Op het pad van toenemend licht wandelen
„Het pad van de rechtvaardigen is als het glanzende licht, dat steeds helderder wordt tot de dag stevig bevestigd is.” — SPREUKEN 4:18.
1, 2. Wat heeft Gods volk ervaren door toegenomen geestelijk licht van Jehovah?
WIE kan het effect van de opkomende zon op het nachtelijk donker beter beschrijven dan de Bron van het licht, Jehovah God? (Psalm 36:9) ’Als het morgenlicht de einden van de aarde grijpt,’ zegt God, ’verandert de aarde zich als leem onder een zegel, en de dingen nemen hun plaats in als in kleding’ (Job 38:12-14). In het toenemende licht van de zon worden de contouren van de aarde steeds duidelijker, net zoals zacht leem een verandering ondergaat als het embleem van een zegel erin gedrukt wordt.
2 Jehovah is ook de Bron van geestelijk licht (Psalm 43:3). Terwijl de wereld in dikke duisternis gehuld blijft, laat de ware God voortdurend licht op zijn volk schijnen. Met welk resultaat? De bijbel antwoordt: „Het pad van de rechtvaardigen is als het glanzende licht, dat steeds helderder wordt tot de dag stevig bevestigd is” (Spreuken 4:18). Het toenemende licht van Jehovah blijft het pad van zijn volk verlichten en leidt op organisatorisch, leerstellig en moreel gebied tot verbeteringen.
Meer licht leidt tot organisatorische verbeteringen
3. Wat wordt er in Jesaja 60:17 beloofd?
3 Bij monde van de profeet Jesaja voorzei Jehovah: „In plaats van het koper zal ik goud brengen, en in plaats van het ijzer zal ik zilver brengen, en in plaats van het hout, koper, en in plaats van de stenen, ijzer” (Jesaja 60:17). Net zoals de vervanging van inferieur materiaal door superieur materiaal op verbetering duidt, hebben Jehovah’s Getuigen door het hele „besluit van het samenstel van dingen” of „de laatste dagen” heen hun organisatorische regelingen zien verbeteren. — Mattheüs 24:3; 2 Timotheüs 3:1.
4. Welke regeling ging in 1919 in, en hoe nuttig is ze gebleken?
4 In het begin van de laatste dagen kozen de gemeenten van Bijbelonderzoekers, zoals Jehovah’s Getuigen toen bekendstonden, hun ouderlingen en diakenen democratisch. Maar niet alle ouderlingen hadden de ware evangelisatiegeest. Sommige voelden er niet alleen zelf niets voor om aan de prediking deel te nemen, maar ze ontmoedigden ook anderen. Daarom werd in 1919 in elke gemeente een nieuw ambt ingevoerd, dat van dienstleider. De dienstleider werd niet door de gemeente gekozen maar werd theocratisch in zijn ambt aangesteld door het bijkantoor van Gods volk. Tot de verantwoordelijkheden van de dienstleider behoorden het organiseren van de prediking, het toewijzen van gebieden en het aanmoedigen tot deelname aan de velddienst. In de daaropvolgende jaren nam de Koninkrijksprediking een enorme vlucht.
5. Welke verbetering werd in de jaren twintig doorgevoerd?
5 Iedereen in de gemeente werd verder tot actie geprikkeld door de krachtige aanmoediging „Verkondigt, verkondigt, verkondigt de Koning en zijn koninkrijk”, die in 1922 werd gegeven op het congres van de Bijbelonderzoekers in Cedar Point (Ohio, VS). In 1927 was velddienst een georganiseerde zaak geworden en de zondag werd als de meest geschikte dag voor deelname aan de van-huis-tot-huisprediking beschouwd. Waarom die dag? Omdat de meeste mensen op zondag vrij waren van hun werk. Jehovah’s Getuigen geven nu van dezelfde instelling blijk doordat ze mensen proberen te bezoeken als de kans het grootst is dat ze thuis zijn, in de weekends en ’s avonds bijvoorbeeld.
6. Welke resolutie werd in 1931 aangenomen, en welke uitwerking had dat op de Koninkrijksverkondiging?
6 Een grote impuls voor de Koninkrijksverkondiging kwam op zondagmiddag, 26 juli 1931, toen eerst op een congres in Columbus (Ohio, VS) en daarna over de hele wereld een resolutie werd aangenomen. In die resolutie werd onder meer verklaard: ’Wij zijn knechten van Jehovah God die de opdracht hebben gekregen in zijn naam een werk te doen en, in gehoorzaamheid aan zijn gebod, het getuigenis van Jezus Christus te geven en aan de mensen bekend te maken dat Jehovah de ware en almachtige God is; daarom nemen wij met vreugde de naam aan die de mond van de Heer God genoemd heeft, en wij willen bekendstaan als en genoemd worden bij de naam Jehovah’s getuigen’ (Jesaja 43:10). Wat kenschetste die nieuwe naam duidelijk de voornaamste bezigheid van alle dragers van die naam! Jehovah had inderdaad werk waaraan al zijn dienstknechten een aandeel konden hebben. De reactie was over het algemeen bijzonder enthousiast!
7. Welke verandering werd in 1932 ingevoerd, en waarom?
7 Veel ouderlingen wijdden zich nederig aan de prediking. Hier en daar verzetten gekozen ouderlingen zich echter krachtig tegen de gedachte dat iedereen in de gemeente deel moest nemen aan de openbare bediening. Maar er waren verdere verbeteringen op komst. In 1932 kregen de gemeenten via De Wachttoren instructies om geen ouderlingen en diakenen meer te kiezen. In plaats daarvan moesten ze een dienstcomité kiezen dat bestond uit geestelijk gezinde mannen die een aandeel aan het predikingswerk hadden. Zo werd het opzicht toevertrouwd aan degenen die actief deelnamen aan de bediening, en het werk floreerde.
Toegenomen licht leidt tot verdere verbeteringen
8. Welke verbetering werd in 1938 doorgevoerd?
8 Het licht werd „steeds helderder”. In 1938 werd het houden van verkiezingen helemaal afgeschaft. Alle dienaren in de gemeente moesten theocratisch aangesteld worden onder supervisie van „de getrouwe en beleidvolle slaaf” (Mattheüs 24:45-47). De verandering werd vlot geaccepteerd door bijna alle gemeenten van Jehovah’s Getuigen, en het getuigeniswerk bleef vrucht dragen.
9. Welke regeling werd in 1972 ingevoerd, en waarom was dat een verbetering?
9 Op 1 oktober 1972 werd er nog een wijziging in het opzicht over de gemeenten van kracht. Wereldwijd werd de regeling ingevoerd dat een lichaam van ouderlingen het opzicht zou uitoefenen in de gemeenten van Jehovah’s Getuigen, in plaats van slechts één gemeentedienaar of opziener. Die nieuwe regeling is voor rijpe mannen een geweldige aanmoediging geweest om zich te bekwamen zodat ze de leiding in de gemeente konden nemen (1 Timotheüs 3:1-7). Als resultaat daarvan hebben meer broeders ervaring opgedaan in de behartiging van gemeentelijke verantwoordelijkheden. Ze zijn enorm waardevol gebleken bij het weiden van de vele nieuwelingen die de bijbelse waarheid hebben aanvaard.
10. Welke regeling werd in 1976 doorgevoerd?
10 De leden van het Besturende Lichaam werden georganiseerd in zes comités en met ingang van 1 januari 1976 kwamen alle activiteiten van de organisatie en van de gemeenten overal op aarde onder supervisie van deze comités te staan. Wat een zegen is het gebleken dat alle aspecten van het Koninkrijkswerk nu werden geleid door een „veelheid van raadgevers”! — Spreuken 15:22; 24:6.
11. Welke verbetering werd in 1992 aangebracht, en waarom?
11 In 1992 werd nog een andere verbetering aangebracht, vergelijkbaar met wat er gebeurde nadat de Israëlieten en anderen uit de Babylonische ballingschap waren teruggekeerd. Er waren destijds niet voldoende levieten om de tempeldienst te behartigen. Daarom kregen niet-Israëlitische Nethinim meer te doen als helpers van de levieten. In dezelfde zin kregen in 1992 sommigen van de „andere schapen” extra dienstverantwoordelijkheden om de getrouwe en beleidvolle slaafklasse te helpen bij de zorg voor haar toenemende aardse belangen. Ze werden aangesteld als helpers van de comités van het Besturende Lichaam. — Johannes 10:16.
12. Hoe heeft Jehovah ’vrede tot onze opzieners aangesteld’?
12 Wat is het resultaat van dit alles geweest? „Ik wil vrede tot uw opzieners aanstellen en rechtvaardigheid tot uw taaktoewijzers”, zegt Jehovah (Jesaja 60:17). Er heerst „vrede” onder Jehovah’s hedendaagse dienstknechten, en liefde voor „rechtvaardigheid” is hun ’taaktoewijzer’, de kracht die hen ertoe aanzet God te dienen. Ze zijn goed georganiseerd om zich van de Koninkrijksprediking en het maken van discipelen te kwijten. — Mattheüs 24:14; 28:19, 20.
Meer licht op leerstellig gebied
13. Hoe heeft Jehovah in de jaren twintig licht geworpen op de leer van zijn volk?
13 Ook op leerstellig gebied verlicht Jehovah het pad van zijn volk progressief. Openbaring 12:1-9 is daar een voorbeeld van. Het verslag noemt drie symbolische figuren: „een vrouw” die zwanger is en een kind baart, een „draak” en „een zoon, een mannelijk kind”. Weet je wie die figuren afbeelden? Ze werden geïdentificeerd in een artikel getiteld „De geboorte van de natie”, dat in The Watch Tower van 1 maart 1925 verscheen. Door dat artikel kreeg Gods volk een beter begrip van de profetieën over de geboorte van het Koninkrijk, inzicht dat duidelijk maakte dat er twee onderscheiden organisaties bestaan: die van Jehovah en die van Satan. In 1927/1928 zag Gods volk in dat het vieren van Kerstmis en verjaardagen onschriftuurlijk is, en er werd met die vieringen gestopt.
14. Welke leerstellige waarheden werden in de jaren dertig duidelijk?
14 In de jaren dertig werd er licht geworpen op drie andere leerstellige waarheden. De Bijbelonderzoekers wisten al jaren dat de „grote schare” waarover in Openbaring 7:9-17 wordt gesproken, niet identiek is met de 144.000, die als koningen en priesters met Christus zouden regeren (Openbaring 5:9, 10; 14:1-5). Maar de identiteit van de grote schare bleef onduidelijk. Net zoals objecten die eerst vaag waren, in het toenemende ochtendlicht vorm en kleur krijgen, werd in 1935 de grote schare geïdentificeerd als degenen die „de grote verdrukking” overleven, met het vooruitzicht eeuwig op aarde te leven. Later dat jaar volgde er een verduidelijking die van invloed was op de schoolgaande kinderen van Jehovah’s Getuigen in een aantal landen. Terwijl overal ter wereld het vuur van het patriottisme fel oplaaide, beseften de Getuigen dat het groeten van de vlag veel meer is dan louter een formaliteit. Het jaar daarop werd een andere schriftuurlijke waarheid uitgelegd, namelijk dat Christus aan een paal, niet aan een kruis, gestorven is. — Handelingen 10:39.
15. Wanneer en hoe werd er gewezen op de heiligheid van bloed?
15 Vlak na de Tweede Wereldoorlog, waarin het standaardprocedure was geworden om gewonde soldaten bloedtransfusies toe te dienen, kwam er meer licht op de heiligheid van bloed. The Watchtower van 1 juli 1945 bevatte een aanmoediging voor „alle aanbidders van Jehovah die eeuwig leven in zijn nieuwe wereld van rechtvaardigheid wensen te ontvangen, de heiligheid van het bloed te respecteren en zich naar Gods rechtvaardige vereisten in deze van levensbelang zijnde aangelegenheid te schikken”.
16. Wanneer werd de Engelse Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift vrijgegeven, en wat zijn twee opvallende kenmerken ervan?
16 In 1946 werd de noodzaak ingezien van een nieuwe bijbelvertaling waarvoor gebruik gemaakt zou worden van de nieuwste wetenschappelijke ontwikkelingen en die niet gekleurd zou zijn door op de overleveringen van de christenheid gebaseerde dogma’s. Het werk aan die vertaling begon in december 1947. In 1950 werd de Nieuwe-Wereldvertaling van de Christelijke Griekse Geschriften in het Engels vrijgegeven. De Hebreeuwse Geschriften in het Engels verschenen in vijf delen, die vanaf 1953 een voor een werden vrijgegeven. Het laatste deel verscheen in 1960, iets meer dan twaalf jaar nadat met het vertaalproject was begonnen. De complete Engelse Nieuwe-Wereldvertaling van de Heilige Schrift in één band verscheen in 1961. Deze vertaling, die nu in veel talen verkrijgbaar is, heeft enkele opvallende kenmerken. De naam van God, Jehovah, is in ere hersteld. Bovendien heeft de letterlijke weergave van de oorspronkelijke geschriften de basis gelegd voor een steeds toenemend begrip van de goddelijke waarheid.
17. Welk toegenomen licht kwam er in 1962?
17 Een duidelijker begrip van „de superieure autoriteiten” uit Romeinen 13:1 en van de mate waarin een christen zich aan hen moet onderwerpen, volgde in 1962. Een diepgaande studie van hoofdstuk 13 van Romeinen en schriftplaatsen als Titus 3:1, 2 en 1 Petrus 2:13, 17 maakte duidelijk dat de uitdrukking „superieure autoriteiten” niet slaat op Jehovah God en Jezus Christus maar op menselijke regeringsautoriteiten.
18. Wat zijn enkele waarheden die in de jaren tachtig werden verduidelijkt?
18 In de daaropvolgende jaren werd het pad van de rechtvaardigen voortdurend helderder. In 1985 werd er licht geworpen op wat er wordt bedoeld met een rechtvaardigverklaring „ten leven” en met een rechtvaardigverklaring als vriend van God (Romeinen 5:18; Jakobus 2:23). De betekenis van het christelijke Jubeljaar werd in 1987 uitvoerig uiteengezet.
19. Hoe heeft Jehovah in recente jaren meer geestelijk licht voor zijn volk verschaft?
19 In 1995 werd het scheiden van „de schapen” van „de bokken” beter begrepen. In 1998 werd een gedetailleerde uitleg gegeven van Ezechiëls tempelvisioen, dat al in vervulling aan het gaan is. In 1999 werd verduidelijkt wanneer en hoe ’het walgelijke ding in een heilige plaats staat’ (Mattheüs 24:15, 16; 25:32). En in 2002 werd verder inzicht verkregen in wat het wil zeggen God „met geest en waarheid” te aanbidden. — Johannes 4:24.
20. Op welk ander terrein heeft Gods volk verbeteringen meegemaakt?
20 Naast de organisatorische en leerstellige verbeteringen zijn er verbeteringen gekomen op het terrein van het christelijke gedrag. Zo werd vanaf 1973 het gebruik van tabak gezien als een „verontreiniging van vlees” en moest het als een ernstige overtreding worden beschouwd (2 Korinthiërs 7:1). Tien jaar later, in De Wachttoren van 15 oktober 1983, werd ons standpunt ten aanzien van het gebruik van vuurwapens verduidelijkt. Dit zijn slechts een paar voorbeelden van het toenemende licht in onze tijd.
Blijf op het pad van toenemend licht wandelen
21. Welke instelling zal ons helpen op het pad van toenemend licht te blijven wandelen?
21 „Het kan moeilijk zijn een verandering te aanvaarden en je ernaar te schikken”, erkent een broeder die al heel wat jaren ouderling is. Wat heeft hem geholpen de vele verbeteringen te aanvaarden waarvan hij de 48 jaar dat hij al een Koninkrijksverkondiger is, getuige is geweest? Hij antwoordt: „Het gaat erom dat je de juiste instelling hebt. Weiger je een verandering te aanvaarden, dan raak je achterop terwijl de organisatie voorwaarts gaat. Als ik merk dat ik er moeite mee heb bepaalde veranderingen te aanvaarden, dan denk ik na over Petrus’ woorden tegen Jezus: ’Heer, tot wie zullen wij heengaan? Gij hebt woorden van eeuwig leven.’ Dan stel ik mezelf de vraag: ’Waar zal ik heengaan — de duisternis van de wereld in?’ Dat helpt me om Gods organisatie trouw te blijven.” — Johannes 6:68.
22. Wat voor profijt hebben we ervan als we in het licht wandelen?
22 De wereld om ons heen verkeert beslist in dikke duisternis. Doordat Jehovah zijn volk blijft verlichten, wordt de kloof tussen zijn aanbidders en de mensen in de wereld steeds breder. Wat doet dat licht voor ons? Als er bij een kuil in een donkere weg een schijnwerper wordt gezet, verdwijnt de kuil niet. Zo neemt ook het licht uit Gods Woord geen valkuilen weg. Maar het goddelijke licht helpt ons wel om ze te vermijden, zodat we op het pad van toenemend licht kunnen blijven wandelen. Laten we dus aandacht blijven schenken aan Jehovah’s profetische woord, als aan „een lamp die schijnt in een duistere plaats”. — 2 Petrus 1:19.
Bij wijze van overzicht
• Welke organisatorische verbeteringen heeft Jehovah zijn volk gebracht?
• Welke leerstellige verbeteringen heeft het toegenomen licht tot stand gebracht?
• Van welke veranderingen ben je persoonlijk getuige geweest, en wat heeft je geholpen ze te aanvaarden?
• Waarom wil je op het pad van toenemend licht blijven wandelen?
[Illustraties op blz. 27]
Op het congres van 1922 in Cedar Point (Ohio) werden de Bijbelonderzoekers krachtig aangemoedigd om Gods werk te doen
[Illustratie op blz. 29]
N. H. Knorr geeft in 1950 de „New World Translation of the Christian Greek Scriptures” vrij
[Illustratieverantwoording op blz. 26]
© 2003 BiblePlaces.com