NIEREN
Gepaard orgaan in de lendestreek. De nieren hebben als functie onzuiverheden uit het bloed te filteren. J. N. Oswalt schreef over het Hebreeuwse woord kela·jōthʹ (nieren): „In figuurlijke zin gebruikt, duidt de term op de diepst verborgen aspecten van de persoonlijkheid” (Theological Wordbook of the Old Testament, onder redactie van R. Laird Harris, 1980, Deel 1, blz. 440; vgl. Ps 7:9, vtn.). Hetzelfde geldt voor het Griekse woord neʹfroi (nieren). — Opb 2:23, vtn.
Net als alle organen van het lichaam zijn de nieren rechtstreeks door Jehovah God, de Schepper, gevormd (Ps 139:13). In verband met offerdieren werd het vet dat de nieren omsloot, als bijzonder waardevol beschouwd, en het werd specifiek genoemd als iets wat men bij gemeenschapsoffers (Le 3:10, 11; 9:19, 20), zondeoffers (Le 4:8, 9; 8:14, 16; 9:10) en schuldoffers (Le 7:1, 4) samen met de nieren op het altaar in rook moest laten opgaan. Bij de installatie van de priesterschap werden de nieren van de ram der installatie eerst heen en weer bewogen en vervolgens op het altaar verbrand (Ex 29:22, 24, 25; Le 8:25, 27, 28). Ook werd op iets uitgelezens gedoeld toen Mozes zei dat Jehovah zijn volk Israël met „het niervet van tarwe” voedde. — De 32:14.
Aangezien de nieren diep in het lichaam liggen, behoren ze tot de moeilijkst bereikbare organen. Terecht gebruikt de bijbel de term derhalve om daarmee iemands diepste gedachten en gevoelens aan te duiden. Een wond in de nieren zou een zeer diepe wond zijn, zowel in letterlijk als in figuurlijk opzicht (Job 16:13; Ps 73:21; Klg 3:13). Soms worden de nieren in nauwe samenhang met het hart genoemd, dat figuurlijk wordt gebruikt voor de gehele innerlijke mens. — Jer 11:20; 17:10; 20:12; zie HART.
Onze Schepper heeft een volledige en diepgaande kennis van de constitutie van de mens. Daarom wordt er van Jehovah gezegd dat hij „hart en nieren” toetst, zoals ook zijn Zoon „de nieren en harten” doorzoekt (Ps 7:9; Opb 2:23). Net zoals men zilver loutert, kan Jehovah iemands nieren en hart ’louteren’ teneinde hem ontvankelijker te maken voor Gods wegen opdat hij daardoor in een juiste verhouding tot Jehovah kan geraken. — Ps 26:2; 66:10.
In Psalm 16:7 schreef David: „Ik zal Jehovah zegenen, die mij raad gegeven heeft. Waarlijk, in de nachten hebben mijn nieren mij gecorrigeerd.” Gods raad drong tot de innerlijkste schuilhoeken van Davids wezen als aanbidder van de ware God door. Omdat de „raad” zo diep wortel had geschoten, werd deze vereenzelvigd met de „nieren”, en zo kon er gezegd worden dat de nieren David hadden gecorrigeerd.
Hoewel goddelozen Gods Woord wellicht op de lippen hebben, dringt het niet tot hun diepste wezen door. Daarom wordt er in Jeremia 12:2 over de goddelozen gezegd: „Zij blijven vooruitgaan; zij hebben ook vrucht voortgebracht. Gij zijt nabij in hun mond, maar ver van hun nieren.” Dit vormt een parallel met de schriftplaats in Jesaja 29:13, die door Jezus in Mattheüs 15:7, 8 wordt geciteerd en waar hetzelfde wordt gezegd over het hart van de goddelozen, waaruit blijkt dat „hart” en „nieren” soms op overeenkomstige wijze worden gebruikt.