KABUL
(Kabu̱l).
1. Een stad die aan de stam Aser als deel van zijn erfelijk bezit werd toegewezen (Joz 19:24, 27). Ze komt overeen met het huidige Kaboel, dat ongeveer 13 km ten OZO van Akko ligt.
2. De naam van een twintig steden tellend Galilees district dat Salomo aan koning Hiram van Tyrus had gegeven, een geschenk waarmee Salomo vermoedelijk zijn waardering tot uitdrukking bracht voor de hulp die Hiram hem bij zijn bouwprogramma had geboden. Toen Hiram echter de steden ging bezichtigen, waren ze „nu niet bepaald goed in zijn ogen” en hij zei tot Salomo: „Wat zijn dat voor steden die gij mij hebt gegeven, mijn broeder?” Daarna werden ze „het land Kabul” genoemd. — 1Kon 9:10-13.
Volgens Josephus waren de steden „niet ver van Tyrus gelegen” (Joodsche oudheden, VIII, v, 3). Galilea wordt door Jesaja (9:1) „Galilea der natiën” genoemd, en sommige geleerden achten het waarschijnlijk dat de twintig steden door heidenen bewoond werden. Salomo had ze waarschijnlijk niet aan een buitenlandse koning gegeven als daar Israëlieten hadden gewoond, en ze kunnen inderdaad buiten de grenzen van Israëls feitelijke woongebied gelegen hebben, zij het nog binnen de begrenzingen van het oorspronkelijke gebied dat Israël door God beloofd was en dat door Salomo’s vader David was veroverd (Ex 23:31; 2Sa 8:1-15). De juistheid van Salomo’s handelwijze is betwijfeld op grond van Gods wet in Leviticus 25:23, 24. Het kan zijn dat deze wet alleen van toepassing werd geacht op de streek die werkelijk door Gods verbondsvolk werd bewoond, en in dat geval zou Salomo’s geschenk niet onjuist zijn geweest. Ligt de zaak echter anders, dan zou dit nog een voorbeeld zijn van Salomo’s nalatigheid zich strikt aan de goddelijke raad te houden, zoals hij immers ook zijn paarden vermeerderde en veel vrouwen uit andere natiën nam. — Vgl. De 17:16, 17 met 1Kon 4:26; 11:1-8.
Het verslag vermeldt niet waarom Hiram misnoegd was over de steden. Sommigen veronderstellen dat de heidense inwoners ze slecht hadden onderhouden, anderen dat hun geografische ligging onaantrekkelijk was. Hoe dan ook, wegens zijn misnoegen werden ze „het land Kabul” genoemd. De betekenis van Kabul in deze tekst is het onderwerp van uitgebreide discussies geweest. Josephus zegt in het bovenstaande werk dat het „woord in het Phenicisch niet aangenaam beteekent”, maar hedendaagse geleerden vinden geen verdere bewijzen ter ondersteuning van deze interpretatie. Lexicografen opperen over het algemeen het vermoeden dat hier sprake is van een woordspeling en dat Kabul wordt gebruikt in de zin van de min of meer gelijkluidende Hebreeuwse uitdrukking kevalʹ, die „als niets” betekent.
In het parallelle verslag over de gebeurtenissen die zich voordeden na de voltooiing van Salomo’s bouwproject, maakt 2 Kronieken 8:2 melding van steden „die Hiram aan Salomo had gegeven” en die Salomo ten behoeve van de Israëlieten herbouwde. Of dit al dan niet dezelfde steden waren die Salomo voordien aan Hiram had geschonken, wordt niet gezegd. Zo ja, dan zou deze tekst erop duiden dat Hiram het geschenk had afgewezen. Ook huldigen sommigen de opvatting dat er sprake was van een uitwisseling van geschenken in de vorm van steden, hoewel dit in het verslag in 1 Koningen hoofdstuk 9 niet vermeld wordt.