-
ProfeetInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
Veeleer ’kwam’ Gods geest op bepaalde tijdstippen ’op hen’ en openbaarde hun de boodschappen die zij moesten bekendmaken (Ez 11:4, 5; Mi 3:8). Dit had een aansporende uitwerking op hen en zette hen ertoe aan te spreken (1Sa 10:10; Jer 20:9; Am 3:8). Zij deden niet alleen ongewone dingen, maar ook hun uitdrukkingswijze en hun gedragingen weerspiegelden ongetwijfeld de buitengewone intensiteit van hun gevoelens. Dit verklaart misschien ten dele wat er bedoeld wordt wanneer er wordt gezegd dat bepaalde personen ’zich als profeten gedroegen’ (1Sa 10:6-11; 19:20-24; Jer 29:24-32; vgl. Han 2:4, 12-17; 6:15; 7:55).
-
-
ProfeetInzicht in de Schrift, Deel 2
-
-
„Profetenzonen”. Zoals in Gesenius’ Hebrew Grammar (Oxford, 1952, blz. 418) wordt verklaard, kan de Hebreeuwse term ben (zoon van) of benēʹ (zonen van) duiden op „lidmaatschap van een gilde of genootschap (of van een stam of een bepaalde categorie)”. (Vgl. Ne 3:8, waar „een lid van de zalfmengers” staat, lett.: „een zoon van de zalfmengers”.) Met „de profetenzonen” kan dus een school bedoeld zijn waar degenen onderwezen werden die tot dit ambt geroepen waren, of de uitdrukking kan eenvoudig betrekking hebben op een profetengemeenschap. Zoals vermeld wordt, waren er zulke profetengroepen in Bethel, Jericho en Gilgal (2Kon 2:3, 5; 4:38; vgl. 1Sa 10:5, 10). Samuël had de leiding over een groep te Rama (1Sa 19:19, 20),
-