ANATH
(A̱nath).
1. De vader van Samgar, een van Israëls rechters. — Re 3:31; 5:6.
2. Een van de drie voornaamste Kanaänitische godinnen. Zij wordt voorgesteld als zowel de zuster als de gemalin van Baäl en als een zinnebeeld van de wellust en van de oorlog. Er bestaat echter geen bewijs voor dat de naam van Samgars vader aan die van de godin Anath (Anat) was ontleend, hoewel dat gezien de afvalligheid van Israël gedurende deze periode niet uitgesloten zou zijn. — Vgl. het geval van Gideon in Re 6:25-27.