THEMA
Het Medo-Perzische Rijk
DE MEDEN en de Perzen worden herhaaldelijk in de Schrift genoemd omdat zij een beleid van religieuze verdraagzaamheid volgden dat tot de vervulling van bijbelse profetieën bijdroeg.
Jehovah had toegelaten dat de joden in gevangenschap werden gevoerd door Babylon, een natie die haar gevangenen niet vrijliet. Toch had God ook de terugkeer van de joden naar hun vaderland voorzegd (Jer 27:22; 30:3). Medo-Perzië, gesymboliseerd door een beer (Da 7:5), diende in dit opzicht Jehovah’s voornemen.
Kort na Babylons val vaardigde koning Cyrus van Perzië een decreet uit dat de joden toestond naar hun land terug te keren en Jehovah’s tempel te herbouwen (Ezr 1:2-4). Darius I erkende dit decreet later (Ezr 6:1-11). Toen koning Ahasveros (kennelijk Xerxes I) juist was ingelicht, ondertekende hij een decreet waardoor een komplot tot uitroeiing van de joden werd verijdeld (Es 7:3–8:14). In 455 v.G.T. gaf Artaxerxes Longimanus Nehemia toestemming om de muren van Jeruzalem te herbouwen, waarmee het profetische aftellen voor het verschijnen van de Messias begon. — Ne 2:3-8; Da 9:25.