende de gehele nacht naderde de ene groep de andere groep niet.” — Exodus 14:15-20.
Zoals Jehovah bevolen had, strekte Mozes zijn staf uit over de zee en ’spleet haar in tweeën’ opdat de Israëlieten konden ontkomen. En er gebeurde een verbazingwekkend wonder! (Exodus 14:16, 21) Door een sterke oostenwind werden de wateren van de Rode Zee geleidelijk in tweeën gespleten, zodat er een doorgang ontstond die breed genoeg was om de gehele natie — zo’n drie miljoen man sterk — er in slagorde geschaard doorheen te laten trekken. Aan de linker- en rechterzijde van de Israëlitische colonne waren de ’gestolde’ wateren als twee enorme muren. — Exodus 15:8.
De Israëlieten, geholpen door het licht van de vuurzuil, ontkwamen over de door de wind drooggelegde zeebedding. Tegen de morgen hadden de laatste Israëlieten de kust aan de overkant bereikt. „Toen zetten de Egyptenaren de achtervolging in en trokken alle paarden van Farao, zijn strijdwagens en zijn ruiters erin, achter hen aan, midden in de zee.” De achtervolgers waren in een val gelopen! — Exodus 14:23.
„Vervolgens bracht [Jehovah] het kamp van de Egyptenaren in verwarring. En hij bleef wielen van hun wagens afnemen, zodat zij ze met moeite konden besturen.” Nu strekte Mozes zijn hand uit over de zee en „de zee [keerde] geleidelijk tot haar normale stand terug”. De muren van water stortten in en begonnen de Egyptenaren te overspoelen. Zij probeerden te vluchten, „maar Jehovah schudde [hen] af in het midden van de zee”. Geen van hen overleefde het! Jubelend zongen de Israëlieten hun overwinningslied voor Jehovah. — Exodus 14:24–15:3; Psalm 106:11.
Jehovah strijdt voor Jozua
Jehovah bewees ook in andere veldslagen „een manlijk persoon van oorlog” te zijn. Een ervan was de strijd die bij Ai werd gevoerd. De eerste aanval op de stad mislukte wegens Achans ernstige overtreding. Toen deze zaak was rechtgezet, gaf Jehovah Jozua orders voor de strijd. — Jozua 7:1, 4, 5, 11-26; 8:1, 2.
Jozua volgde Jehovah’s instructies op en legde ’s nachts aan de achterzijde van de stad, aan de westzijde ervan, een hinderlaag. Zijn voornaamste strijdmacht trok noordwaarts naar een dal net buiten Ai en scheen gereed voor een frontale aanval. De mannen van Ai lieten zich in de val lokken. Nog in een overwinningsroes van hun vorige treffen, trokken zij haastig de stad uit, de Israëlieten tegemoet. De Israëlieten deden alsof zij vluchtten en trokken zich terug langs „de weg van de wildernis”, waardoor zij de vijand nog verder van Ai weglokten. — Jozua 8:3-17.
Precies op het juiste moment zei Jehovah tot Jozua: „Strek de werpspies die in uw hand is naar Ai uit, want ik zal het in uw hand geven.” Op dit teken vielen de mannen in de hinderlaag de stad aan en gaven haar aan het zwaard en de vlammen over. Toen de vijandelijke troepen die zich buiten de stad bevonden, de rook zagen, raakten zij volkomen gedemoraliseerd. Jozua ging van de aftocht op de aanval over en sloot de vijand tussen zijn twee strijdkrachten in. Was dit een menselijke overwinning? Nee. De Israëlieten wonnen omdat, zoals Jozua later tot hen zei, ’Jehovah, uw God, zelf voor u streed’. — Jozua 8:18-27; 23:3.
De strijd bij de Kison
Jehovah’s superioriteit in de strijd werd opnieuw gedemonstreerd in het dal van de Kison, bij Megiddo. De Kanaänitische koning Jabin had Israël twintig jaar lang onderdrukt. Zijn leger, dat onder bevel van Sisera stond, was uitgerust met 900 strijdwagens met ijzeren zeisen aan hun wielen — een schijnbaar onoverwinnelijke strijdmacht in die dagen. — Rechters 4:1-3.
Niettemin riep Jehovah, bij monde van de profetes Debora, rechter Barak op om tienduizend strijders op de berg Tabor bijeen te brengen teneinde Jabins strijdkrachten uit te dagen. Sisera reageerde onmiddellijk op deze troepenconcentratie door zich van Haroseth naar het stroomdal van de Kison, tussen de berg Tabor en Megiddo, te haasten. Hij moet ongetwijfeld geredeneerd hebben dat Israëls slecht toegeruste voetvolk hier op vlak terrein geen schijn van kans had tegen zijn wagens. Hij hield er echter geen rekening mee dat hij tegen een hemelse Vijand ten strijde trok. — Rechters 4:4-7, 12, 13.
Jehovah gaf Barak het bevel om van de veilige hoogten van de Tabor af te dalen naar de valleivlakte teneinde Sisera’s troepen tot de strijd te verlokken. Toen sloeg Jehovah toe! Een plotselinge overstroming veranderde het slagveld in een moeras, waardoor Sisera’s troepen lamgelegd werden. In de daaruit voortvloeiende paniek bracht het Israëlitische voetvolk hun vijand moeiteloos een verpletterende nederlaag toe. „Het hele kamp van Sisera [viel] door de scherpte van het zwaard . . . Ook niet één bleef er over.” Het water van de sterk gezwollen Kison had de Kanaänitische wagens laten vastlopen en heeft wellicht een aantal lijken meegesleurd. — Rechters 4:14-16; 5:20, 21.
Overwinning op Gog en zijn menigte
Deze gebeurtenissen uit de oudheid waren een voorproefje van Jehovah’s grootste overwinning die nog in het verschiet ligt. Aan de horizon doemt een strijd op die zal plaatshebben „in het laatst der jaren”. Volgens Ezechiëls profetie zal Gog, een symbool van „de heerser van deze wereld”, Satan de Duivel, een internationale aanvallende strijdmacht mobiliseren. Hij zal zijn troepen het bevel geven een aanval te doen op de figuurlijke „bergen van Israël”, dat wil zeggen, de verheven geestelijke toestand van het christelijke „Israël Gods”. — Ezechiël 38:1-9; Johannes 12:31; Galaten 6:16.
Wat verleidt Gog ertoe deze grootscheepse aanval op Gods volk te doen? De profetie vestigt de aandacht op hun vreedzame, geestelijk voorspoedige toestand. Gog zegt: „’Ik zal optrekken tegen het land van het open plattelandsgebied. Ik zal komen over degenen die rust genieten, die in zekerheid wonen, allen wonend zonder muur, en zij hebben zelfs geen grendels en deuren.’ Het zal zijn om een grote buit te behalen en veel te plunderen . . . [van] een volk . . . dat vermogen en bezit vergaart.” — Ezechiël 38:10-12.
Over het algemeen zijn Jehovah’s dienstknechten op materieel gebied niet rijk. Maar zij hebben als gevolg van hun wereldomvattende predikingswerk een overvloedige geestelijke rijkdom voortgebracht. Er is „een grote schare . . . uit alle natiën” bijeengebracht, die nu uit meer dan vier miljoen personen bestaat (Openbaring 7:9, 10). Ja, wat een rijkdom! Satan — die woedend is over deze geestelijke voorspoed — probeert Gods volk uit te roeien.
Maar door op de zinnebeeldige bodem van Israël te komen, valt Gog in feite Jehovah God zelf aan. „Mijn woede [zal] in mijn neus . . . opstijgen”, zegt Jehovah, die ten behoeve van zijn volk wraak zal nemen. Gogs legers zullen in verwarring uiteenvallen. „Tegen zijn eigen broeder zal het zwaard van een ieder blijken te zijn.” Dan zal Jehovah zijn vernietigende krachten loslaten — „een overstromende stortregen en hagelstenen, vuur en zwavel”. Net als bij de Rode Zee, Ai en de Kison zal Jehovah nogmaals voor zijn volk strijden en zijn naam verheerlijken. „Ik zal mij stellig grootmaken en mij heiligen en mij doen kennen voor de ogen van vele natiën; en zij zullen moeten weten dat ik Jehovah ben.” — Ezechiël 38:18-23.
Het geschiedkundige verslag van Jehovah’s oorlogen in de oudheid geeft ons reden om volledig vertrouwen te stellen in deze komende overwinning gedurende de „grote verdrukking” (Mattheüs 24:21, 22). Jehovah, die de situatie altijd meester is, kan een strategie uitdenken die superieur is aan die van zijn vijanden, en hij kan omstandigheden manoeuvreren om zijn volk te redden. Ja, het zal blijken te zijn zoals Jesaja profeteerde: „Als een sterke man zal Jehovah zelf uittrekken. Als een krijgsman zal hij ijver opwekken. Hij zal juichen, ja, hij zal een strijdkreet aanheffen; tegenover zijn vijanden zal hij zich sterker betonen” (Jesaja 42:13). In de ogen van zijn Getuigen zal hij voor altijd JEHOVAH, DE ’MANLIJKE PERSOON VAN OORLOG’ zijn! — Exodus 15:3.
[Kaart op blz. 25]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
De route van de uittocht uit Egypte
GOSEN
Memphis
Rameses
Sukkoth
Migdol
Pi-Hachiroth
Etham
[Illustraties op blz. 26]
Hier in het gebied van Ai leidde Jehovah Jozua en Zijn volk naar een verbluffende overwinning
Het water van de Kison steeg snel, wat tot de nederlaag van Jehovah’s vijanden bijdroeg
[Verantwoording]
Foto’s: Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.