Bijbelse hoofdpunten Ezra 1:1–10:44
Jehovah vervult zijn beloften!
Bevrijding! Herstel! Wat moet dit een hartverwarmend nieuws zijn geweest voor de ballingen in Babylon! In overeenstemming met Gods belofte werden de joden, na zeventig jaar van knechtschap, in hun vaderland hersteld. — Jeremia 25:12; Jesaja 44:28–45:7.
Het bijbelboek Ezra begint met deze opwindende gebeurtenissen. Het werd omstreeks 460 v.G.T. door de afschrijver Ezra in Jeruzalem geschreven en beslaat ongeveer zeventig jaar, van de vrijlating van de joden tot de voltooiing van de tweede tempel en de reiniging van de priesterschap (537-ca. 467 v.G.T.). De nadruk wordt gelegd op de manier waarop Jehovah zijn beloften vervult. Het boek bevat ook waardevolle lessen.
Ballingen bevrijd
Lees alstublieft Ezra 1:1–3:6. De Perzische koning Cyrus, wiens geest door Jehovah was opgewekt, vaardigt een proclamatie uit: De tempel in Jeruzalem zal worden herbouwd en Jehovah’s aanbidding moet daar worden hersteld! Alle Israëlieten mogen er een aandeel aan hebben. Degenen die hiertoe in staat zijn, hebben de vrijheid naar hun vaderland terug te keren ten einde de herbouw ter hand te nemen. Anderen worden aangespoord het project door middel van royale financiële bijdragen te steunen. De gebruiksvoorwerpen uit de oorspronkelijke tempel, die door Nebukadnezar naar Babylon waren meegenomen, moeten worden teruggegeven. Onder leiding van Zerubbábel ondernemen bijna 50.000 joden de reis van ongeveer 1600 kilometer terug naar Jeruzalem. Zij herbouwen het heilige altaar en brengen offers aan Jehovah. Vervolgens, in de herfst van 537 v.G.T., vieren zij het loofhuttenfeest. De zeventig jaren van verwoesting eindigen precies op tijd! — Jeremia 25:11; 29:10.
◆ 1:3-6 — Waren de Israëlieten die in Babylon achterbleven, ontrouw?
Niet noodzakelijkerwijs, hoewel materialisme en gebrek aan waardering in sommige gevallen factoren geweest kunnen zijn. In Cyrus’ decreet werd niet gezegd dat allen moesten terugkeren; dit werd tot een vrijwillige kwestie gemaakt. Omstandigheden zoals ouderdom, een slechte gezondheid of gezinsverplichtingen kunnen sommigen hebben belet de reis te maken. Maar zij moesten degenen die wel konden terugkeren, ondersteunen.
◆ 1:8 — Wie was Sesbazzar?
Naar alle waarschijnlijkheid was dit een officiële Chaldeeuwse hofnaam die aan Zerubbábel was gegeven. (Vergelijk Daniël 1:7.) Wat aan Sesbazzar wordt toegeschreven, wordt elders van Zerubbábel gezegd (Ezra 5:16; Zacharia 4:9). Beiden dragen de titel „stadhouder” (Ezra 5:14; Haggaï 2:21). En in Ezra 2:2 en 3:1, 2 wordt Zerubbábel als de leider van de terugkerende ballingen vermeld; het is daarom passend dat de naam Sesbazzar daar niet wordt genoemd.
◆ 2:61-63 — Wat waren de Urim en de Tummim?
Naar men aanneemt, waren dit heilige loten die werden gebruikt als in een kwestie een antwoord van Jehovah nodig was. Volgens de joodse overlevering verdwenen ze toen de tempel in 607 v.G.T. werd verwoest. Dit wordt ondersteund door het feit dat personen die van priesterlijke afkomst beweerden te zijn, van het priesterschap en het eten van de allerheiligste dingen werden uitgesloten „totdat er een priester zou optreden met Urim en Tummim”. Maar er is geen verslag voorhanden dat ze toen of daarna werden gebruikt.
Les voor ons: Jehovah’s Getuigen in deze tijd verkeren in een situatie die gelijkenis vertoont met die van de joodse ballingen. Niet allen kunnen de volle-tijddienst op zich nemen of verhuizen om te dienen waar de behoefte sterker wordt gevoeld. Toch doen zij alles wat in hun vermogen ligt om de belangen van de reine aanbidding te bevorderen, door vrijwillige bijdragen te schenken en degenen die een grotere activiteit kunnen ontplooien, aan te moedigen.
Het herstel tegengestaan
Lees 3:7–4:24. Met grote vreugde leggen de teruggekeerde joden het fundament van Jehovah’s huis. Maar jaren achtereen trachten tegenstanders de tempelbouwers te ontmoedigen. Na de koning ervan te hebben overtuigd dat er een „oproerige en slechte stad” wordt herbouwd, slagen deze vijanden er ten slotte in krachtens koninklijk bevel het werk stil te laten leggen. Het verbod blijft van kracht „tot het tweede jaar van de regering van Daríus, de koning van Perzië”.
◆ 3:12 — Waarom weenden deze mannen?
Deze zeer oude mannen konden zich herinneren hoe schitterend de tempel van Salomo er had uitgezien. Wat zij nu zagen — alleen maar een fundament — was in vergelijking daarmee heel onbeduidend. Naar alle waarschijnlijkheid waren zij ontmoedigd en twijfelden zij eraan of hun krachtsinspanningen de vroegere heerlijkheid zouden herstellen. — Haggaï 2:2, 3.
◆ 4:1-3 — Waarom werd het aanbod van hulp afgeslagen?
Deze niet-joden, die de koning van Assyrië hierheen had gedeporteerd om het land opnieuw te bevolken, waren geen ware aanbidders van God (2 Koningen 17:33, 41). Hun hulp aanvaarden, zou betekend hebben dat er werd geschipperd met betrekking tot de ware aanbidding, en Jehovah had zijn volk specifiek tegen dergelijke intergeloofbewegingen gewaarschuwd (Exodus 20:5; 34:12). Bovendien worden deze niet-joden in het verslag „tegenstanders” genoemd.
Les voor ons: Als wij bij het dienen van God met vijandschap te maken krijgen, dienen wij het voorbeeld te volgen van de gerepatrieerde joden, die zich onmiddellijk als „één man” vergaderden om Jehovah te aanbidden. Doordat zij op Jehovah vertrouwden en zijn aanbidding op de eerste plaats stelden, werden zij gesterkt om het toegewezen werk klaar te krijgen. — Ezra 3:1-12.
De tempel voltooid
Lees 5:1–6:22. Op aansporing van de profeten Haggaï en Zacharia worden de bouwwerkzaamheden met hernieuwde ijver hervat. Daar de tegenstanders het werk niet hebben kunnen stopzetten, beginnen zij weer te klagen. Koning Daríus stelt een onderzoek in en vindt Cyrus’ oorspronkelijke decreet. Niet alleen krijgen de tegenstanders bevel met hun vijandige daden te stoppen, maar hun wordt ook opgedragen materiële hulp te geven! Door de voortdurende aanmoedigingen van Jehovah’s profeten wordt de tempel in 515 v.G.T. voltooid en ingewijd. Hij wordt vreugdevol opgedragen aan God, wiens beloften in vervulling gaan!
◆ 5:5 — Waarom slaagden de tegenstanders er niet in de bouwwerkzaamheden stop te zetten?
Jehovah waakte over zijn getrouwe dienstknechten (2 Kronieken 16:9). Gesterkt door Gods geest weigerden de oudere mannen zich te laten intimideren. Zij verwezen naar het reeds lang vergeten decreet van Cyrus. Aangezien de Perzische wet onveranderlijk was, waren de tegenstanders bang in strijd te handelen met een koninklijk besluit (Daniël 6:8, 15). Het werk werd voortgezet.
◆ 6:21 — Wie hadden zich „van de onreinheid van de natiën” afgezonderd?
Dit kunnen proselieten zijn geweest die met de joden waren teruggekeerd, Samaritanen die toen het land bewoonden of zelfs teruggekeerde joden die door heidense invloeden waren bezoedeld. (Vergelijk Ezra 9:1.) De vooruitgang van Jehovah’s zuivere aanbidding in Jeruzalem bracht hen er klaarblijkelijk toe de nodige veranderingen in hun leven aan te brengen.
Les voor ons: Ook christelijke ouderlingen in deze tijd dienen Jehovah’s leiding te zoeken. Hij schenkt het nodige inzicht wanneer wij tegenover tegenstanders komen te staan. — Psalm 32:8.
Ezra keert terug
Lees 7:1–8:36. De tijd verstrijkt. In 468 v.G.T. staat koning Artaxerxes Ezra „heel zijn verzoek” toe en stelt hem in staat in Jeruzalem hulp te verlenen. Het bevel van de koning moedigt alle bereidwillige joden aan eveneens terug te keren, en hij schenkt zilver en goud voor de aanschaf van alles wat in Jehovah’s huis nodig is. Ezra wordt gemachtigd magistraten en rechters aan te stellen, die zowel de wet van Jehovah als die van de koning zullen handhaven. Met vertrouwen in Gods steun sterkt Ezra zich en begint hij aan de gevaarlijke reis. Hij vraagt niet om een gewapend geleide, opdat dit niet als een gebrek aan geloof in Jehovah’s beschermende vermogen beschouwd zal worden. Met Gods steun komen de joden veilig aan.
◆ 7:1, 7, 11 — Wie was deze Artaxerxes?
Dit was de Perzische koning Artaxerxes I (Longimanus). In het twintigste jaar van zijn regering stond hij Nehemía toe naar Jeruzalem terug te keren en de muren en poorten van de stad te herbouwen (Nehemía 2:1-8). Geschiedschrijvers uit de oudheid beschrijven Artaxerxes als iemand die over het algemeen een welwillende en edelmoedige aard bezat. Wegens zijn grote schenking werd hij in Ezra 6:14 genoemd als iemand wiens bevel ertoe heeft bijgedragen dat de tempelbouw werd voltooid, hoewel men ongeveer 47 jaar voordien met de bouw ervan was klaargekomen. Hij is niet de Artaxerxes die de herbouw stopzette (Ezra 4:7-23). Dat was Gaumata, die in 522 v.G.T. slechts acht maanden regeerde. „Artaxerxes” was klaarblijkelijk een troonnaam of titel.
Les voor ons: Ezra heeft een prachtig voorbeeld gegeven voor Jehovah’s dienstknechten in deze tijd. Als vaardig afschrijver, die Gods Woord ijverig bestudeerde, schonk hij alle eer aan de Allerhoogste en bekommerde hij zich meer om Jehovah’s heerlijkheid dan om zijn eigen veiligheid. — Ezra 7:27, 28; 8:21-23.
De natie gereinigd
Lees 9:1–10:44. Ezra komt al gauw te weten dat velen „zich niet [hebben] afgezonderd van de volken der landen wat hun verfoeilijkheden betreft”. De joden, met inbegrip van priesters en levieten, hebben huwelijken gesloten met de heidense Kanaänieten. Ezra is ontzet. Hij legt de kwestie in gebed aan Jehovah voor en belijdt berouwvol de dwalingen van de natie. Onder zijn leiding heeft het volk berouw en nemen zij het besluit hun buitenlandse vrouwen weg te sturen. De onreinheid wordt binnen ongeveer drie maanden uit de weg geruimd.
◆ 9:2 — Waarom was het zondig met buitenlandse vrouwen te trouwen?
Dit vormde een bedreiging voor het herstel van de ware aanbidding (Deuteronomium 7:3, 4). Het waren ongelovige vrouwen, die afgoden aanbaden. Huwelijken met hen zouden er uiteindelijk toe hebben kunnen leiden dat de joden opgingen in de omliggende heidense natiën, waardoor de zuivere aanbidding van de aarde zou hebben kunnen verdwijnen.
◆ 10:3, 44 — Waarom werden ook de kinderen weggestuurd?
Jonge kinderen hebben gewoonlijk hun moeder nodig. Bovendien zouden de weggestuurde vrouwen, door de invloed van de kinderen, misschien na verloop van tijd zijn teruggekeerd. De zuivere aanbidding van Jehovah moest op de eerste plaats komen.
Les voor ons: Evenals de getrouwe joden in Ezra’s tijd, houden Jehovah’s Getuigen aan Gods maatstaven voor het huwelijk vast. Zij beseffen dat zij „alleen in de Heer” dienen te trouwen. — 1 Korinthiërs 7:39.
Jehovah heeft zijn belofte gehouden om zijn aanbidding in het oude Jeruzalem te herstellen. Evenzo zal hij zijn belofte vervullen dat zijn reine aanbidding op de gehele aarde beoefend zal worden (Habakuk 2:14). Zult u die tijd van vrede en geluk op deze aarde meemaken? — Psalm 37:10, 11; Openbaring 21:3, 4.