MORTEL
Een materiaal dat als bindmiddel voor het aaneenhechten van bakstenen of stenen (bijv. in een muur) of voor het bepleisteren van een muur wordt gebruikt (Le 14:42, 45; 1Kr 29:2; Jes 54:11; Jer 43:9). Een weerbestendig mengsel (terecht als „mortel” aangeduid) van kalk, zand en water werd in het oude Palestina bij de bouw van de betere huizen gebruikt. Een andere mortelsoort, die als pleistermortel diende, werd gemaakt door zand, as en kalk te vermengen. Soms werd er olie aan het mengsel toegevoegd of bestreek men de muur na het pleisteren met olie, waardoor de muur een zo goed als waterdichte deklaag kreeg. In Egypte heeft men (zelfs tot op onze tijd) mortel voor het pleisteren van muren uit twee delen leem, één deel kalk en één deel stro en as bereid.
In plaats van de conventionele mortel gebruikten de bouwers van de toren van Babel asfalt, dat „hun tot mortel” diende (Ge 11:3). In latere tijd haalden de Babyloniërs hun asfalt voor mortel waarschijnlijk uit onderaardse putten bij de stad Hit, niet ver van Babylon aan de Eufraat gelegen. Volgens Herodotus (Historiën I, 179) werd bij de bouw van de schoeiingen van Babylons gracht en bij het construeren van de muur van de stad hete asfalt (aardpek) als cement of mortel gebruikt.
Terwijl de Israëlieten zich in Egyptische slavernij bevonden, bleven de Egyptenaren „hun het leven bitter maken met harde slavenarbeid in leemmortel en bakstenen” (Ex 1:14). De mortel werd net zolang gemengd, gewoonlijk door stampen met de voeten, tot hij een stroperige consistentie had. Gehakseld stro werd aan de mortel toegevoegd om het mengsel meer bindkracht te geven. Toen de Israëlieten later in hun eigen land waren, dienden leemmortel en leemstenen hun tot bouwmaterialen in gebieden waar zij alleen maar over bouwstenen van inferieure kwaliteit konden beschikken.
Leemstenen waren op den duur niet regenbestendig. Ter bescherming van een nieuwe muur of om een beschadigde muur te repareren en te versterken, werd soms een laag mortel of pleister aangebracht. Bestreek men zo’n muur alleen maar met witkalk of met een inferieure kwaliteit mortel, die weinig of geen kalk bevatte, dan kon er niet verwacht worden dat zo’n muur tegen zware stormen bestand was. — Vgl. Ez 13:11-16.