GERIZIM, BERG
(Ge̱rizim).
De berg Gerizim, thans bekend als Jebel et Tur (Har Gerizim), en de berg Ebal in het NO liggen in het hart van het district Samaria. De beide tegenover elkaar liggende bergen zijn de hoogste in de omgeving en beheersen een belangrijke pas die van het O naar het W voert. Tussen de twee bergen bevindt zich een vruchtbaar dal, het Dal van Sichem, waarin het huidige Nabloes ligt. Sichem, dat vóór de intocht van de Israëlieten in het Beloofde Land een belangrijke versterkte stad van Kanaän was, lag aan het O-einde van het dal, ongeveer 1,5 km ten ZO van Nabloes. De bergen Gerizim en Ebal waren wegens hun gunstige ligging van militaire en politieke betekenis. Maar ook in religieus opzicht speelden ze een belangrijke rol. — AFB.: Deel 1, blz. 331.
De top van de berg Gerizim verheft zich meer dan 850 m boven de Middellandse Zee. Hoewel de Gerizim ongeveer 60 m lager is dan de berg Ebal, biedt hij een uitstekend uitzicht over het omliggende gebied. Van daar uit kan men in het N de met sneeuw bedekte top van de Hermon zien, in het O het vruchtbare Jordaandal, in het Z de bergen in het gebied van Efraïm en in het W de Vlakte van Saron en de blauwe Middellandse Zee.
Abram (Abraham) sloeg eens zijn kamp op „in de nabijheid van de grote bomen van More”, tussen de bergen Gerizim en Ebal in, en daar ontving hij Jehovah’s belofte: „Aan uw zaad zal ik dit land geven” (Ge 12:6, 7). Ook Jakob sloeg zijn kamp in deze omgeving op. — Ge 33:18.
In overeenstemming met de door Mozes gegeven instructies kwamen de stammen van Israël kort na hun verovering van de stad Ai onder leiding van Jozua bij de bergen Gerizim en Ebal samen. Daar werden hun de zegeningen voorgelezen die hun ten deel zouden vallen wanneer zij Jehovah gehoorzaamden, en de vervloekingen die hen zouden treffen wanneer zij hem niet gehoorzaamden. De stammen Simeon, Levi, Juda, Issaschar, Jozef en Benjamin stonden voor de berg Gerizim. De levieten en de ark van het verbond bevonden zich in het dal, en de andere zes stammen stonden voor de berg Ebal (De 11:29, 30; 27:11-13; Joz 8:28-35). Waarschijnlijk antwoordden de voor de berg Gerizim opgestelde stammen op de in hun richting voorgelezen zegeningen, terwijl de andere stammen antwoordden op de vervloekingen die in de richting van de berg Ebal werden voorgelezen. Er is wel geopperd dat de zegeningen in de richting van de berg Gerizim werden gelezen omdat die mooier en vruchtbaarder was dan de rotsachtige, grotendeels kale berg Ebal, maar de bijbel verschaft geen enkele informatie over deze kwestie. De Wet werd hardop voorgelezen „voor de hele gemeente van Israël, te zamen met de vrouwen en de kleinen en de inwonende vreemdelingen die in hun midden wandelden” (Joz 8:35). Dat de voor de beide bergen staande grote mensenmenigte de woorden kon verstaan, was waarschijnlijk (althans ten dele) toe te schrijven aan de uitstekende akoestiek aldaar. — Zie EBAL, BERG.
In de dagen van de rechters van Israël sprak Gideons zoon Jotham de grondbezitters van Sichem toe terwijl hij „op de top van de berg Gerizim” stond (Re 9:7). Tot op de huidige dag wordt een vooruitspringende tafelrots ongeveer halverhoogte de berg Jothams kansel genoemd, maar dit is slechts een traditionele opvatting.
Een Samaritaanse tempel. Een tempel die de Samaritanen misschien in de 4de eeuw v.G.T. op de berg Gerizim bouwden om met de tempel in Jeruzalem te wedijveren, werd in 128 v.G.T. verwoest. Volgens de overlevering werd hij door Johannes Hyrkanus verwoest. (De joodse oudheden, XI, viii, 2, 4; XIII, ix, 1; De joodse oorlog, I, ii, 6). Zelfs nu nog vieren de Samaritanen feesten, zoals het Pascha, op de berg Gerizim, en wel op de plaats waar naar hun mening vroeger de tempel stond. De Samaritaanse vrouw doelde klaarblijkelijk op de berg Gerizim toen zij tot Jezus Christus zei: „Onze voorvaders hebben op deze berg aanbeden, maar gijlieden zegt dat in Jeruzalem de plaats is waar men moet aanbidden.” — Jo 4:5, 19, 20.
Zoals op oude te Nabloes gevonden munten staat afgebeeld, heeft er eens een tempel van Zeus op het noordoostelijke deel van de berg Gerizim gestaan, met een opgang die naar schatting zo’n 1500 treden moet hebben geteld. In de 5de eeuw G.T. werd op de top van de berg een kerk gebouwd, en de Byzantijnse keizer Justinianus liet er nog een bouwen. Men vermoedt dat de ruïnes die daar nu aangetroffen worden, uit de tijd van Justinianus stammen.