De bijbelse geografie — Is ze nauwkeurig?
DE ZON is zojuist ondergegaan in Palestina. Het is het jaar 1799. Na een hete dag marcheren heeft het Franse leger het kamp opgezet, en Napoleon, de opperbevelhebber, rust in zijn tent. Bij het flikkerende kaarslicht leest een van zijn dienaren uit een Franse bijbel voor.
Klaarblijkelijk gebeurde dit vaak tijdens Napoleons militaire veldtocht in Palestina. „Toen wij op de ruïnes van die oude steden ons kamp hadden opgeslagen,” vertelde hij later in zijn memoires, „werd elke avond met luider stem de Schrift voorgelezen . . . De overeenkomst en de waarheidsgetrouwheid van de beschrijvingen waren treffend: na zo veel eeuwen en veranderingen passen ze nog steeds bij dit land.”
Ja, mensen die naar het Midden-Oosten reizen, bemerken dat bijbelse gebeurtenissen gemakkelijk met hedendaagse plaatsen in verband gebracht kunnen worden. Voordat het Franse leger Egypte veroverde, wisten buitenlanders niet veel over dat oude land. Toen begonnen wetenschappers en geleerden, die door Napoleon naar Egypte waren gebracht, bijzonderheden van Egyptes vroegere pracht aan de wereld te onthullen. Hierdoor is het gemakkelijker geworden zich de „harde slavenarbeid” voor te stellen waaraan de Israëlieten eens werden onderworpen. — Exodus 1:13, 14.
In de nacht dat de Israëlieten uit Egypte werden bevrijd, kwamen zij bij Rameses bij elkaar en trokken toen naar „de rand van de wildernis” (Exodus 12:37; 13:20). Daar gaf God hun het bevel „om te keren” en zich „te legeren bij de zee”. Deze vreemde manoeuvre werd uitgelegd als een ’in verwarring ronddolen’ en de koning van Egypte vertrok met zijn leger en 600 strijdwagens om zijn vroegere slaven terug te halen. — Exodus 14:1-9.
De uittocht uit Egypte
Volgens Josephus, een geschiedschrijver uit de eerste eeuw G.T., dreef het Egyptische leger de Israëlieten „in eene enge ruimte samen” en hield hen ingesloten „tusschen ontoegankelijke afgronden en de zee”. De precieze plaats waar de Israëlieten de Rode Zee overstaken, is in deze tijd niet met zekerheid aan te wijzen. Maar men kan zich de gebeurtenis gemakkelijk voor de geest halen vanaf een bergketen die uitziet over het noordelijke uiteinde van de Rode Zee. Het is interessant dat de berg Jebel ʽAtaqah wordt genoemd, wat „berg van bevrijding” betekent. Tussen deze bergketen en de Rode Zee ligt een kleine vlakte die steeds smaller wordt tot het punt waar de uitlopers van het gebergte bijna tot in de zee reiken. Aan de overzijde van de Rode Zee bevindt zich een oase met veel bronnen, die ʽAyun Musa wordt genoemd, wat „bronnen van Mozes” betekent. De zeebodem tussen deze twee punten loopt heel geleidelijk af, terwijl die op andere plaatsen plotseling tot een diepte tussen de 9 en de 18 meter daalt.
Ongelovige theologen van de christenheid hebben geprobeerd het wonder dat God verrichtte toen hij de wateren van de Rode Zee scheidde en de Israëlieten in staat stelde om over droog land te ontkomen, weg te redeneren. Zij verplaatsen de gebeurtenis naar een ondiep moeras ten noorden van de Rode Zee. Maar dat stemt niet overeen met het bijbelse verslag, waarin herhaaldelijk wordt verklaard dat de oversteek in de Rode Zee plaatsvond, op een plaats waar ruimschoots voldoende water was om Farao en heel zijn leger te laten verdrinken, ja, hen te verzwelgen. — Exodus 14:26-31; Psalm 136:13-15; Hebreeën 11:29.
De wildernis van Sinaï
Hoe woest en verlaten het Sinaï-schiereiland is, wordt levendig beschreven in het bijbelse verslag van Israëls omzwervingen (Deuteronomium 8:15). Zou een hele natie zich dus aan de voet van de berg Sinaï kunnen verzamelen om Gods Wet te ontvangen en later kunnen terugwijken om „op een afstand” te staan? (Exodus 19:1, 2; 20:18) Is er een plek die groot genoeg is om een schare die naar schatting uit drie miljoen mensen bestond, de ruimte voor zo’n beweging te geven?
Een negentiende-eeuwse reiziger en bijbelgeleerde, Arthur Stanley, bezocht de omgeving van de berg Sinaï en beschreef de aanblik die zijn groep te zien kreeg toen zij de Ras Safsafa hadden beklommen: „Wij waren, net als iedereen die het heeft gezien en beschreven, onmiddellijk onder de indruk. . . . Daar was de diepgelegen grote gele vlakte die zich helemaal tot aan de voet van de steile rotsen uitstrekt . . . Wanneer wij in aanmerking nemen dat er in dit gebied bijna nergens zo’n combinatie van een vlakte en een berg te vinden is, vormt het een zeer belangrijk bewijs voor de waarheidsgetrouwheid van het verslag dat er één zo’n combinatie is, en nog wel in de buurt van wat volgens de traditionele opvatting de Sinaï is.”
Het Beloofde Land
In het veertigste jaar van Israëls omzwervingen in de wildernis gaf Mozes de volgende beschrijving van de kenmerken van het land dat zij zouden binnengaan: „Jehovah, uw God, brengt u in een goed land, een land van met water gevulde stroomdalen, bronnen en waterdiepten, die in de valleivlakte en in het bergland ontspringen.” — Deuteronomium 8:7.
Hoe nauwkeurig deze belofte was, bleek al gauw toen de hele natie — mannen, vrouwen, kleinen en vreemdelingen — zich in het waterrijke dal van Sichem tussen de berg Ebal en de berg Gerizim verzamelde. Zes stammen stonden aan de voet van de berg Gerizim. De andere zes stammen verzamelden zich aan de overzijde van het dal, aan de voet van de berg Ebal, om de goddelijke zegeningen te horen die de natie zou genieten als zij Jehovah’s Wet zouden gehoorzamen, en de vervloekingen te horen die over hen zouden komen als zij zich niet aan Gods Wet zouden houden (Jozua 8:33-35). Maar was er in dit smalle dal genoeg ruimte voor de natie? En hoe konden zij allemaal zonder een moderne geluidsinstallatie horen wat er werd gezegd?
Jehovah God had door middel van een wonder de stemmen van de levieten kunnen versterken. Maar zo’n wonder schijnt niet nodig te zijn geweest. De akoestiek in dit dal is uitstekend. „Alle reizigers”, schreef de negentiende-eeuwse bijbelgeleerde Alfred Edersheim, „zijn het op twee punten met elkaar eens: 1. Dat het geen enkel probleem kan zijn geweest om alles wat in het dal werd gezegd, zowel op de Ebal als op de Gerizim duidelijk te horen. 2. Dat er op deze twee bergen voor heel Israël genoeg plaats was om te staan.”
Een andere negentiende-eeuwse bijbelgeleerde, William Thomson, beschreef zijn ervaring in dat dal in zijn boek The Land and the Book: „Ik heb geschreeuwd om de echo te horen, en heb mij vervolgens voorgesteld hoe het moet zijn geweest toen de levieten met luide stem verklaarden . . . ’Vervloekt zij de man die enig gehouwen beeld maakt, een gruwel voor Jehovah.’ En dan het overweldigende AMEN! van de reusachtige vergadering, tienmaal zo luid, opstijgend en aanzwellend, weerkaatsend van de Ebal naar de Gerizim, en van de Gerizim naar de Ebal.” — Vergelijk Deuteronomium 27:11-15.
Het dal van Jizreël
Ten noorden van Sichem ligt nog een vruchtbaar dal, een dal dat van beneden het zeeniveau oploopt en uitkomt op een enorme vlakte. Dit hele gebied wordt het dal van Jizreël genoemd, naar de stad Jizreël. Ten noorden van het dal bevinden zich de heuvels van Galilea, waar Jezus’ woonplaats Nazareth lag. „Nazareth”, legt George Smith uit in zijn boek The Historical Geography of the Holy Land, „ligt in een bekken te midden van heuvels; maar wat een uitzicht wanneer u naar de rand van dit bekken klimt! . . . [Het dal van Jizreël] ligt voor u, met zijn . . . slagvelden . . . Het is een kaart van de oudtestamentische geschiedenis.”
In deze valleivlakte hebben archeologen de ruïnes blootgelegd van stadstaten die in de dagen van Jozua door Israël werden veroverd, namelijk Taänach, Megiddo, Jokneam en mogelijk Kedes (Jozua 12:7, 21, 22). In ditzelfde gebied bevrijdde Jehovah zijn volk in de dagen van rechter Barak en rechter Gideon door een wonder van overweldigend machtige vijandige natiën. — Rechters 5:1, 19-21; 6:33; 7:22.
Eeuwen later reed koning Jehu door het dal omhoog naar de stad Jizreël om Jehovah’s oordeel aan Izebel en het afvallige huis van Achab te voltrekken. Vanuit de wachttoren in Jizreël kon men gemakkelijk in het oosten Jehu’s troepen op een afstand van 19 kilometer zien aankomen. Er was derhalve tijd genoeg voor koning Joram om een eerste en vervolgens een tweede boodschapper te paard te sturen, en voor koning Joram van Israël en koning Ahazia van Juda om ten slotte hun wagens in te spannen en Jehu te ontmoeten voordat hij de stad Jizreël bereikte. Jehu bracht Joram onmiddellijk ter dood. Ahazia vluchtte maar werd later verwond, en hij stierf in Megiddo (2 Koningen 9:16-27). Over slagvelden zoals de hierboven genoemde schrijft George Smith: „Het is treffend dat niet een van de verhalen . . . een geografische onmogelijkheid bevat.”
Ongetwijfeld heeft Jezus vaak uitgekeken over het dal van Jizreël en gemediteerd over de opwindende overwinningen die daar hadden plaatsgevonden, omdat hij wist dat hij, de beloofde Messias, bestemd was om de rol van een Grotere Jozua, een Grotere Barak, een Grotere Gideon en een Grotere Jehu te vervullen ter rechtvaardiging van Jehovah’s soevereiniteit. Ja, de bijbel gebruikt Megiddo, de meest strategische stad in deze valleivlakte, als een symbool van de plaats waar Gods oorlog van Har–Magedon (wat „berg van Megiddo” betekent) zal worden gestreden. Dat zal een wereldomvattende strijd zijn waarin Jezus Christus, als Koning der koningen, alle vijanden van God en van de christelijke gemeente, Gods ware volk, zal verdelgen. — Openbaring 16:16; 17:14.
De bijbel vertelt dat woedende joden uit Nazareth eens probeerden Jezus van „de vooruitspringende rand van de berg waarop hun stad was gebouwd” te werpen zodat hij zou sterven (Lukas 4:29). Het is interessant dat er ten zuidwesten van de huidige stad Nazareth een 12 meter hoge steile rots is waar dit voorval kan hebben plaatsgevonden. Jezus ontkwam aan zijn vijanden en, zo zegt de bijbel verder, „hij daalde af naar Kapernaüm” (Lukas 4:30, 31). Kapernaüm, aan de Zee van Galilea, ligt inderdaad veel lager.
Deze en vele andere details hebben behalve Napoleon nog anderen ertoe gebracht hun verwondering te uiten over de nauwkeurigheid van de bijbelse geografie. „De [bijbelse] vermeldingen van topografie zijn zeer talrijk, en volkomen bevredigend”, schreef Thomson in The Land and the Book. „Men moet wel geïmponeerd raken door de voortdurende overeenstemming tussen de opgetekende geschiedenis en de natuurlijke geografie van zowel het Oude als het Nieuwe Testament”, merkt Stanley op in Sinai and Palestine.
De verbazingwekkende nauwkeurigheid van de bijbel op geografisch gebied is slechts één bewijs dat het boek geen louter menselijke oorsprong heeft. In de voorgaande drie uitgaven van De Wachttoren stonden hiermee verband houdende artikelen over de bijbel. Wij nodigen u uit de andere drie delen van deze serie nog eens ter hand te nemen en ze met genoegen te lezen.
[Kaart op blz. 7]
(Zie publicatie voor volledig gezette tekst)
DAL VAN JIZREËL
Jizreël
Nazareth
Taänach
Megiddo
Jokneam
Kedes
N
ZEE VAN GALILEA
GROTE ZEE
mijl
kilometer
5
10
10
20
[Verantwoording]
Gebaseerd op een kaart onder het auteursrecht van Pictorial Archive (Near Eastern History) Est. and Survey of Israel.
[Illustratie op blz. 5]
Israël ontving de Wet bij de berg Sinaï
[Verantwoording]
Pictorial Archive (Near Eastern History) Est.