MOED
De eigenschap sterk, stoutmoedig, onverschrokken en dapper te zijn. Moed is het tegenovergestelde van bevreesdheid, beschroomdheid en lafhartigheid. — Mr 6:49, 50; 2Ti 1:7.
Het Hebreeuwse werkwoord waardoor de gedachte van moedig zijn het vaakst tot uitdrukking wordt gebracht, is cha·zaqʹ. Het betekent in wezen „sterk zijn” (2Sa 13:28; 2Kr 19:11; Ez 3:14). Vaak wordt cha·zaqʹ samen met ʼa·matsʹ gebruikt, wat ook „sterk zijn” betekent. Beide werkwoorden treft men aan in uitdrukkingen als „weest moedig en sterk” (Joz 10:25) en „weest moedig, en moge uw hart sterk zijn” (Ps 31:24).
De gedachte van verzwakken of afgemat raken, wordt tot uitdrukking gebracht door de Hebreeuwse term ra·fahʹ, die af en toe de betekenis kan hebben van ’de moed verliezen’ (Jer 49:24) of ’zich ontmoedigd betonen’ (Sp 24:10). Wanneer de term met „verslappen” weergegeven wordt, zoals in de zinsnede „mogen uw handen niet verslappen”, betekent dit „de moed verliezen, te zwak worden om te handelen”. — Ze 3:16; Jes 13:7; Ez 7:17.
In het Grieks wordt een moedige of onverschrokken houding tot uitdrukking gebracht door de werkwoorden tharʹre·o (2Kor 5:8) en tharʹse·o (Mt 9:2). Het werkwoord tolʹma·o wordt afwisselend met ’durven’ (Ju 9), ’de moed hebben’ (Mr 12:34), „wagen” (Ro 15:18) en ’stoutmoedig optreden’ (2Kor 11:21) weergegeven, waarbij de nadruk ligt op het tentoonspreiden van moed of onverschrokkenheid bij een onderneming.
Gods dienstknechten hebben altijd moed nodig gehad om de Allerhoogste trouw te blijven. Toen de Israëlieten op het punt stonden de Jordaan over te steken en het Beloofde Land binnen te gaan, zei Mozes dan ook het volgende tot hen: „Weest moedig en sterk”, en diezelfde vermaning herhaalde hij tegenover Jozua, die als zijn opvolger was aangesteld (De 31:6, 7). Later bekrachtigde Jehovah zelf deze woorden van Mozes door tot Jozua te zeggen: „Wees moedig en sterk . . . Wees slechts moedig en zeer sterk” (Joz 1:6, 7, 9). Om de nodige moed te krijgen, moest de natie naar de wet van Jehovah luisteren, zich die eigen maken en ze gehoorzamen (De 31:9-12). En opdat Jozua moedig en sterk zou zijn, moest hij eveneens geregeld in Gods wet lezen en ervoor zorgen die toe te passen. — Joz 1:8.
In de Schrift staan vele uitdrukkelijke geboden om moed te vatten, en daarin wordt ook getoond hoe men dit kan doen (Ps 31:24). De omgang met medegelovigen kan een grote hulp zijn (Han 28:15). In Psalm 27:14 zei David, die zelf een moedig man was: „Wees moedig en laat uw hart sterk zijn.” In de voorafgaande verzen van Psalm 27 onthult hij wat hem hielp moedig te zijn: Zich op Jehovah verlaten als „de veste” van zijn leven (vs. 1), zich te binnen brengen hoe Jehovah in het verleden met zijn tegenstanders had gehandeld (vs. 2, 3), waardering voor Jehovah’s tempel van aanbidding (vs. 4), vertrouwen in Jehovah’s bescherming en in zijn hulp en bevrijding (vs. 5-10), voortdurend onderricht in de beginselen van Gods rechtvaardige weg (vs. 11) en de eigenschappen geloof en hoop (vs. 13, 14).
Een christen heeft moed nodig om niet verontreinigd te worden door de denk- en handelwijze van een wereld die in vijandschap met Jehovah God is en om Hem ondanks de haat van de wereld trouw te blijven. Jezus Christus zei tot zijn discipelen: „In de wereld hebt gij verdrukking, maar schept moed! ik heb de wereld overwonnen” (Jo 16:33). De Zoon van God is nooit voor de invloed van de wereld gezwicht, maar hij heeft over de wereld gezegevierd door in geen enkel opzicht als de wereld te worden. Het voortreffelijke voorbeeld van Jezus Christus als overwinnaar en de afloop van zijn smetteloze levenswandel kunnen een christen de benodigde moed schenken om net als hij afgescheiden van de wereld te blijven en zich er niet door te laten besmetten. — Jo 17:16.