Volg hun geloof na
Ze kwam op voor Gods volk
ESTHER probeerde haar bonzende hart te kalmeren terwijl ze naar het voorhof van het paleis in Susan liep. Het was niet makkelijk. Alles aan het paleis — de veelkleurige reliëfs van gevleugelde stieren, boogschutters en leeuwen van geglazuurd metselwerk, de gegroefde zuilen en de imposante beelden, en zelfs de ligging op reusachtige platforms bij het met sneeuw bedekte Zagrosgebergte, met uitzicht op het heldere water van de Choaspes — was bedoeld om elke bezoeker te herinneren aan de enorme macht van de man die ze wilde spreken, de man die zichzelf „de grote koning” noemde. Hij was ook haar echtgenoot.
Haar echtgenoot! Ahasveros was niet bepaald de man met wie een gelovig Joods meisje misschien had verwacht te trouwen!a Hij nam geen voorbeeld aan mannen als Abraham, die nederig Gods raad opvolgde om naar zijn vrouw Sara te luisteren (Genesis 21:12). De koning wist weinig of niets van Esthers God, Jehovah, of van zijn Wet. Maar hij kende wel de Perzische wet die verbood wat Esther op het punt stond te doen. Die wet zei namelijk dat iedereen die ongevraagd voor de Perzische monarch verscheen, de dood verdiende. Esther was niet gevraagd te komen, maar ze ging toch. Terwijl ze dichter bij het binnenste voorhof kwam, waar hij haar vanaf zijn troon zou kunnen zien, kan ze het gevoel gehad hebben dat ze haar dood tegemoet liep (Esther 4:11; 5:1).
Waarom nam ze dat risico? En wat kunnen we leren van het geloof van deze bijzondere vrouw? Laten we eerst eens zien hoe het kwam dat een gewoon meisje zoals Esther koningin van Perzië werd.
„Schoon van uiterlijk”
Esther was een wees. We weten heel weinig van haar ouders, die haar de naam Hadassa hadden gegeven. Dat is een Hebreeuws woord voor mirte, een mooie struik met witte bloemen. Toen Esthers ouders stierven, trok een van haar familieleden, de vriendelijke Mordechai, zich haar lot aan. Hij was haar neef, maar hij was veel ouder. Hij nam haar in huis en behandelde haar als zijn eigen dochter (Esther 2:5-7, 15).
Mordechai en Esther woonden als Joodse ballingen in de Perzische hoofdstad, waar er waarschijnlijk op ze werd neergekeken vanwege hun godsdienst en de Wet waar ze zich aan probeerden te houden. Esther raakte ongetwijfeld steeds meer aan haar neef gehecht. Hij onderwees haar over Jehovah, de barmhartige God die Zijn volk al heel vaak had gered, en die dat weer zou doen (Leviticus 26:44, 45). Er groeide duidelijk een hechte band tussen Esther en Mordechai.
Mordechai werkte blijkbaar als beambte in de burcht Susan, want hij zat regelmatig samen met andere dienaren van de koning in de poort (Esther 2:19, 21; 3:3). Hoe Esther als jong meisje haar tijd doorbracht weten we niet, maar we kunnen gerust zeggen dat ze goed voor haar oudere neef zorgde en zijn huis schoonhield, dat waarschijnlijk in de armere wijken aan de overkant van de rivier lag. Misschien ging ze graag naar de markt in Susan, waar goud- en zilversmeden en andere handelaren hun koopwaar uitstalden. Esther had er geen idee van dat die luxe later iets heel gewoons voor haar zou worden; ze wist nog niet wat de toekomst zou brengen.
Een koningin wordt afgezet
Op een dag gonsde het in Susan van de geruchten over problemen aan het hof. Ahasveros gaf een groot feest voor zijn edelen met uitgebreide maaltijden en veel wijn. Hij wilde zijn mooie koningin, Vasthi, laten komen, die een eigen feest had met de vrouwen. Maar ze weigerde. Boos en vernederd vroeg de koning zijn adviseurs hoe Vasthi gestraft moest worden. Het gevolg was dat ze werd afgezet als koningin. De dienaren van de koning gingen in het hele land mooie jonge vrouwen zoeken; uit hen zou de koning een nieuwe koningin kiezen (Esther 1:1–2:4).
We kunnen ons voorstellen hoe Mordechai af en toe vol genegenheid naar Esther keek en met een mengeling van trots en bezorgdheid zag dat zijn kleine nichtje een bijzonder mooie vrouw was geworden. „De jonge vrouw was fraai van gestalte en schoon van uiterlijk”, lezen we in Esther 2:7. Schoonheid is iets prachtigs, maar het moet samengaan met wijsheid en nederigheid. Anders kan het tot arrogantie, trots en andere vervelende trekjes leiden (Spreuken 11:22). Hebt u zoiets weleens zien gebeuren? Hoe zou dat met Esther gaan? Zou haar schoonheid een hulp of juist een handicap zijn? De tijd zou het leren.
De dienaren van de koning zagen ook hoe mooi Esther was. Ze haalden haar bij Mordechai weg en namen haar mee naar het grote paleis aan de overkant van de rivier (Esther 2:8). Het moet een moeilijk afscheid zijn geweest, want Mordechai was als een vader voor haar. Hij had vast niet gewild dat zijn pleegdochter met een ongelovige zou trouwen, ook al was dat een koning, maar hij was machteloos. Wat zal Esther goed geluisterd hebben naar de laatste adviezen die Mordechai nog gaf! Onderweg naar de burcht Susan zat ze vol vragen. Wat voor leven ging ze tegemoet?
Ze wordt geliefd bij iedereen die haar ziet
Esther kwam in een wereld terecht die compleet nieuw en vreemd voor haar was. Ze was een van de vele jonge vrouwen die uit alle hoeken van het Perzische Rijk waren gehaald. Ze hadden waarschijnlijk allemaal hun eigen gewoonten, taal en opvattingen. Onder toezicht van de beambte Hegai zouden ze een jaar lang een uitgebreide schoonheidsbehandeling krijgen van massages met geurige oliën (Esther 2:8, 12). Zo’n omgeving en leefstijl kon bij die jonge vrouwen makkelijk tot een obsessie met hun uiterlijk leiden, en tot arrogantie en wedijver. Werd Esther er ook door beïnvloed?
Niemand kan zich meer zorgen om Esther hebben gemaakt dan Mordechai. We lezen dat hij elke dag zo dicht mogelijk bij het vrouwenhuis kwam om te weten hoe het met Esther ging (Esther 2:11). Terwijl hij af en toe iets over haar hoorde, misschien via behulpzame bedienden aan het hof, moet hij enorm trots op haar geweest zijn. Waarom?
Esther maakte zo veel indruk op Hegai dat hij haar extra vriendelijk behandelde. Hij gaf haar zeven dienstmeisjes en de beste plaats in het vrouwenhuis. Het verslag zegt zelfs: „Al die tijd verwierf Esther voortdurend gunst in de ogen van iedereen die haar zag” (Esther 2:9, 15). Zou alleen haar schoonheid zo’n diepe indruk op iedereen hebben gemaakt? Nee, Esther had meer.
We lezen bijvoorbeeld: „Esther had niets over haar volk of over haar bloedverwanten verteld, want Mordechai zelf had haar het gebod opgelegd dit niet te vertellen” (Esther 2:10). Mordechai had dus gezegd dat ze niet over haar Joodse achtergrond moest praten; hij wist ongetwijfeld dat er aan het Perzische hof veel vooroordeel tegen zijn volk bestond. Wat vond hij het fijn te horen dat Esther, ook nu ze niet meer bij hem woonde, nog net zo verstandig en gehoorzaam was!
Zo kunnen ook jongeren in deze tijd hun ouders of verzorgers blij maken. Als hun ouders niet in de buurt zijn, en zelfs als ze mensen om zich heen hebben die oppervlakkig, immoreel of kwaadaardig zijn, kunnen ze slechte invloeden weerstaan en vasthouden aan de normen waarvan ze weten dat die goed zijn. Als ze dat doen, verheugen ze net als Esther het hart van hun hemelse Vader (Spreuken 27:11).
Toen Esther aan de beurt was om bij de koning te komen, mocht ze alles uitkiezen wat ze nodig dacht te hebben, misschien om zich nog mooier te maken. Maar bescheiden vroeg ze niets meer dan wat Hegai opnoemde (Esther 2:15). Ze besefte blijkbaar dat ze met schoonheid alleen niet het hart van de koning zou winnen; met een bescheiden en nederige instelling zou ze aan dat hof meer indruk maken. Had ze gelijk?
Het verslag zegt: „De koning kreeg Esther meer lief dan alle andere vrouwen, zodat zij meer gunst en liefderijke goedheid voor zijn aangezicht verwierf dan alle andere maagden. En hij zette haar voorts de koninklijke hoofdtooi op het hoofd en maakte haar koningin in de plaats van Vasthi” (Esther 2:17). Het moet voor dit eenvoudige Joodse meisje moeilijk zijn geweest om zich aan te passen aan deze verandering: ze was de nieuwe koningin, de vrouw van de machtigste monarch op aarde! Steeg haar nieuwe positie haar naar het hoofd?
Absoluut niet! Esther bleef gehoorzaam aan haar pleegvader, Mordechai. Ze hield haar banden met het Joodse volk geheim. En toen Mordechai een complot ontdekte om Ahasveros te vermoorden, gaf Esther dat gehoorzaam aan de koning door, en de aanslag werd verijdeld (Esther 2:20-23). Ze toonde nog steeds geloof in haar God door een nederige en gehoorzame instelling. Gehoorzaamheid wordt tegenwoordig zelden als een goede eigenschap gezien; ongehoorzaamheid en opstandigheid zijn normaal. Maar mensen met echt geloof vinden gehoorzaamheid belangrijk, net als Esther dat vond.
Esthers geloof wordt op de proef gesteld
Er was een man die steeds belangrijker werd aan het hof van Ahasveros. Hij heette Haman. De koning stelde hem als eerste minister aan, zodat hij zijn belangrijkste adviseur en de tweede in het rijk werd. De koning bepaalde zelfs dat iedereen die Haman tegenkwam, voor hem moest buigen (Esther 3:1-4). Dat stelde Mordechai voor een probleem. Hij was bereid de koning te gehoorzamen, maar niet als hij daarmee tegen Gods wil inging. Haman was namelijk een Agagiet. Dat betekende kennelijk dat hij afstamde van Agag, de Amalekitische koning die door Gods profeet Samuël was terechtgesteld (1 Samuël 15:33). De Amalekieten waren zo slecht dat ze zich tot vijanden van Jehovah en van Israël hadden gemaakt. Als volk waren de Amalekieten door God veroordeeld (Deuteronomium 25:19).b Hoe kon een trouwe Jood voor een koninklijke Amalekiet buigen? Dat kon Mordechai niet. En hij hield voet bij stuk. Ook nu nog hebben mannen en vrouwen hun leven geriskeerd om zich te houden aan het principe: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen” (Handelingen 5:29).
Haman was woedend. Maar hij vond het niet genoeg een manier te verzinnen om alleen Mordechai te doden. Hij wilde heel Mordechai’s volk uitroeien! Hij sprak met de koning en schilderde een negatief beeld van de Joden. Zonder ze bij naam te noemen, suggereerde hij dat ze een onbelangrijk volk waren, „verstrooid en afgezonderd onder de volken”. Erger nog, hij zei dat ze zich niet aan de wetten van de koning hielden en dus gevaarlijke opstandelingen waren. Hij deed het voorstel een enorm geldbedrag aan de schatkamer van de koning te schenken om alle Joden in het rijk af te slachten.c Ahasveros gaf Haman zijn eigen zegelring om elk bevel dat hij maar in gedachten had te bekrachtigen (Esther 3:5-10).
Al gauw haastten zich boodschappers te paard naar elke uithoek van het enorme rijk om het doodvonnis aan het Joodse volk over te brengen. Stel u eens voor hoe die boodschap aankwam in het verre Jeruzalem, waar een groep Joden die uit ballingschap in Babylon waren teruggekeerd met veel moeite een stad aan het herbouwen waren die nog geen verdedigingsmuur had. Misschien dacht Mordechai aan hen toen hij het vreselijke nieuws hoorde, en ook aan zijn vrienden en familieleden in Susan. Radeloos scheurde hij zijn kleren en liep hij in zak en as huilend door de stad. Maar Haman zat met de koning te drinken, niet onder de indruk van het verdriet dat hij had veroorzaakt onder de vele Joden en hun vrienden in Susan (Esther 3:12–4:1).
Mordechai wist dat hij iets moest doen. Maar wat? Esther hoorde dat hij zo’n verdriet had en stuurde hem kleren, maar hij weigerde zich te laten troosten. Misschien had hij zich al die tijd al afgevraagd waarom zijn God, Jehovah, had toegelaten dat zijn geliefde Esther bij hem werd weggehaald om met een heidense heerser te trouwen. Nu leek het antwoord duidelijk te worden. Mordechai stuurde Esther een boodschap waarin hij haar smeekte bij de koning te bemiddelen en „voor haar eigen volk” op te komen (Esther 4:4-8).
De schrik moet Esther om het hart geslagen hebben toen ze die boodschap hoorde. Dit was een enorme beproeving op haar geloof. Ze was bang, zoals ze eerlijk tegen Mordechai zei. Ze herinnerde hem aan de wet van de koning. Ongevraagd voor hem verschijnen betekende de doodstraf. Alleen als hij zijn gouden scepter uitstak zou de overtreder gespaard blijven. En had Esther enige reden om dat te verwachten, vooral met het oog op wat er met Vasthi was gebeurd toen ze weigerde voor de koning te verschijnen? Ze vertelde Mordechai dat de koning haar al dertig dagen niet had geroepen! Dat gaf haar genoeg reden om zich af te vragen of ze bij de grillige koning uit de gunst was geraakt (Esther 4:9-11).d
Mordechai gaf een resoluut antwoord om Esthers geloof te versterken. Hij verzekerde haar ervan dat als zij niets deed, de bevrijding van de Joden wel uit een andere hoek zou komen. Maar hoe kon ze verwachten gespaard te blijven als de vervolging heviger werd? Hier liet Mordechai zijn sterke geloof in Jehovah zien, die nooit zou toelaten dat Zijn volk uitgeroeid werd en Zijn beloften onvervuld bleven (Jozua 23:14). Daarna vroeg hij aan Esther: „Wie weet, of gij niet juist voor een tijd als deze tot de koninklijke waardigheid gekomen zijt?” (Esther 4:12-14) Mordechai vertrouwde volledig op zijn God, Jehovah. Doen wij dat ook? — Spreuken 3:5, 6.
Geloof dat sterker is dan angst voor de dood
Voor Esther was het beslissende moment aangebroken. Ze vroeg Mordechai om haar volksgenoten opdracht te geven net als zij drie dagen te vasten. Ze besloot haar boodschap met woorden van geloof en moed die in al hun eenvoud al eeuwenlang naklinken: „Ingeval ik moet omkomen, moet ik omkomen” (Esther 4:15-17). Ze zal die drie dagen meer hebben gebeden dan ooit. Uiteindelijk was het zover. Ze trok haar mooiste koninklijke kleren aan en deed alles wat ze kon om bij de koning in de smaak te vallen. Toen ging ze.
Zoals aan het begin van dit artikel werd gezegd, liep Esther naar het hof van de koning. We kunnen alleen maar raden naar de bezorgde gedachten en vurige gebeden die haar geest en hart vulden. Ze kwam het voorhof in, waar ze Ahasveros op zijn troon kon zien zitten. Misschien probeerde ze te kijken wat er af te lezen was van zijn gezicht, dat omlijst was door de goedverzorgde symmetrische krullen van zijn kapsel en zijn hoekige baard. Als ze heeft moeten wachten, moet het een eeuwigheid geleken hebben. Maar toen zag haar man haar. Hij was natuurlijk verbaasd, maar al gauw werd zijn blik milder. Hij stak zijn gouden scepter uit! — Esther 5:1, 2.
Esther kreeg audiëntie: de koning wilde naar haar luisteren. Ze had haar standpunt ingenomen voor haar God en haar volk, waardoor ze al Gods aanbidders door de eeuwen heen een prachtig voorbeeld van geloof gaf. Maar dat was nog maar het begin. Hoe kon ze de koning ervan overtuigen dat zijn favoriete adviseur, Haman, een gemene samenzweerder was? Hoe kon ze haar volk redden? Die vragen worden in een volgend artikel besproken.
[Voetnoten]
a Algemeen wordt aangenomen dat Ahasveros koning Xerxes I is, die in het begin van de vijfde eeuw v.Chr. over het Perzische Rijk regeerde.
b Haman was misschien een van de allerlaatste Amalekieten, want „het overblijfsel” van hen werd in de tijd van koning Hizkia al gedood (1 Kronieken 4:43).
c Haman bood 10.000 talenten zilver aan, wat nu honderden miljoenen waard zou zijn. Als Ahasveros inderdaad Xerxes I was, kan het geld Hamans voorstel aantrekkelijker hebben gemaakt. Xerxes had een enorm bedrag nodig omdat hij allang van plan was een oorlog tegen Griekenland te beginnen. Die oorlog zou uiteindelijk rampzalig zijn.
d Xerxes I stond erom bekend dat hij wispelturig en opvliegend was. De Griekse geschiedschrijver Herodotus noemde daar een paar voorbeelden van uit de tijd van Xerxes’ oorlog tegen Griekenland. De koning gaf bevel een pontonbrug van schepen over de Hellespont (een zeestraat) te bouwen. Toen de brug door een storm werd vernield, beval Xerxes dat de ontwerpers onthoofd moesten worden, en hij liet zijn mannen zelfs de Hellespont ’straffen’ door het water zweepslagen te geven terwijl er een beledigende tekst werd voorgelezen. Tijdens diezelfde veldtocht smeekte een rijke man of zijn zoon vrijgesteld mocht worden van de strijd. Xerxes liet de zoon doormidden snijden en stelde het lichaam tentoon als een waarschuwing.
[Illustratie op blz. 19]
Mordechai kon trots zijn op zijn pleegdochter
[Illustratie op blz. 20]
Esther wist dat nederigheid en wijsheid veel belangrijker zijn dan uiterlijke schoonheid
[Illustratie op blz. 22, 23]
Esther riskeerde haar leven om Gods volk te beschermen