EKBATANA
(Ekbata̱na).
Vanaf ongeveer 700 v.G.T. de hoofdstad van het oude Medië. De Perzische koning Cyrus II veroverde de stad op Astyages, de koning der Meden, waarna de Meden en de Perzen hun strijdkrachten onder Cyrus verenigden. Volgens de bijbel was Ekbatana in de dagen van de Perzische koning Darius I (Hystaspis) een plaats in het rechtsgebied Medië. — Ezr 6:1, 2.
In Ezra 6:2 wordt de naam van deze stad in het Nederlands met „Ekbatana” weergegeven. Deze vorm van de naam komt overeen met de weergave in de Latijnse Vulgaat en wordt ook aangetroffen in de Griekse tekst van de apocriefe geschriften die in de Septuaginta werden opgenomen. De masoretische tekst en de Syrische Pesjitta geven de naam echter weer als „Achmetha”. Vroege Griekse schrijvers schijnen de naam Ekbatana voor verscheidene plaatsen te hebben gebruikt. Tegenwoordig zijn de geleerden het er evenwel algemeen over eens dat de door Cyrus ingenomen (en dus de in Ezr 6:2 genoemde) stad Ekbatana het huidige Hamadan is, een belangrijk in Iran gelegen handelscentrum aan de voet van de berg Alwand, ongeveer 290 km ten WZW van Teheran. Net als het oude Ekbatana een belangrijke stad was aan de hoofdroute die Mesopotamië met verder naar het O gelegen plaatsen verbond, zo lopen ook door het huidige Hamadan verscheidene wegen, waaronder de weg van Bagdad naar Teheran.
Toen in de dagen van Zerubbabel bepaalde door de Perzen aangestelde hoogwaardigheidsbekleders de rechtmatigheid van het door de joden verrichte werk in verband met de wederopbouw van de tempel in twijfel trokken, zonden deze tegenstanders een brief naar koning Darius I van Perzië met het verzoek te bevestigen of Cyrus inderdaad een decreet had uitgevaardigd waarin de joden gemachtigd werden de tempel te herbouwen (Ezr 5:1-17). Darius liet een onderzoek instellen en Cyrus’ decreet werd in Ekbatana gevonden; zodoende werd de rechtmatigheid van het werk in verband met de wederopbouw van de tempel bevestigd. Darius vaardigde zelfs een bevel uit waardoor de joden in staat werden gesteld hun werk zonder belemmering voort te zetten, en hun tegenstanders kregen de opdracht hen van de benodigde bouwmaterialen te voorzien, wat zij „prompt deden”. Ten slotte werd de tempel „tegen de derde dag van de maanmaand Adar, dat wil zeggen in het zesde jaar van de regering van Darius, de koning”, ofte wel omstreeks de lente van 515 v.G.T., voltooid. — Ezr 6:6-15.