HOOFDSTUK VIER
„Waarheen gij gaat, zal ik gaan”
1, 2. (a) Welke reis maakten Ruth en Naomi, en welk verdriet droegen ze met zich mee? (b) Waarom had Ruth een ander gevoel bij deze reis dan Naomi?
RUTH liep naast Naomi over de hoogvlakten van Moab. Ze waren nu alleen, twee figuurtjes in een uitgestrekt landschap waar de wind vrij spel had. Misschien heeft Ruth, toen ze zag dat de schaduwen steeds langer werden, naar haar schoonmoeder gekeken en zich afgevraagd of het tijd was om een slaapplaats te zoeken. Ze hield ontzettend veel van Naomi en wilde zo goed mogelijk voor haar zorgen.
2 De vrouwen waren allebei in diepe rouw. Naomi was al jaren weduwe, maar kort geleden waren ook haar twee zonen, Chiljon en Machlon, gestorven. Ook Ruth had veel verdriet; Machlon was haar man. Zij en Naomi waren samen op weg naar Bethlehem in Israël. Toch had Ruth er een ander gevoel bij dan Naomi: Naomi ging naar huis, maar Ruth ging het onbekende tegemoet. Ze liet haar familie, haar land en alles wat daarbij hoorde — inclusief de goden — achter zich. (Lees Ruth 1:3-6.)
3. De antwoorden op welke vragen zullen ons helpen het geloof van Ruth na te volgen?
3 Waarom zou een jonge vrouw dat allemaal opgeven? Waar zou Ruth de kracht vandaan halen om een nieuw leven op te bouwen en voor Naomi te zorgen? Dit verhaal zal laten zien dat we veel van het geloof van de Moabitische Ruth kunnen leren. (Zie ook het kader „Een klein meesterwerk”.) Laten we eerst eens kijken waarom die twee vrouwen deze lange tocht naar Bethlehem maakten.
Verscheurd door tragedies
4, 5. (a) Waarom verhuisden Naomi en haar gezin naar Moab? (b) Voor welke uitdaging stond Naomi in Moab?
4 Ruth was opgegroeid in Moab, een klein land ten oosten van de Dode Zee. Het gebied bestond vooral uit dun beboste plateaus waar diepe ravijnen doorheen liepen. „De velden van Moab” leverden vaak een goede oogst op, ook toen er in Israël hongersnood was. Zo kwam het dat Ruth Machlon en zijn familie leerde kennen (Ruth 1:1).
5 Naomi’s man, Elimelech, had vanwege de honger in Israël besloten met zijn gezin in een ander land te gaan wonen. Door de verhuizing naar Moab was het voor alle leden van het gezin moeilijker hun God te dienen, want de Israëlieten moesten voor hun aanbidding geregeld naar een heilige plaats die Jehovah had aangewezen (Deut. 16:16, 17). Het lukte Naomi haar geloof levend te houden. Toch was het een grote klap voor haar toen haar man stierf (Ruth 1:2, 3).
6, 7. (a) Waarom was Naomi misschien bezorgd toen haar zonen allebei met een Moabitische vrouw trouwden? (b) Wat was er zo mooi aan de manier waarop Naomi met haar schoondochters omging?
6 Het deed Naomi later waarschijnlijk ook veel pijn dat haar zonen met Moabitische vrouwen trouwden (Ruth 1:4). Ze wist dat Abraham, de stamvader van haar volk, veel moeite had gedaan om voor zijn zoon Isaäk een vrouw te vinden uit zijn eigen familie, die aanbidders van Jehovah waren (Gen. 24:3, 4). Later zei de Wet van Mozes dat de Israëlieten hun zonen en dochters niet met buitenlanders mochten laten trouwen, omdat het volk dan misschien afgoden zou gaan aanbidden (Deut. 7:3, 4).
7 Toch trouwden Machlon en Chiljon allebei met een Moabitische vrouw. Ook al was Naomi misschien bezorgd of teleurgesteld, ze deed blijkbaar wel moeite om echt lief te zijn voor haar schoondochters, Ruth en Orpa. Misschien hoopte ze dat de vrouwen Jehovah zouden gaan aanbidden. In ieder geval waren Ruth en Orpa allebei gek op Naomi. De jonge vrouwen hadden veel aan die hechte band toen ze hun man verloren terwijl ze nog geen kinderen hadden (Ruth 1:5).
8. Waardoor voelde Ruth zich misschien aangetrokken tot Jehovah?
8 Had Ruth steun aan het geloof waarin ze was grootgebracht? Dat is nauwelijks voor te stellen. De Moabieten aanbaden veel goden, waarvan Kamos de belangrijkste was (Num. 21:29). De Moabitische religie schijnt net zo wreed en gruwelijk te zijn geweest als andere godsdiensten in die tijd. Er werden zelfs kinderen geofferd. Als Ruth van Machlon of Naomi dingen hoorde over de liefdevolle God van Israël, Jehovah, moet het contrast voor haar heel duidelijk zijn geweest. Jehovah wilde uit liefde aanbeden worden, niet uit angst. (Lees Deuteronomium 6:5.) Misschien trok Ruth na haar zware verlies nog meer naar Naomi toe en hoorde ze de oudere vrouw graag vertellen over die almachtige God, over de geweldige dingen die hij gedaan had en over de liefdevolle, meelevende manier waarop hij met zijn aanbidders omging.
9-11. (a) Welke beslissing namen Naomi, Ruth en Orpa? (b) Wat kunnen we leren van de tragedies waardoor Naomi, Ruth en Orpa getroffen werden?
9 Naomi was natuurlijk benieuwd naar nieuws uit haar vaderland. Op een dag hoorde ze, misschien van een reizende koopman, dat de hongersnood in Israël voorbij was. Jehovah was zijn volk te hulp geschoten. Bethlehem, wat „Huis van het brood” betekent, deed zijn naam weer eer aan. Naomi besloot terug te gaan (Ruth 1:6).
10 Wat zouden Ruth en Orpa doen? (Ruth 1:7) Ze hadden een sterke band met Naomi gekregen door wat ze samen hadden meegemaakt. Blijkbaar had Ruth veel bewondering voor Naomi’s zorgzaamheid en grote geloof in Jehovah. De drie vrouwen gingen op weg naar Juda.
11 Het verhaal over Ruth herinnert ons eraan dat niet alleen slechte, maar ook goede en oprechte mensen getroffen worden door tragedies en verliezen (Pred. 9:2, 11). Het laat ook zien dat het bij een ondraaglijk verlies verstandig is hulp en troost te zoeken bij anderen, vooral bij degenen die hun toevlucht zoeken bij Jehovah, de God van Naomi (Spr. 17:17).
De loyale liefde van Ruth
12, 13. Waarom wilde Naomi dat Ruth en Orpa teruggingen naar hun familie, en wat was hun eerste reactie daarop?
12 Onderweg begon Naomi ergens anders over te piekeren. Ze dacht aan de twee jonge vrouwen bij haar en aan de liefde die zij voor haar en haar zonen hadden getoond. Ze vond het vreselijk om hun leven nog zwaarder te moeten maken. Ruth en Orpa wilden hun land verlaten om met haar mee te gaan, maar wat kon zij in Bethlehem voor hen betekenen?
13 Uiteindelijk zei Naomi: „Gaat heen, keert terug, ieder naar het huis van haar moeder. Moge Jehovah liefderijke goedheid jegens u betrachten, net zoals gij die hebt betracht jegens de mannen die nu gestorven zijn en jegens mij.” Ze zei ook dat ze hoopte dat Jehovah hen zou belonen met een man en een nieuw leven. „Toen kuste zij hen, waarop zij hun stem verhieven en weenden.” Het is niet moeilijk te begrijpen waarom Ruth en Orpa zo gehecht waren aan deze lieve vrouw die zichzelf altijd wegcijferde. Ze bleven allebei volhouden: „Neen, maar wij zullen met ú naar uw volk terugkeren” (Ruth 1:8-10).
14, 15. (a) Waarom ging Orpa terug? (b) Hoe probeerde Naomi Ruth ertoe over te halen terug te gaan?
14 Maar Naomi was niet zo snel te overtuigen. Ze kwam met het argument dat ze in Israël niet veel voor hen kon betekenen, want ze had geen man die voor haar zorgde en geen zonen waarmee haar schoondochters konden trouwen, en er was ook geen kans dat ze die nog zou krijgen. Ze zei dat ze het heel erg vond dat ze zo weinig voor hen kon doen. Orpa vond dat Naomi gelijk had. Haar moeder en haar familie woonden in Moab. Dit was haar thuis. Het leek echt veel beter om in Moab te blijven. Dus met pijn in haar hart nam ze afscheid van Naomi en ging terug (Ruth 1:11-14).
15 En Ruth? Naomi’s argumenten golden net zo goed voor haar. Maar „wat Ruth betreft, zij bleef bij haar”. Misschien was Naomi alweer op weg toen ze zag dat Ruth haar volgde. Ze protesteerde: ’Zie! Uw schoonzuster is naar haar volk en haar goden teruggekeerd. Keer met uw schoonzuster terug’ (Ruth 1:15). Door wat Naomi hier zei, komen we een belangrijk detail te weten. Orpa ging niet alleen terug naar haar volk maar ook naar „haar goden”. Ze vond het niet erg om Kamos en andere valse goden te blijven aanbidden. Dacht Ruth er ook zo over?
16-18. (a) Hoe toonde Ruth loyale liefde? (b) Wat kunnen we van Ruth leren over loyale liefde? (Zie ook de plaatjes van de twee vrouwen.)
16 Ruth had haar besluit genomen. Ze hield ontzettend veel van Naomi en van de God die Naomi diende. Terwijl ze daar op die verlaten weg stonden, zei ze tegen Naomi: „Smeek mij niet dringend om u te verlaten, om terug te keren en u niet te vergezellen; want waarheen gij gaat, zal ik gaan, en waar gij de nacht doorbrengt, zal ik de nacht doorbrengen. Uw volk zal mijn volk zijn, en uw God mijn God. Waar gij sterft, zal ik sterven, en daar zal ik begraven worden. Moge Jehovah zo met mij doen en daaraan toevoegen indien iets anders dan de dood scheiding zou maken tussen mij en u” (Ruth 1:16, 17).
17 Die woorden van Ruth zijn nu, zo’n drieduizend jaar later, nog steeds indrukwekkend. Ze laten heel mooi een kostbare eigenschap van haar uitkomen: loyale liefde. De liefde die Ruth had, was zo sterk en zo loyaal dat Ruth altijd bij Naomi zou blijven. Alleen de dood zou hen kunnen scheiden. Naomi’s volk zou haar volk worden, want Ruth was bereid alles in Moab achter te laten, zelfs de goden van Moab. Ruth kon oprecht zeggen dat ze wilde dat Naomi’s God, Jehovah, ook haar God was.a Wat een verschil met Orpa!
18 Dus liepen ze verder, nu met z’n tweeën, op de lange weg naar Bethlehem. Volgens sommigen kan de reis wel een week hebben geduurd. Maar ze hebben vast troost bij elkaar gevonden voor hun verdriet.
19. Hoe zouden we de loyale liefde van Ruth kunnen navolgen in het gezin, bij vriendschappen en in de gemeente?
19 Ook nu hebben veel mensen verdriet. Volgens de Bijbel leven we in ’kritieke tijden, die moeilijk zijn door te komen’, en we krijgen op allerlei manieren te maken met verlies en verdriet (2 Tim. 3:1). De loyale liefde die Ruth had, is dus belangrijker dan ooit. Deze liefde, die zich aan iets of iemand hecht en gewoon weigert los te laten, kan in deze slechte wereld een sterke en positieve invloed hebben. We hebben die eigenschap nodig in het huwelijk, bij familierelaties, bij vriendschappen en in de christelijke gemeente. (Lees 1 Johannes 4:7, 8, 20.) Als we aan die liefde werken, volgen we het schitterende voorbeeld van Ruth na.
Ruth en Naomi in Bethlehem
20-22. (a) Hoe was Naomi door haar leven in Moab veranderd? (b) Welk verkeerde idee had Naomi over haar ellende? (Zie ook Jakobus 1:13.)
20 Zeggen dat je loyale liefde hebt, is natuurlijk iets heel anders dan dat in de praktijk te laten zien. Ruth kreeg de kans om te bewijzen dat ze niet alleen voor Naomi loyale liefde had, maar ook voor de God die ze had gekozen, Jehovah.
21 Eindelijk kwamen de twee vrouwen aan in Bethlehem, dat ongeveer tien kilometer ten zuiden van Jeruzalem lag. Blijkbaar waren Naomi en haar familie vroeger in dat plaatsje heel bekend, want iedereen had het erover dat Naomi terug was. De vrouwen staarden naar haar en zeiden: „Is dat Naomi?” Ze was door haar verblijf in Moab duidelijk erg veranderd; het was aan haar gezicht en houding te zien dat ze het jarenlang heel moeilijk had gehad en veel verdriet had (Ruth 1:19).
22 Naomi vertelde aan die familieleden en vroegere buren hoe zwaar ze het had. Ze vond zelfs dat haar naam, die „Mijn aangenaamheid” betekent, veranderd moest worden in Mara, wat „Bitter” betekent. Wat zielig voor haar! Ze dacht dat Jehovah haar al die ellende had bezorgd, net zoals Job dat een tijd daarvoor had gedacht (Ruth 1:20, 21; Job 2:10; 13:24-26).
23. Wat vroeg Ruth zich af, en welke regeling had de Wet van Mozes voor de armen? (Zie ook de voetnoot.)
23 De twee vrouwen probeerden in Bethlehem een nieuw leven op te bouwen en Ruth vroeg zich af hoe ze het beste voor zichzelf en voor Naomi kon zorgen. Ze hoorde dat de Wet die Jehovah aan zijn volk in Israël had gegeven een liefdevolle regeling voor de armen had. Die mochten in de oogsttijd op de velden verzamelen wat er na de oogsters achterbleef en wat er aan de randen van de velden stond (Lev. 19:9, 10; Deut. 24:19-21).b
24, 25. Wat deed Ruth toen ze bij de velden van Boaz kwam, en hoe ging het aren verzamelen in z’n werk?
24 Het was de tijd van de gerstoogst, waarschijnlijk april volgens onze kalender, en Ruth ging naar de velden om te zien bij wie ze achtergebleven aren mocht verzamelen. Toevallig kwam ze bij de velden van Boaz, een rijke landeigenaar en een familielid van Naomi’s overleden man. Volgens de Wet had Ruth het recht aren te verzamelen, maar dat vond ze niet vanzelfsprekend; ze vroeg de jonge man die over de oogsters ging om toestemming. Toen ze die kreeg ging ze meteen aan de slag (Ruth 1:22–2:3, 7).
25 Probeer eens voor je te zien hoe Ruth de oogsters volgde. Terwijl de oogsters met hun sikkels van vuursteen de gerst afsneden, bukte Ruth zich om op te rapen wat ze lieten vallen of lieten staan. Ze bond de halmen bij elkaar en bracht die naar een plek waar ze later de graankorrels eruit kon kloppen. Het was vermoeiend werk, dat veel tijd kostte en in de loop van de ochtend steeds zwaarder werd. Maar Ruth ging gewoon door en stopte alleen om het zweet van haar voorhoofd te vegen en een eenvoudige lunch te eten in „het huis”, waarschijnlijk een afdak of iets dergelijks waar de werkers in de schaduw konden zitten.
26, 27. Wat voor iemand was Boaz, en hoe behandelde hij Ruth?
26 Ruth had waarschijnlijk niet verwacht dat ze opgemerkt zou worden, maar dat gebeurde wel. Boaz zag haar en vroeg de jonge voorman wie ze was. Boaz was een diepgelovig man en begroette zijn arbeiders, van wie sommigen dagloners of zelfs buitenlanders geweest kunnen zijn, met de woorden: „Jehovah zij met u.” Zij begroetten hem dan op dezelfde manier. Deze geestelijk ingestelde oudere man had vaderlijke belangstelling voor Ruth (Ruth 2:4-7).
27 Hij noemde haar „mijn dochter” en adviseerde haar naar zijn velden te blijven komen en dicht bij de jonge vrouwen te blijven die voor hem werkten, zodat niemand van de mannen haar zou lastigvallen. Hij zorgde ervoor dat ze in de middagpauze genoeg te eten kreeg. (Lees Ruth 2:8, 9, 14.) En hij deed moeite om haar te prijzen en haar moed in te spreken. Waarom deed hij dat?
28, 29. (a) Wat voor reputatie had Ruth? (b) Hoe kun jij net als Ruth toevlucht zoeken bij Jehovah?
28 Toen Ruth Boaz vroeg waarom hij zo goed was voor haar als buitenlandse, zei hij dat hij wist wat ze allemaal voor haar schoonmoeder, Naomi, deed. Waarschijnlijk had Naomi de vrouwen van Bethlehem verteld hoe geweldig Ruth was en had Boaz dat gehoord. Hij wist ook dat Ruth Jehovah was gaan aanbidden, want hij zei: „Moge Jehovah uw handelwijze belonen, en moogt gij een volmaakt loon krijgen van Jehovah, de God van Israël, onder wiens vleugels gij toevlucht zijt komen zoeken” (Ruth 2:12).
29 Die woorden moeten haar goed hebben gedaan! Ze had inderdaad toevlucht gezocht bij Jehovah God, zoals een kuikentje voor bescherming onder de vleugels van zijn moeder kruipt. Ruth was blij met die geruststellende woorden en bedankte Boaz ervoor. Ze werkte door tot het avond werd (Ruth 2:13, 17).
30, 31. Wat kunnen we van Ruth leren over werkgewoonten, dankbaarheid en loyale liefde?
30 Ruth bracht haar geloof in praktijk en is een schitterend voorbeeld voor ons in deze economisch zware tijd. Ze vond niet dat anderen haar iets verplicht waren, dus was ze dankbaar voor alles wat ze kreeg. Ze schaamde zich niet om lang en hard te werken om voor een familielid te zorgen, ook al was dat nederig werk. Toen Boaz haar waarschuwde voor gevaren en voor slechte omgang tijdens haar werk, paste ze die goede raad dankbaar toe. En nog belangrijker, ze vergat nooit wie haar echte toevlucht was: haar beschermende Vader, Jehovah God.
31 Als we net als Ruth loyale liefde tonen en haar voorbeeld van nederigheid, ijver en dankbaarheid volgen, zullen we merken dat ook ons geloof een goed voorbeeld voor anderen wordt. Maar hoe zorgde Jehovah verder voor Ruth en Naomi? Daar gaat het volgende hoofdstuk over.
a Het is opvallend dat Ruth niet alleen de onpersoonlijke titel God gebruikte, wat veel buitenlanders gedaan zouden hebben; ze gebruikte ook Gods naam, Jehovah. The Interpreter’s Bible zegt daarover: „Zo benadrukt de schrijver dat deze buitenlandse een volgeling van de ware God was.”
b Dit was een bijzondere wet, waarschijnlijk heel iets anders dan wat Ruth in Moab gewend was. Weduwen werden in die tijd in het Midden-Oosten slecht behandeld. Een naslagwerk zegt: „Een vrouw werd na de dood van haar man normaal gesproken afhankelijk van haar zonen; als ze die niet had, was er misschien geen andere keus dan zich als slaaf te verkopen, in de prostitutie te gaan of te sterven.”