VINGER
Als werktuigen van de hand en de arm hebben de vingers veel te maken met de uitvoering en de fijnere details van een bepaald werk dat iemand verricht. Omdat de vingers een deel van de hand vormen, worden ze soms synoniem met het woord „hand” gebruikt. De twee woorden „vingers” en „handen” worden in een parallellisme gebruikt om het vervaardigen van afgoden te beschrijven. — Jes 2:8.
Over God wordt in figuurlijke zin gezegd dat hij met zijn „vinger(s)” werk verricht, zoals het schrijven van de Tien Geboden op stenen tafelen (Ex 31:18; De 9:10), het verrichten van wonderen (Ex 8:18, 19) en het scheppen van de hemel (Ps 8:3). Dat met Gods „vingers” die bij de schepping werden gebruikt, zijn heilige geest of werkzame kracht wordt bedoeld, blijkt uit het scheppingsverslag in Genesis, waar wordt gezegd dat Gods werkzame kracht (roeʹach, „geest”) zich over de oppervlakte van de wateren bewoog (Ge 1:2). De christelijke Griekse Geschriften verschaffen echter de sleutel tot een juist begrip van dit symbolische gebruik van het woord „vinger”, want in Mattheüs’ verslag wordt uitgelegd dat Jezus door middel van ’Gods heilige geest’ demonen uitwierp, terwijl Lukas schrijft dat Jezus het door middel van „de vinger Gods” deed. — Mt 12:28; Lu 11:20.
Gebaren zijn onder oosterlingen bijzonder sprekend. Vaak heeft een kleine beweging al een belangrijke betekenis. De bijbel beschrijft een nietswaardig mens als iemand die „met zijn vingers aanwijzingen geeft” (Sp 6:12, 13). Israëlieten moesten uit hun midden dingen wegdoen als „het uitsteken van de vinger” (mogelijk als teken van verachting of valse beschuldiging) en het spreken van wat schadelijk is, wilden zij Gods gunst verwerven (Jes 58:9-11). Aangezien men zijn vingers vaak ziet en ze van groot belang zijn bij het uitvoeren van een werk dat men zich voorgenomen heeft, moesten Gods dienstknechten figuurlijk gesproken ’zijn geboden aan hun vingers binden’ als een voortdurende herinnering en een gids bij alles wat zij deden. — Sp 7:2, 3; vgl. Ps 144:1.
Toen een delegatie van het volk koning Rehabeam vroeg om de last van de dienst die zijn vader Salomo hun had opgelegd, te verlichten, kreeg de koning van zijn jonge dienaren het advies om te antwoorden dat ’zijn pink dikker zou zijn dan zijn vaders heupen’. Deze metafoor betekende dat hij hun een veel zwaardere last zou opleggen (1Kon 12:4, 10, 11). Het Hebreeuwse woord dat hier voor „pink” wordt gebruikt, komt van een grondwoord dat „klein, onbeduidend, gering zijn” betekent.
Jezus Christus gebruikte een soortgelijke stijlfiguur om te illustreren op welk een hardvochtige en arrogante manier de schriftgeleerden en Farizeeën over het volk heersten. Om duidelijk te maken dat deze religieuze leiders absoluut niet bereid waren het zwaarbelaste volk ook maar enigszins tegemoet te komen, zei Jezus dat ’zij zware vrachten samenbonden en die op de schouders der mensen legden, maar ze zelf met hun vinger niet wilden verroeren’ (Mt 23:2-4). Een andere metafoor gebruikte Jezus in zijn beschrijving van „de rijke” die vroeg of Lazarus hem een bijzonder geringe dienst mocht bewijzen (alleen maar wat water op „de top van zijn vinger” brengen) — een vraag die bedoeld was om Lazarus uit zijn begunstigde positie bij Abraham weg te krijgen. — Lu 16:22, 24.
Een van de Refaïeten die tegen Israël streden, was een man van ongewone afmetingen, bij wie door een genetische afwijking de vingers en tenen zesvoudig, 24 in totaal, aanwezig waren. — 2Sa 21:20; 1Kr 20:6; zie ook DUIM.