FEEST VAN DE NIEUWE MAAN
Volgens Gods gebod aan Israël moest er bij elke nieuwe maan, waardoor het begin van de maanmaanden van de joodse kalender werd gekenmerkt, over hun brandoffers en gemeenschapsoffers op de trompetten worden geblazen (Nu 10:10). Op deze dagen moesten er, behalve het voortdurende dagelijkse offer, speciale offers worden gebracht. Het offer dat op de nieuwe maan werd gebracht, moest een brandoffer zijn bestaande uit twee stieren, één ram en zeven mannetjeslammeren van een jaar oud, met overeenkomstige graan- en wijnoffers, en één geitebokje als zondeoffer. — Nu 28:11-15.
Dit is alles wat er in de Pentateuch met betrekking tot het feest van de nieuwe maan geboden werd. Maar mettertijd groeide het uit tot een belangrijk nationaal feest. In Jesaja 1:13, 14 wordt de viering van de nieuwe maan naast sabbatten en feesttijden vermeld. Zoals uit Amos 8:5 blijkt, hielden de mensen zich, althans in de dagen van de latere profeten, op de nieuwe manen niet met zakelijke aangelegenheden bezig. Dit was meer dan de Schrift met betrekking tot die dagen verlangde. Zoals uit de laatste twee aangehaalde schriftplaatsen blijkt, was de joodse viering van de nieuwe maan tegen die tijd echter louter een vormendienst geworden — iets afschuwelijks in Jehovah’s ogen.
De dag van de nieuwe maan werd beschouwd als een speciale dag om bijeen te komen en feest te vieren. Dit blijkt uit Sauls redenatie toen David op de dag van de nieuwe maan niet bij hem aan tafel verscheen. Saul zei bij zichzelf: „Er is iets gebeurd zodat hij niet rein is, want hij is niet gereinigd” (1Sa 20:5, 18, 24, 26). Hoewel er op deze dag bepaalde soorten werk verricht mochten worden die op de sabbat niet waren toegestaan, beschouwde men de dag van de nieuwe maan als een dag die aan geestelijke zaken was gewijd. Het volk kwam dan gewoonlijk voor een samenkomst bijeen (Jes 1:13; 66:23; Ps 81:3; Ez 46:3) of bezocht de profeten of mannen Gods. — 2Kon 4:23.
Bij de viering van de dag van de nieuwe maan was geen maanaanbidding betrokken, zoals die door sommige heidense natiën werd beoefend, noch had de dag iets met astrologie te maken. — Re 8:21; 2Kon 23:5; Job 31:26-28.
Jesaja schreef over een toekomstige tijd waarin alle vlees zou samenkomen om zich op de dag van de nieuwe maan voor Jehovah neer te buigen (Jes 66:23). In de profetie van Ezechiël waarin verteld wordt hoe hij tijdens de ballingschap in Babylon een tempelvisioen kreeg, zei Jehovah tot hem: „Wat de poort van het binnenste voorhof betreft die op het oosten uitziet, ze dient gedurende de zes werkdagen gesloten te blijven, en op de sabbatdag dient ze geopend te worden, en op de dag van de nieuwe maan dient ze geopend te worden. En het volk van het land moet zich op de sabbatten en op de nieuwe manen aan de ingang van die poort voor het aangezicht van Jehovah neerbuigen.” — Ez 46:1, 3.
Tegenwoordig vieren de joden de nieuwe maan met veel uitvoerige ceremoniën en kennen er grote belangrijkheid aan toe. Christenen wordt echter getoond dat zij niet verplicht zijn een nieuwe maan of een sabbat te vieren, want deze maken slechts deel uit van de schaduw van de toekomende dingen, terwijl de werkelijkheid in Jezus Christus wordt gevonden. De feesten van het vleselijke Israël hebben een symbolische betekenis en wijzen op de vele zegeningen die God door bemiddeling van zijn Zoon schenkt. — Kol 2:16, 17.