Hoofdstuk zeven
Wat we leren uit Gods toelating van het kwaad
1, 2. (a) Als Jehovah de opstandelingen in Eden meteen ter dood had gebracht, wat zou dan het gevolg voor ons zijn geweest? (b) Welke liefdevolle voorzieningen heeft Jehovah voor ons beschikbaar gesteld?
„WEINIG en rampspoedig zijn de dagen van mijn levensjaren gebleken”, zei de patriarch Jakob (Genesis 47:9). In dezelfde trant zei Job dat de mens ’korte tijd leeft en verzadigd van beroering is’ (Job 14:1). Net als zij hebben de meesten van ons moeilijkheden, onrecht of zelfs tragedies meegemaakt. Toch was onze geboorte geen onrechtvaardigheid van God. Het is waar dat we geen mentale en lichamelijke volmaaktheid hebben en niet in een paradijs wonen, zoals oorspronkelijk met Adam en Eva het geval was. Maar als Jehovah hen nu eens na hun opstand meteen ter dood had gebracht? Dan zou er weliswaar geen ziekte, verdriet en dood zijn geweest, maar ook geen mensengeslacht. We zouden niet geboren zijn. Barmhartig gaf Jehovah Adam en Eva de tijd om kinderen voort te brengen, ook al zouden die onvolmaaktheid erven. En door bemiddeling van Christus trof Jehovah voorzieningen opdat we terug konden krijgen wat Adam had verspeeld: eeuwig leven in een paradijs op aarde. — Johannes 10:10; Romeinen 5:12.
2 Wat is het aanmoedigend dat we kunnen uitzien naar eeuwig leven in een nieuwe wereld, in een paradijselijke omgeving, waar we niet alleen bevrijd zullen zijn van ziekte, verdriet, pijn en de dood maar ook van goddeloze mensen! (Spreuken 2:21, 22; Openbaring 21:4, 5) Maar uit het bijbelverslag leren we dat hoewel onze eigen redding voor ons en voor Jehovah heel belangrijk is, er nog iets veel belangrijkers bij betrokken is.
Ter wille van zijn grote naam
3. Wat is er bij de vervulling van Jehovah’s voornemen met de aarde en de mensheid betrokken?
3 Gods naam is betrokken bij de vervulling van zijn voornemen met de aarde en de mensheid. Die naam, Jehovah, betekent „Hij veroorzaakt te worden”. Zijn naam omvat dus zijn reputatie als de Universele Soeverein, als Degene die zijn voornemens ten uitvoer brengt en als de God van waarheid. Wegens Jehovah’s positie is het voor de vrede en het welzijn van het hele universum noodzakelijk dat zijn naam en waar die voor staat, volledig geëerbiedigd wordt en dat allen Hem gehoorzamen.
4. Wat hield Jehovah’s voornemen met de aarde in?
4 Nadat Jehovah Adam en Eva geschapen had, legde hij hun een taak op. Hij maakte duidelijk dat het niet alleen zijn voornemen was de hele aarde te cultiveren en zo de grenzen van het paradijs uit te breiden, maar ook de aarde te bevolken met hun nakomelingen (Genesis 1:28). Zou dit voornemen nu door hun zonde falen? Wat een smaad zou het op de naam van de almachtige Jehovah werpen als hij zijn voornemen ten aanzien van deze aarde en de mensheid niet kon vervullen!
5. (a) Als de eerste mensen van de boom der kennis van goed en kwaad zouden eten, wanneer zouden ze dan sterven? (b) Hoe hield Jehovah zich aan zijn woord in Genesis 2:17 zonder zijn voornemen met de aarde te laten varen?
5 Jehovah had Adam en Eva gewaarschuwd dat als ze ongehoorzaam waren door van de boom der kennis van goed en kwaad te eten, ze „op de dag” dat ze ervan aten, zouden sterven (Genesis 2:17). Getrouw aan zijn woord riep Jehovah hen nog op dezelfde dag dat ze zondigden ter verantwoording en sprak het doodvonnis uit. Van Gods standpunt uit bezien stierven Adam en Eva die dag. Maar om zijn voornemen met betrekking tot de aarde te verwezenlijken, liet Jehovah toe dat ze een gezin stichtten voordat ze letterlijk stierven. Toen Adam op 930-jarige leeftijd stierf, was dit niettemin binnen één „dag”, aangezien God 1000 jaar als één dag kan beschouwen (2 Petrus 3:8; Genesis 5:3-5). Zo werd Jehovah’s waarheidsgetrouwheid hoog gehouden met betrekking tot het tijdstip van de strafvoltrekking, en zijn voornemen met de aarde werd door hun dood niet verijdeld. Evenwel werd het onvolmaakte mensen, met inbegrip van goddelozen, toegestaan een tijdlang te blijven leven.
6, 7. (a) Wat is volgens Exodus 9:15, 16 de reden waarom Jehovah de goddelozen een tijdlang laat bestaan? (b) Hoe werd in Farao’s geval Jehovah’s macht getoond, en hoe werd Zijn naam bekendgemaakt? (c) Wat zal aan het einde van het huidige goddeloze samenstel het resultaat zijn?
6 Wat Jehovah in de dagen van Mozes tot de heerser van Egypte zei, laat verder zien waarom God de goddelozen heeft laten bestaan. Toen Farao weigerde de zonen van Israël uit Egypte te laten vertrekken, sloeg Jehovah hem niet onmiddellijk neer. Er werden tien plagen over het land gebracht, waardoor Jehovah’s macht op verbazingwekkende manieren werd gedemonstreerd. Toen Jehovah Farao voor de zevende plaag waarschuwde, vertelde hij hem dat hij Farao en zijn volk makkelijk van de aarde had kunnen wegvagen. „Maar hiertoe juist”, zei Jehovah, „heb ik u laten bestaan, om u mijn kracht te tonen en ten einde mijn naam over de gehele aarde te laten bekendmaken.” — Exodus 9:15, 16.
7 Toen Jehovah de Israëlieten bevrijdde, kreeg zijn naam inderdaad alom bekendheid (Jozua 2:1, 9-11). Nu, bijna 3500 jaar later, is dat wat hij toen deed nog niet vergeten. Niet alleen werd de eigennaam Jehovah bekendgemaakt, maar ook de waarheid over de Drager van die naam. Daarmee werd Jehovah’s reputatie gevestigd als de God die zijn beloften houdt en die ten behoeve van zijn dienstknechten tot actie overgaat (Jozua 23:14). Het liet zien dat wegens zijn almacht niets zijn voornemen kan blokkeren (Jesaja 14:24, 27). We kunnen dan ook vol vertrouwen zijn dat hij binnenkort ten behoeve van zijn getrouwe dienstknechten tot actie zal overgaan door Satans hele goddeloze samenstel te vernietigen. Die tentoonspreiding van almacht en de heerlijkheid die Jehovah’s naam erdoor wordt verleend, zullen nooit vergeten worden. De zegeningen zullen oneindig zijn. — Ezechiël 38:23; Openbaring 19:1, 2.
’O de diepte van Gods wijsheid!’
8. Welke factoren moeten we op aandringen van Paulus beschouwen?
8 In zijn brief aan de Romeinen stelt de apostel Paulus de vraag: „Is er onrechtvaardigheid bij God?” Hij antwoordt met klem: „Moge dat nooit waar worden!” Vervolgens benadrukt hij Gods barmhartigheid en haalt Jehovah’s woorden aan over de reden waarom hij Farao nog een tijdje in leven had gelaten. Paulus laat ons ook zien dat wij mensen als leem in de handen van een pottenbakker zijn. Hij zegt vervolgens: „Indien God nu, ofschoon hij zijn gramschap wil tonen en zijn kracht wil bekendmaken, met veel lankmoedigheid de vaten der gramschap heeft verdragen, die voor de vernietiging geschikt zijn gemaakt, opdat hij de rijkdom van zijn heerlijkheid zou kunnen bekendmaken over de vaten van barmhartigheid, die hij tevoren heeft bereid tot heerlijkheid, namelijk ons, die hij niet alleen uit de joden maar ook uit de natiën heeft geroepen, wat zou dat dan?” — Romeinen 9:14-24.
9. (a) Wie zijn de „vaten der gramschap” die „voor de vernietiging geschikt zijn gemaakt”? (b) Waarom heeft Jehovah in weerwil van zijn tegenstanders grote lankmoedigheid getoond, en hoe zal de uiteindelijke afloop tot nut zijn van degenen die hem liefhebben?
9 Vanaf de opstand in Eden zijn allen die zich tegen Jehovah en zijn wetten hebben verzet „vaten der gramschap” geweest, die „voor de vernietiging geschikt zijn gemaakt”. Al die tijd is Jehovah lankmoedig geweest. De goddelozen hebben zijn wegen bespot, zijn dienstknechten vervolgd, zelfs zijn Zoon gedood. Door grote zelfbeheersing te tonen heeft Jehovah de hele schepping genoeg tijd gegeven om duidelijk te kunnen zien dat het rampzalige gevolgen heeft tegen God in opstand te komen en onafhankelijk van hem menselijk bestuur uit te oefenen. Tegelijkertijd heeft Jezus’ dood het middel verschaft om de gehoorzame mensheid te bevrijden en „om de werken van de Duivel te verbreken”. — 1 Johannes 3:8; Hebreeën 2:14, 15.
10. Waarom heeft Jehovah de goddelozen de afgelopen 1900 jaar verdragen?
10 In de ruim 1900 jaar sinds Jezus’ opstanding is Jehovah de „vaten der gramschap” blijven verdragen door hun vernietiging tegen te houden. Waarom? Eén reden is dat hij degenen die met Jezus Christus in zijn hemelse koninkrijk verbonden zullen zijn, heeft „bereid”. Dit zijn 144.000 personen, en zij zijn de „vaten van barmhartigheid” waarover de apostel Paulus spreekt. Eerst werden afzonderlijke personen uit de joden uitgenodigd om deze hemelse klasse te vormen. Later nodigde God mensen uit de natiën of de niet-joodse volken uit. Jehovah heeft niemand van hen gedwongen hem te dienen. Maar uit degenen die met waardering op zijn liefdevolle voorzieningen reageerden, heeft hij sommigen het voorrecht gegeven mederegeerders met zijn Zoon in het hemelse koninkrijk te zijn. Nu is het bereiden van die hemelse klasse bijna voltooid. — Lukas 22:29; Openbaring 14:1-4.
11. (a) Welke groep trekt nu voordeel van Jehovah’s lankmoedigheid? (b) Hoe zullen de doden er voordeel van trekken?
11 Maar hoe zit het met bewoners voor de aarde? Door Jehovah’s lankmoedigheid is het ook mogelijk geworden dat er „een grote schare” uit alle volken wordt bijeengebracht. Die telt nu miljoenen mensen. Jehovah heeft beloofd dat deze aardse klasse het einde van dit samenstel zal overleven met het vooruitzicht eeuwig in een paradijs op aarde te leven (Openbaring 7:9, 10; Psalm 37:29; Johannes 10:16). Op Gods bestemde tijd zullen talrijke doden worden opgewekt en de gelegenheid krijgen aardse onderdanen van het hemelse koninkrijk te worden. Gods Woord voorzegt in Handelingen 24:15 dat er „een opstanding zal zijn van zowel de rechtvaardigen als de onrechtvaardigen”. — Johannes 5:28, 29.
12. (a) Wat zijn we over Jehovah te weten gekomen doordat hij goddeloosheid heeft toegelaten? (b) Wat vind je van de manier waarop Jehovah in deze kwesties heeft gehandeld?
12 Is er bij dit alles sprake van onrechtvaardigheid? Nee, want door zijn vernietiging van de goddelozen — de „vaten der gramschap” — tegen te houden, toont God mededogen met anderen, wat in overeenstemming met zijn voornemen is. Dit laat zien hoe barmhartig en liefdevol hij is. En doordat we de tijd hebben gehad om te zien hoe zijn voornemen zich ontvouwt, leren we veel over Jehovah zelf. We staan versteld van de verschillende facetten van zijn persoonlijkheid die aan het licht komen: zijn gerechtigheid, zijn barmhartigheid, zijn lankmoedigheid, zijn rijkgevarieerde wijsheid. Jehovah’s wijze aanpak van de strijdvraag inzake de universele soevereiniteit, zijn recht om te regeren, zal er voor eeuwig van getuigen dat zijn manier van regeren de allerbeste is. Met de apostel Paulus zeggen we: „O de diepte van Gods rijkdom en wijsheid en kennis! Hoe ondoorgrondelijk zijn zijn oordelen en hoe onnaspeurlijk zijn wegen!” — Romeinen 11:33.
Een gelegenheid om onze toewijding te tonen
13. Welke gelegenheid krijgen we als we persoonlijk lijden ondergaan, en wat zal ons helpen verstandig te reageren?
13 Veel van Gods dienstknechten verkeren in een situatie die persoonlijk lijden meebrengt. Hun lijden houdt aan omdat God de goddelozen nog niet heeft vernietigd en het voorzegde herstel van de mensheid nog niet heeft teweeggebracht. Dient dit ons bitter te maken? Of kunnen we zulke situaties bezien als gelegenheden om er een aandeel aan te hebben te bewijzen dat de Duivel een leugenaar is? We kunnen ons daartoe gesterkt voelen als we de aansporing in gedachte houden: „Wees wijs, mijn zoon, en verheug mijn hart, opdat ik een antwoord kan geven aan hem die mij hoont” (Spreuken 27:11). Satan, degene die Jehovah hoont, uitte de beschuldiging dat als mensen materieel verlies of lichamelijk lijden te verduren krijgen, ze God hiervan de schuld zullen geven en hem zelfs zullen vervloeken (Job 1:9-11; 2:4, 5). We verheugen Jehovah’s hart wanneer we onder moeilijkheden loyaal aan hem blijven en aldus bewijzen dat Satans beschuldiging niet voor ons geldt.
14. Welk nut kan het voor ons hebben als we onder beproevingen op Jehovah vertrouwen?
14 Als we bij het ondergaan van beproevingen op Jehovah vertrouwen, kunnen we waardevolle eigenschappen aankweken. Jezus bijvoorbeeld heeft als gevolg van het lijden dat hij onderging, „gehoorzaamheid geleerd” op een manier die hij nog niet kende. Ook wij kunnen van onze beproevingen leren: we kunnen lankmoedigheid, volharding en een toegenomen waardering voor Jehovah’s rechtvaardige wegen aankweken. — Hebreeën 5:8, 9; 12:11; Jakobus 1:2-4.
15. Welk nut kan het voor anderen hebben als wij geduldig moeilijkheden verduren?
15 Anderen zullen zien wat we doen. Door wat we wegens onze liefde voor rechtvaardigheid ondergaan, zullen sommigen van hen na verloop van tijd misschien gaan beseffen wie in deze tijd de echte christenen zijn. En door zich met ons in aanbidding te verenigen, kunnen ze in aanmerking komen voor de zegeningen van eeuwig leven (Mattheüs 25:34-36, 40, 46). Jehovah en zijn Zoon willen graag dat mensen die gelegenheid krijgen.
16. Hoe houdt onze kijk op persoonlijke moeilijkheden verband met de kwestie van eenheid?
16 Wat is het goed om zelfs moeilijke situaties te beschouwen als gelegenheden om onze toewijding aan Jehovah te tonen en een aandeel te hebben aan het volbrengen van zijn wil! Daardoor kunnen we er blijk van geven inderdaad op weg te zijn naar eenheid met God en Christus. Jezus bad ten behoeve van alle ware christenen tot Jehovah en zei: „Niet alleen betreffende dezen [zijn naaste discipelen] doe ik een verzoek, maar ook betreffende hen die door hun woord geloof in mij stellen, opdat zij allen één mogen zijn, evenals gij, Vader, in eendracht met mij zijt en ik in eendracht met u ben, dat ook zij in eendracht met ons mogen zijn.” — Johannes 17:20, 21.
17. Welk vertrouwen kunnen we hebben als we loyaal aan Jehovah zijn?
17 Als we loyaal aan Jehovah zijn, zal hij ons rijkelijk belonen. Zijn Woord zegt: „Wordt standvastig, onwrikbaar, altijd volop te doen hebbend in het werk van de Heer, wetend dat uw arbeid niet tevergeefs is in verband met de Heer” (1 Korinthiërs 15:58). Er staat ook: „God is niet onrechtvaardig, zodat hij uw werk en de liefde die gij voor zijn naam hebt getoond . . . zou vergeten” (Hebreeën 6:10). Jakobus 5:11 merkt op: „Ziet! Wij prijzen hen die hebben volhard, gelukkig. Gij hebt van de volharding van Job gehoord en hebt gezien hoe Jehovah het heeft laten aflopen, dat Jehovah zeer teder in genegenheid en barmhartig is.” Hoe liep het voor Job af? „Wat Jehovah betreft, hij zegende het einde van Job daarna meer dan zijn begin” (Job 42:10-16). Ja, de bijbel zegt dat Jehovah „de beloner wordt van wie hem ernstig zoeken” (Hebreeën 11:6). En wat een beloning hebben we om naar uit te zien: eeuwig leven in een paradijs op aarde!
18. Wat zal er uiteindelijk gebeuren met alle pijnlijke herinneringen die we misschien hebben?
18 Gods Koninkrijksregering zal alle schade die de menselijke familie de afgelopen duizenden jaren berokkend is, ongedaan maken. De vreugden die we dan ervaren, zullen ruimschoots opwegen tegen al het lijden dat we nu ondergaan. We zullen niet meer van streek raken door onaangename herinneringen aan vroeger lijden. De opbouwende gedachten en activiteiten waarmee het alledaagse leven van mensen in de nieuwe wereld gevuld zal zijn, zullen de pijnlijke herinneringen geleidelijk verdringen. Jehovah verklaart: „Ik schep nieuwe hemelen [een nieuwe, hemelse Koninkrijksregering over de mensheid] en een nieuwe aarde [een rechtvaardige mensenmaatschappij]; en de vroegere dingen zullen niet in de geest worden teruggeroepen, noch zullen ze in het hart opkomen. Maar verheugt u uitbundig en weest blij voor eeuwig over wat ik schep.” Ja, in Jehovah’s nieuwe wereld zullen de rechtvaardigen kunnen zeggen: „De hele aarde is tot rust gekomen, is vrij van rustverstoring geworden. De mensen zijn vrolijk geworden met vreugdekreten.” — Jesaja 14:7; 65:17, 18.
Overzichtsbespreking
• Hoe heeft Jehovah, terwijl hij het kwaad toeliet, terecht grote eerbied voor zijn eigen naam getoond?
• Hoe heeft God door de „vaten der gramschap” te verdragen, zijn barmhartigheid ook tot ons kunnen uitstrekken?
• Hoe moeten we situaties proberen te bezien waarin we persoonlijk lijden ondergaan?
[Illustraties op blz. 67]
Jehovah „zegende het einde van Job daarna meer dan zijn begin”